ECLI:NL:RBAMS:2022:4498

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 juli 2022
Publicatiedatum
2 augustus 2022
Zaaknummer
AMS 22/3343
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking bijstandsuitkering wegens onvoldoende medewerking van de verzoeker

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 29 juli 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker, een Amsterdammer, had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van zijn bijstandsuitkering door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. De intrekking vond plaats op basis van een besluit van 14 juni 2022, waarbij de gemeente stelde dat verzoeker niet alle benodigde informatie had verstrekt om zijn recht op bijstand vast te stellen. Verzoeker had op 3 juni 2022 een gesprek gehad met de gemeente, maar weigerde een aansluitend huisbezoek, wat de gemeente als onvoldoende medewerking beschouwde.

Tijdens de zitting op 21 juli 2022 heeft de voorzieningenrechter de argumenten van beide partijen gehoord. Verzoeker stelde dat hij niet had geschonden aan zijn informatieplicht en dat de gemeente niet voldoende had aangetoond dat hij niet in aanmerking kwam voor bijstand. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat er een redelijke grond bestond voor het afleggen van een huisbezoek, gezien de twijfels over de woonsituatie van verzoeker. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker onvoldoende had meegewerkt aan het onderzoek, wat leidde tot de afwijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening. De uitspraak benadrukt de verplichting van de verzoeker om medewerking te verlenen aan het onderzoek van de gemeente en de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichting.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat de intrekking van de bijstandsuitkering naar verwachting in stand zal blijven. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/3343

uitspraak van de voorzieningenrechter van 29 juli 2022 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. B.B.A. Willering),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder
(gemachtigde: mr. N. Condulimazi)

Procesverloop

Met het besluit van 14 juni 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bijstandsuitkering die verzoeker ontvangt op grond van de Participatiewet (Pw) met ingang van 3 juni 2022 ingetrokken.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 juli 2022. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en mr. J. ten Hoope.

Overwegingen

Aanleiding van deze procedure
1. Verzoeker ontvangt met ingang van 9 maart 2022 een bijstandsuitkering naar de norm van een alleenstaande 21+.
2. Vanwege een onderzoek naar de rechtmatigheid van de uitkering die verzoeker ontvangt, heeft verweerder verzoeker uitgenodigd voor een gesprek op kantoor bij verweerder op 31 mei 2022. Omdat verzoeker zonder afmelding niet is verschenen op dit gesprek heeft verweerder de uitkering die verzoeker ontvangt opgeschort en verzoeker nogmaals uitgenodigd voor een gesprek op kantoor bij verweerder op 3 juni 2022. Verzoeker is op dit gesprek verschenen. In de loop van dat gesprek heeft verweerder gezegd dat hij aansluitend een huisbezoek wil afleggen bij verzoeker. Dat huisbezoek heeft niet plaatsgevonden. De bevindingen van dit onderzoek zijn neergelegd in het Rapport van bevindingen alleenstaande, Woonsituatie, met afsluitdatum 13 juni 2022.
Het bestreden besluit
3. Met het bestreden besluit heeft verweerder de bijstandsuitkering van verzoeker met ingang van de dag van het gesprek, 3 juni 2022, ingetrokken. Volgens verweerder heeft hij niet kunnen vaststellen of verzoeker recht heeft op bijstand, omdat verzoeker niet alle informatie daarvoor aan verweerder heeft gegeven. Verweerder stelt zich op het standpunt dat verzoeker niet alle medewerking heeft verleend die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van de Pw, omdat verzoeker een huisbezoek weigerde toe te staan.
Gronden verzoeker
4. Verzoeker voert aan dat hij de informatie- of medewerkingsplicht niet heeft geschonden. Hij is op 3 juni 2022 bij de gemeente Amsterdam op kantoor geweest. Hij kon direct aansluitend op het gesprek niet afspreken voor een huisbezoek vanwege een andere afspraak. Verzoeker was op een ander tijdstip die dag wel bereid om een huisbezoek te laten plaatsvinden. Daarnaast is het voor verweerder – ondanks dat er geen huisbezoek heeft plaatsgevonden – wel vast te stellen of verzoeker in aanmerking moet komen voor een bijstandsuitkering, aldus verzoeker.
Beoordeling voorzieningenrechter
5. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
6. Het besluit tot intrekking van bijstand is een voor de betrokkene belastend besluit, waarbij het aan het bijstandverlenend orgaan is om de nodige kennis over de relevante feiten te vergaren. Dat betekent dat de last om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor intrekking is voldaan in beginsel op verweerder rust.
7. Hoewel verweerder de nodige kennis over de relevante feiten moet vergaren, heeft de belanghebbende hierbij wel een wettelijke inlichtingen- en medewerkingsverplichting. Indien de belanghebbende de wettelijke inlichtingen- of medewerkingsverplichting niet of in onvoldoende mate nakomt en als gevolg daarvan niet kan worden vastgesteld of de belanghebbende verkeert in bijstandbehoevende omstandigheden als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de Pw, kan verweerder de bijstand weigeren, beëindigen of intrekken.
8. Volgens vaste rechtspraak kunnen aan het niet meewerken aan een huisbezoek pas gevolgen worden verbonden – in de vorm van het weigeren, beëindigen of intrekken van de bijstand – als voor dat huisbezoek een redelijke grond bestaat. Van een redelijke grond voor een huisbezoek is sprake als voorafgaand aan – dat wil zeggen: vóór of uiterlijk bij aanvang van – het huisbezoek duidelijk is dat en op grond van welke concrete objectieve feiten en omstandigheden redelijkerwijs kan worden getwijfeld aan de juistheid of volledigheid van de door betrokkene verstrekte gegevens, voor zover deze van belang zijn voor het vaststellen van het recht op bijstand en het bijstandverlenend orgaan deze gegevens niet op een andere effectieve en voor betrokkene minder belastende wijze kan verifiëren. [1]
9.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat er hier een redelijke grond bestond voor het afleggen van een huisbezoek. Verweerder heeft verzoeker in het gesprek geconfronteerd met enkele feiten. Uit de bankafschriften van verzoeker over de periode van 14 januari 2022 tot en met 13 april 2022 bleek namelijk dat er geen pinbetalingen of geldopnames te zien zijn in de omgeving van het uitkeringsadres van verzoeker. Op de afschriften zijn alleen geldopnames in Osdorp en één aan het Mercatorplein te zien en geen geldopnames in de directe omgeving van het uitkeringsadres. Daarnaast is verzoeker herhaaldelijk niet verschenen op oproepen bij de klantmanager en bij handhaving. Verzoeker reageert niet (tijdig) op schriftelijke oproepen en heeft zelf schriftelijk aangegeven het liefst via whatsapp uitgenodigd te worden, omdat hij zijn post nauwelijks controleert met als reden dat hij veel boetes zou hebben. Verweerder heeft er eerst voor gekozen om aanvullende informatie van verzoeker te verkrijgen door hem eerst uit te nodigen voor een gesprek op kantoor. Maar uit het rapport van bevindingen volgt dat verweerder weinig informatie van verzoeker kreeg in het gesprek. Vervolgens heeft verweerder verzoeker om toestemming verzocht om de woning op het adres waarop hij staat ingeschreven te betreden. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter had verweerder in dit geval een redelijke grond voor het afleggen van een huisbezoek, namelijk om te controleren of verzoeker wel woont op het uitkeringsadres.
9.2.
Verzoeker heeft geen toestemming gegeven voor een huisbezoek meteen na het gesprek. Hij verklaarde dat hij zijn vriendin naar haar werk moest brengen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is dit geen zwaarwegende reden op grond waarvan verweerder had moeten afzien van een huisbezoek aansluitend op het gesprek met verzoeker. Ook het aanbod van verzoeker om op 3 juni 2022 op een later tijdstip het huisbezoek af te leggen hoefde verweerder niet te accepteren. Zoals verweerder in het verweerschrift en op zitting heeft toegelicht, komt er groot gewicht toe aan het belang om onmiddellijk een huisbezoek af te leggen om een opgegeven woonsituatie te verifiëren. De reden daarvan is dat anders de mogelijkheid bestaat dat in die woonsituatie voor het huisbezoek een wijziging wordt aangebracht, waardoor dit controlemiddel veel minder effectief is. Verweerder mocht daarom in dit geval van verzoeker verlangen dat hij medewerking verleent aan een onmiddellijk af te leggen huisbezoek. Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat wat verzoeker heeft aangevoerd, geen goede reden vormt om niet mee te werken aan het huisbezoek dat aansloot op het gesprek op 3 juni 2022.
10. Dit betekent dat in bezwaar de intrekking van het recht op bijstand naar verwachting in stand zal blijven, zodat er geen aanleiding is voor het treffen van een voorlopige voorziening in deze procedure.
Conclusie
11. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
12. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Otten, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van
mr. J.G.J. Geerlings, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 juli 2022.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 20 mei 2008, ECLI:NL:CRVB:BD2358 en van 12 juni 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1829.