ECLI:NL:RBAMS:2022:4498
Rechtbank Amsterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Intrekking bijstandsuitkering wegens onvoldoende medewerking van de verzoeker
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 29 juli 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker, een Amsterdammer, had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van zijn bijstandsuitkering door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. De intrekking vond plaats op basis van een besluit van 14 juni 2022, waarbij de gemeente stelde dat verzoeker niet alle benodigde informatie had verstrekt om zijn recht op bijstand vast te stellen. Verzoeker had op 3 juni 2022 een gesprek gehad met de gemeente, maar weigerde een aansluitend huisbezoek, wat de gemeente als onvoldoende medewerking beschouwde.
Tijdens de zitting op 21 juli 2022 heeft de voorzieningenrechter de argumenten van beide partijen gehoord. Verzoeker stelde dat hij niet had geschonden aan zijn informatieplicht en dat de gemeente niet voldoende had aangetoond dat hij niet in aanmerking kwam voor bijstand. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat er een redelijke grond bestond voor het afleggen van een huisbezoek, gezien de twijfels over de woonsituatie van verzoeker. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker onvoldoende had meegewerkt aan het onderzoek, wat leidde tot de afwijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening. De uitspraak benadrukt de verplichting van de verzoeker om medewerking te verlenen aan het onderzoek van de gemeente en de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichting.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat de intrekking van de bijstandsuitkering naar verwachting in stand zal blijven. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.