ECLI:NL:RBAMS:2022:4350

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 juli 2022
Publicatiedatum
27 juli 2022
Zaaknummer
AMS 21/5910
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake de Basisregistratie Kadaster en de rol van de bewaarder

In deze bestuursrechtelijke procedure heeft eiser, wonende te Amsterdam, beroep ingesteld tegen een besluit van de bewaarder van het kadaster en de openbare registers. De bewaarder had op 28 oktober 2021 het bezwaar van eiser tegen de bijwerking van de Basisregistratie Kadaster ongegrond verklaard. Eiser was niet aanwezig tijdens de zitting op 15 juni 2022, terwijl de bewaarder vertegenwoordigd was door mr. P.A.M. Schamp via een videoverbinding. Eiser verzocht om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht, wat door de rechtbank werd toegewezen, gezien het netto inkomen van eiser lager was dan 95% van de bijstandsnorm voor een alleenstaande.

De rechtbank overwoog dat de bewaarder de Basisregistratie Kadaster had bijgewerkt op basis van een notariële akte die in de openbare registers was ingeschreven. Eiser was niet langer geregistreerd als rechthebbende van bepaalde percelen. Eiser voerde aan dat de bewaarder onderzoek had moeten verrichten naar de juistheid van deze inschrijving. De rechtbank stelde vast dat de rol van de bewaarder lijdelijk is en dat het niet zijn taak is om de juistheid van de inschrijving in de openbare registers te controleren. De rechtbank concludeerde dat de bewaarder terecht geen onderzoek had verricht naar de inhoud van de akte of de wijze van totstandkoming daarvan bij de notaris.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, aangezien de Basisregistratie Kadaster in overeenstemming was gebracht met de gegevens in de openbare registers. Eiser werd erop gewezen dat hij zich tot de burgerlijke rechter kan wenden indien hij de inschrijving van de notariële akte wil aanvechten. De rechtbank wees ook op de mogelijkheid om een voorlopige voorziening te verzoeken bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 27 juli 2022.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/5910

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 juli 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam,

en

de bewaarder van het kadaster en de openbare registers, verweerder

(mr. P.A.M. Schamp).
Partijen worden hierna [eiser] en de bewaarder genoemd.

Procesverloop

Met een besluit van 28 augustus 2020 heeft de bewaarder het resultaat van de bijwerking van de Basisregistratie Kadaster aan [eiser] bekendgemaakt.
Bij besluit van 28 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft de bewaarder het bezwaar van [eiser] ongegrond verklaard.
[eiser] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 juni 2022. Eiser was niet aanwezig. De bewaarder is verschenen in de persoon van mr. P.A.M. Schamp, die aanwezig was via een videoverbinding.

Overwegingen

1. [eiser] heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht. De rechtbank acht dit verzoek voldoende onderbouwd, omdat is gebleken dat het netto inkomen van [eiser] lager is dan 95% van de bijstandsnorm voor een alleenstaande. Het verzoek om vrijstelling van het griffierecht wordt dan ook toegewezen.
2. De bewaarder heeft de Basisregistratie Kadaster bijgewerkt op basis van de inschrijving van een notariële akte in de openbare registers. Als gevolg daarvan staat [eiser] niet meer geregistreerd als rechthebbende van de percelen met kadastrale aanduiding [perceel] , [perceel] en [perceel] . De bewaarder heeft het resultaat van deze bijwerkingen aan [eiser] bekendgemaakt. [eiser] heeft daartegen bezwaar gemaakt. De bewaarder heeft het bezwaar ongegrond verklaard.
3. [eiser] voert in beroep aan dat de bewaarder onderzoek had moeten verrichten naar de juistheid van de inschrijving van de notariële akte in de openbare registers en de bijwerking van de Basisregistratie Kadaster.
4. De rechtbank overweegt dat in deze bestuursrechtelijke procedure niet de inschrijving van de akte in de openbare registers als zodanig ter beoordeling staat. De enige vraag die voorligt, is of de bewaarder (overeenkomstig artikel 39, tweede lid, van de Kadasterregeling 1994) de gegevens van de betreffende percelen in de Basisregistratie Kadaster in overeenstemming heeft gebracht met de gegevens in de openbare registers. De bewaarder heeft daarin slechts een lijdelijke rol, wat betekent dat het niet zijn taak is om de juistheid van de inschrijving in de openbare registers te controleren. [1]
5. Anders dan [eiser] stelt, heeft de bewaarder daarom terecht geen onderzoek verricht naar de juistheid van de inhoud van de akte of de wijze van totstandkoming van daarvan bij de notaris. Nu tussen partijen verder niet in geschil is dat de Basisregistratie Kadaster is bijgewerkt in overeenstemming met de in de openbare registers ingeschreven aktes, zal de rechtbank het beroep ongegrond verklaren.
6. De rechtbank merkt tot slot op dat [eiser] zich kan wenden tot de burgerlijke rechter indien hij wenst op te komen tegen de inschrijving van de notariële akte. Indien uit de uitspraak van de burgerlijke rechter blijkt dat de notaris onrechtmatig heeft gehandeld, dan kan het vonnis ter inschrijving worden aangeboden zodat de Basisregistratie Kadaster kan worden bijgewerkt.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E.J.M. Gielen, rechter, in aanwezigheid van
mr. R. Camps, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 juli 2022.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Dit blijkt bijvoorbeeld uit overweging 2.3.1. van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 mei 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BW4507.