ECLI:NL:RBAMS:2022:4269

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 mei 2022
Publicatiedatum
22 juli 2022
Zaaknummer
13/751163-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel; beoordeling ontvankelijkheid officier van justitie na wijziging van artikel 12 OLW

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 mei 2022 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Vilnius Regional Court in Litouwen. De vordering, ingediend door de officier van justitie, betreft de overlevering van een opgeëiste persoon die in Litouwen is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van negen jaar. De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van de officier van justitie ambtshalve beoordeeld, vooral na de wijziging van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) die op 1 april 2021 in werking is getreden. Deze wijziging heeft de dwingende weigeringsgrond in artikel 12 OLW omgezet in een facultatieve grond.

Tijdens de openbare zitting op 10 mei 2022 heeft de rechtbank de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en zijn verklaringen over zijn Litouwse nationaliteit en de juistheid van zijn personalia genoteerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet aanwezig was bij de behandeling van zijn hoger beroep in Litouwen, wat een belangrijke factor was in de beoordeling van de ontvankelijkheid van de vordering. De raadsman van de opgeëiste persoon voerde aan dat de overlevering moest worden geweigerd, omdat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van de zitting in hoger beroep.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat, ondanks de afwezigheid van de opgeëiste persoon bij het hoger beroep, er geen schending van zijn verdedigingsrechten was. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de overlevering kon worden toegestaan, omdat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de strafrechtelijke procedure tegen hem en zelf hoger beroep had ingesteld. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, omdat het EAB voldeed aan de eisen van artikel 2 OLW en er geen weigeringsgronden waren die aan de overlevering in de weg stonden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751163-22
RK nummer: 22/1294
Datum uitspraak: 19 mei 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 24 februari 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 5 april 2018 door de
Vilnius Regional Court(Litouwen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Litouwen) op [geboortedag] 1984,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
uit anderen hoofde gedetineerd in [naam PI] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 10 mei 2022. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. M. Rasterhoff, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Litouwse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Litouwse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
judgementvan 4 juli 2016 door de
Vilnius Regional Court(Litouwen) en van een
rulingvan 19 februari 2018 door de
Lithuanian Court of Appeal,waarin het vonnis in eerste aanleg is bevestigd.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 9 jaar – waarvan nog 8 jaar, 9 maanden en 28 dagen resteren – , door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest.
Dit arrest betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
3.1.1
Wetswijziging artikel 12 OLW, ambtshalve beoordeling ontvankelijkheidofficier van justitie
De rechtbank heeft ten aanzien van dit EAB de overlevering bij uitspraak van 7 februari 2021 geweigerd. Dat deed zij op grond van het toenmalige artikel 12 OLW, dat destijds nog een dwingende weigeringsgrond inhield.
De Overleveringswet is op onderdelen gewijzigd bij wet van 3 maart 2021, Stb. 125, die op 1 april 2021 in werking is getreden. Daarbij is ook artikel 12 OLW gewijzigd, in die zin dat de in deze bepaling neergelegde weigeringsgrond nu een facultatief karakter heeft.
De officier van justitie heeft een nieuwe vordering tot het in behandeling nemen van dit EAB bij de rechtbank aangebracht, zodat de rechtbank opnieuw over dit overleveringsverzoek zal beslissen. [1] In dat verband overweegt de rechtbank ambtshalve het volgende.
Bij uitspraak van 27 december 2016 [2] heeft deze rechtbank het volgende geoordeeld ten aanzien van een overleveringsverzoek dat eerder door de rechtbank op grond van artikel 12 OLW (oud) was geweigerd en dat door middel van een vordering ex artikel 23 OLW opnieuw door de officier van justitie aan de rechtbank was voorgelegd omdat er aanvullende informatie voorhanden was:

De rechtbank is van oordeel dat de officier van justitie niet in haar vordering kan worden ontvangen. De nieuwe vordering tot het in behandeling nemen van eenzelfde EAB waarop reeds is beslist, past niet in het stelsel van de OLW, ook niet op grond van aanvullende informatie.
De rechtbank acht de officier van justitie in deze zaak echter wel ontvankelijk in zijn vordering ex artikel 23 OLW. De reden hiervoor is dat, zoals hiervoor reeds is overwogen, er sprake is van nieuwe wetgeving omdat artikel 12 OLW (oud) niet correct was geïmplementeerd wat met de voornoemde wetswijziging is hersteld.
De rechtbank zal dit EAB daarom opnieuw toetsen aan artikel 12 OLW (nieuw).
3.1.2
Reikwijdte van artikel 12 OLW
Uit de in het EAB onder rubriek D verstrekte informatie leidt de rechtbank af dat in hoger beroep definitief uitspraak is gedaan over de schuld en de straf, nadat de zaak in feite en in rechte ten gronde is behandeld. [3] Alleen de procedure in hoger beroep bij de
Lithuanian Court of Appealvalt daarom onder de reikwijdte van artikel 12 OLW.
3.1.3
Beoordeling artikel 12 OLW
De raadsman is van mening dat de overlevering moet worden geweigerd, omdat de opgeëiste persoon niet aanwezig is geweest bij de behandeling van het hoger beroep en er geen sprake is van één van de situaties zoals bedoeld in artikel 12, sub a tot en met d, OLW. De oproeping is niet in persoon aan de opgeëiste persoon betekend en ook anderszins blijkt niet dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de datum, tijd en plaats van het hoger beroep. Er staat geen rechtsmiddel meer open voor de opgeëiste persoon en van de advocaat die bij het hoger beroep aanwezig was, is niet duidelijk of deze was gemachtigd.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat van de facultatieve weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW moet worden afgezien. De opgeëiste persoon was bij de behandeling in eerste aanleg aanwezig en heeft zelf hoger beroep ingesteld, zodat hij er van op de hoogte was dat er een strafrechtelijke procedure tegen hem liep.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een uitspraak in hoger beroep terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat – kort gezegd – is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren.
Uit het EAB en de aanvullende informatie daarop blijkt dat de opgeëiste persoon voor de feiten genoemd in het EAB enige tijd in voorarrest heeft gezeten, dat hij in persoon aanwezig is geweest bij de behandeling van de strafzaak in eerste aanleg en dat hij bovendien zelf hoger beroep heeft ingesteld tegen dit vonnis. Daaruit kan naar het oordeel van de rechtbank worden aangenomen dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de strafrechtelijke procedure tegen hem en het op zijn weg lag zich te informeren over het verloop van het hoger beroep. Bovendien is de correspondentie over deze strafzaak (aangetekend) verstuurd naar het door de opgeëiste persoon opgegeven adres.
De rechtbank is gelet op het bovenstaande van oordeel dat overlevering in deze situatie geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon inhoudt.
De rechtbank verwerpt het verweer.

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummers 1 en 5, te weten:
Deelneming aan een criminele organisatie;
Illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Litouwen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Vilnius Regional Court(Litouwen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en A. Pahladsingh, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M. Rus, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 19 mei 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie rechtbank Amsterdam, 15 maart 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1420
3.De rechtbank verwijst in dit verband naar het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van