ECLI:NL:RBAMS:2022:4254

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 juli 2022
Publicatiedatum
22 juli 2022
Zaaknummer
AMS 21/2120, AMS 21/3279 en AMS 21/5884
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buitenbehandelingstelling van aanvragen bijzondere bijstand en hersteltermijnen

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 21 juli 2022, zijn drie zaken behandeld met betrekking tot de buitenbehandelingstelling van aanvragen voor bijzondere bijstand. De rechtbank heeft zich gebogen over de vraag hoeveel hersteltermijnen aan de aanvragers moeten worden gegeven en of er sprake is van fatale termijnen. In de eerste zaak, AMS 21/2120, heeft het college de aanvraag van eiseres 1 buiten behandeling gesteld omdat zij niet alle gevraagde gegevens had ingediend. Eiseres 1 voerde aan dat haar bewindvoerder niet over de benodigde DigiD beschikte, maar de rechtbank oordeelde dat het college terecht had gehandeld. In de tweede zaak, AMS 21/3279, heeft eiseres 2 een uitstelverzoek ingediend dat door het college niet is gehonoreerd. De rechtbank oordeelde dat het college ten onrechte geen tweede termijn had verleend, omdat er onduidelijkheid bestond over de ontvangst van het uitstelverzoek. In de derde zaak, AMS 21/5884, heeft eiseres 3 te laat een uitstelverzoek ingediend, wat door de rechtbank als terecht werd beoordeeld. De rechtbank verklaarde de beroepen in de zaken AMS 21/2120 en AMS 21/5884 ongegrond, maar verklaarde het beroep in de zaak AMS 21/3279 gegrond, waardoor het college verplicht werd om een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiseres 2.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 21/2120, AMS 21/3279 en AMS 21/5884

uitspraak van de meervoudige kamer van 21 juli 2022 in de zaak tussen

[eiseres 1] , te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. J.S. Vlieger),
[eiseres 2] ,te Amsterdam, eiseres
(gemachtigde: mr. F.R.G. Keijzer),

[eiseres 3] , te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. J.S. Vlieger),
en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder

( [gemachtigden] ).
Partijen worden hierna [eiseres 1] , [eiseres 2] , [eiseres 3] en het college genoemd.

Procesverloop

AMS 21/2120
Met een besluit van 7 oktober 2020 (het primaire besluit I) heeft het college de aanvraag van [eiseres 1] om bijzondere bijstand voor de kosten van rechtsbijstand buiten behandeling gesteld.
Met een besluit van 2 maart 2021 (het bestreden besluit I) heeft het college het bezwaar van [eiseres 1] ongegrond verklaard.
[eiseres 1] heeft tegen het bestreden besluit I beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van de enkelvoudige kamer van 28 december 2021. [eiseres 1] heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Het college is, met bericht van verhindering, niet verschenen.
Het onderzoek is nadien heropend en verwezen naar de meervoudige kamer. Het onderzoek is hervat op de zitting van 10 mei 2022. [eiseres 1] is vertegenwoordigd door mr. F.R.G. Keijzer en mr. S. Aarsman, kantoorgenoten van gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
AMS 21/3279
Met een besluit van 24 februari 2021 (het primaire besluit II) heeft het college twee aanvragen van [eiseres 2] om bijzondere bijstand voor de kosten van rechtsbijstand buiten behandeling gesteld.
Met een besluit van 14 mei 2021 (het bestreden besluit II) heeft het college het bezwaar van [eiseres 2] ongegrond verklaard.
[eiseres 2] heeft tegen het bestreden besluit II beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op een zitting van de meervoudige kamer van 6 april 2022.
[eiseres 2] heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Het college is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om [eiseres 2] op te roepen om te verschijnen op een nieuwe zitting.
De behandeling van de zaak is hervat op de zitting van 10 mei 2022. [eiseres 2] is verschenen, bijgestaan door mr. F.R.G. Keijzer, mr. S. Aarsman en de [tolk] . Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
AMS 21/5884
Met een besluit van 27 mei 2021 (het primaire besluit III) heeft het college de aanvraag van [eiseres 3] om bijzondere bijstand voor de kosten van rechtsbijstand buiten behandeling gesteld.
Met een besluit van 11 november 2021 (het bestreden besluit III) heeft het college het bezwaar van [eiseres 3] ongegrond verklaard.
[eiseres 3] heeft tegen het bestreden besluit III beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 mei 2022. [eiseres 3] is verschenen, bijgestaan door mr. F.R.G. Keijzer en mr. S. Aarsman, kantoorgenoten van gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

Wat aan deze procedure voorafging
AMS 21/2120
1.1.
Met een brief van 10 augustus 2020 is namens [eiseres 1] een aanvraag gedaan om bijzondere bijstand voor de kosten van rechtshulp. Met een brief van 2 september 2020 heeft het college een aantal gegevens bij [eiseres 1] opgevraagd. In de brief is vermeld dat de gegevens uiterlijk op 16 september 2020 moeten zijn ingediend. Met een brief van 10 september 2020 heeft [eiseres 1] een deel van de gegevens verstrekt en om uitstel verzocht voor het indienen van de overige stukken omdat haar bankrekening was geblokkeerd en de bewindvoerder van [eiseres 1] geen beschikking had over haar DigiD. Met de brief van 16 september 2020 is aan [eiseres 1] uitstel verleend en 30 september 2020 als uiterlijke datum gesteld voor het aanleveren van die gegevens. Op 24 september 2020 heeft [eiseres 1] voor het verstrekken van de overige gegevens nogmaals om uitstel gevraagd. Het college heeft geen nader uitstel verleend.
1.2.
Het college heeft met het primaire besluit I de aanvraag om bijzondere bijstand buiten behandeling gesteld, omdat [eiseres 1] niet alle gevraagde gegevens heeft verstrekt.
1.3.
Met het bestreden besluit I heeft het college het bezwaar van [eiseres 1] ongegrond verklaard, omdat de gevraagde gegevens van belang waren voor het beoordelen van de aanvraag en [eiseres 1] volgens het college voldoende in de gelegenheid is gesteld om deze gegevens te verstrekken.
1.4.
[eiseres 1] voert aan dat haar bewindvoerder niet over haar DigiD beschikte waardoor de bewindvoerder niet alle gevraagde gegevens kon overleggen. De bewindvoerder heeft drie keer geprobeerd om een DigiD aan te vragen, maar omdat [eiseres 1] Engels spreekt en de gegevens voor het aanvragen van de DigiD telefonisch zijn besproken is dit steeds misgegaan. Wegens privacyredenen konden deze gegevens om een DigiD aan te vragen niet per e-mail of sms worden doorgegeven. Het college had daarom nogmaals uitstel moeten verlenen. Uiteindelijk heeft de bewindvoerder een machtiging gekregen en heeft [eiseres 1] in beroep gegevens kunnen overleggen. Volgens [eiseres 1] is er ook geen fatale termijn gegeven door het college. Bovendien is inmiddels over een andere periode de draagkracht van [eiseres 1] vastgesteld door het college. Hieruit volgt dat [eiseres 1] in bijstandbehoevende omstandigheden verkeert.
AMS 21/3279
2.1.
Met een brief van 6 januari 2021 is namens [eiseres 2] een aanvraag gedaan om bijzondere bijstand voor de kosten van rechtshulp. Bij brief van 14 januari 2021 is namens [eiseres 2] een tweede aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van rechtshulp ingediend. Met een brief van 26 januari 2021 heeft het college een aantal gegevens bij [eiseres 2] opgevraagd. In de brief is vermeld dat de gegevens uiterlijk op 9 februari 2021 moeten zijn ingediend. Met een brief van 9 februari 2021 heeft
[eiseres 2] een aantal van de gevraagde gegevens ingediend en om uitstel verzocht voor het indienen van de resterende gegevens omdat [eiseres 2] nieuw is in het klantenbestand van haar gemachtigde en daarom alle gegevens nog bij haar moesten worden opgevraagd. Daarnaast moest [eiseres 2] haar inkomstengegevens opvragen bij derden, maar dit heeft vertraging opgelopen in verband met de coronacrisis. Het college heeft geen nader uitstel verleend.
2.2.
Met het primaire besluit II heeft het college de aanvragen van [eiseres 2] buiten behandeling gesteld omdat zij niet alle gevraagde gegevens heeft verstrekt die nodig zijn voor de beoordeling van de aanvragen.
2.3.
Met het bestreden besluit II heeft het college het bezwaar van [eiseres 2] ongegrond verklaard, omdat de gevraagde gegevens van belang waren voor het beoordelen van de aanvraag en [eiseres 2] volgens het college voldoende in de gelegenheid is gesteld om deze gegevens te verstrekken.
2.4.
[eiseres 2] voert aan dat het college de aanvraag om bijzondere bijstand ten onrechte buiten behandeling heeft gesteld. De termijn van twee weken voor het aanleveren van de gevraagde gegevens is onredelijk kort. Verder heeft zij tijdig verzocht om uitstel voor het aanleveren van de gegevens, omdat zij meer tijd nodig had om de gegevens te verzamelen. Ze had een goede reden om uitstel te vragen, omdat zij een groot deel van de gevraagde gegevens moest verzamelen met hulp van derden en dit duurde door de coronapandemie langer. Het college had haar daarom een tweede hersteltermijn moeten geven. Verder voert [eiseres 2] aan dat de mogelijkheid om te verzoeken om uitstel uitdrukkelijk werd genoemd in de brief van 26 januari 2021, zodat zij er niet van uit hoefde te gaan dat het om een fatale termijn ging. Daarnaast doet [eiseres 2] een beroep op het gelijkheidsbeginsel. Bij andere aanvragen om bijzondere bijstand die door haar gemachtigde worden ingediend, wordt volgens haar altijd een tweede hersteltermijn gegeven.
AMS 21/5884
3.1.
Met een brief van 7 april 2021 is namens [eiseres 3] een aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van rechtshulp ingediend. Met een brief van 22 april 2021 heeft het college een aantal gegevens bij [eiseres 3] opgevraagd. In de brief is vermeld dat de gegevens uiterlijk op 6 mei 2021 moeten zijn ingediend. Met een brief van 5 mei 2021 heeft [eiseres 3] een aantal van de gevraagde gegevens ingediend en om uitstel verzocht voor het indienen van de resterende gegevens omdat zij door het coronavirus moeite had met het verzamelen van de stukken. Met de brief van 11 mei 2021 is aan [eiseres 3] uitstel verleend en is
25 mei 2021 als uiterlijke datum gesteld voor het aanleveren van de gegevens. Met een brief van 26 mei 2021 heeft [eiseres 3] opnieuw om uitstel verzocht. Door het college is geen nader uitstel verleend.
3.2.
Met het primaire besluit III heeft het college de aanvraag van [eiseres 3] buiten behandeling gesteld omdat zij niet alle gevraagde gegevens heeft verstrekt die nodig zijn voor de beoordeling van de aanvragen.
3.3.
Met het bestreden besluit III heeft het college het bezwaar van [eiseres 3] ongegrond verklaard, omdat de gevraagde gegevens van belang waren voor het beoordelen van de aanvraag en [eiseres 3] volgens het college voldoende in de gelegenheid is gesteld om deze gegevens te verstrekken.
3.4.
[eiseres 3] voert aan dat het college zich onterecht op het standpunt stelt dat er wel sprake was van een fatale termijn. [eiseres 3] heeft op 26 mei 2021 verzocht om uitstel voor het aanleveren van de nadere gegevens, omdat [eiseres 3] haar inloggegevens voor internetbankieren opnieuw diende op te vragen en dit langer duurde dan verwacht. [eiseres 3] betwist niet dat de hersteltermijn verstreek op 25 mei 2021, maar de brief met het verzoek om nader uitstel is wel verzonden voordat het college het primaire besluit heeft genomen en de aanvraag buiten behandeling heeft gesteld. Gelet op de beleidsregels van het college dient een uitstelverzoek, ondanks dat deze na het verstrijken van de termijn is ontvangen, maar voor het nemen van het besluit, meegenomen te worden. Aangezien het college heeft aangegeven dat uitstel mogelijk is, mocht [eiseres 3] ervan uitgaan dat de brief van 11 mei 2021 geen fatale termijn betrof en had de aanvraag, in lijn met de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) van 23 juni 2009 [1] niet buiten behandeling gesteld mogen worden. Verder had [eiseres 3] nadrukkelijk gewezen moeten worden op de fatale termijn. [eiseres 3] voert aan dat het een onvoorziene omstandigheid is dat het niet lukte om binnen de door het college gestelde termijn inloggegevens bij de bank op te vragen. Zij ging op dat moment ook door een zware periode, waardoor het moeilijk was om adequaat te kunnen anticiperen. [eiseres 3] voert aan dat het verzoek om uitstel tijdig en aangetekend is verzonden. Door een fout bij PostNL kon geen update worden gevonden op de track and trace code, maar het college betwist de ontvangst van de zending ook niet.
Relevante regelgeving
4. In de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, als de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen. [2] Daarbij gaat het om gegevens die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover de aanvrager redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. [3] Ingevolge artikel 53a (Verstrekking en onderzoek gegevens) van de Participatiewet bepaalt het college welke gegevens ten behoeve van de verlening van bijstand dan wel de voortzetting daarvan door de belanghebbende in ieder geval worden verstrekt en welke bewijsstukken worden overgelegd, alsmede de wijze en het tijdstip waarop de verstrekking van gegevens plaatsvindt.
Het oordeel van de rechtbank
5.1.
De gemachtigden van het college hebben tijdens de zitting de werkwijze van het college bij het beoordelen van een aanvraag om bijzondere bijstand toegelicht. Deze werkwijze houdt in dat een inkomensconsulent een digitaal programma doorloopt met beslismomenten die leiden tot de conclusie dat er een beslissing op de aanvraag moet worden genomen of dat de aanvraag buiten behandeling moet worden gesteld. Deze werkwijze is gebaseerd op de beleidsregels en met name de beleidsvoorschriften die thans te vinden zijn op het archiefweb van de gemeente (niet geactualiseerd) en www.archiefweb.eu (gemeente Amsterdam). De gemachtigden van het college hebben ter zitting aangegeven dat binnenkort de beleidsvoorschriften op een gemeentelijke site zullen worden gezet en zo voor iedereen gemakkelijk te raadplegen zullen zijn.
5.2.
De beleidsregels staan in de Beleidsregels Participatiewet, IOAW, IOAZ. Ingevolge artikel 5.1, eerste lid, van de beleidsregels bepaalt het college ten aanzien van elke belanghebbende, mede op basis van de omstandigheden, welke gegevens noodzakelijk zijn voor de verstrekking van uitkering dan wel de voortzetting daarvan en de wijze waarop de verstrekking van deze gegevens plaatsvindt, en doet hem hiervan schriftelijk mededeling.
5.3.
De beleidsvoorschriften staan in de Beleidsvoorschriften Werk, Participatie en Inkomen en zijn, voor zover relevant, opgenomen in de bijlage die bij deze uitspraak hoort. Deze inhoud van deze beleidsvoorschriften is bekend bij de gemachtigden van eiseressen.
6. De rechtbank ziet in zaken waarbij de aanvraag buitenbehandeling wordt gesteld veel variatie in afdoening door het college. Er zit bijvoorbeeld verschil in het aantal termijnen (meestal één tot drie) dat aan de aanvrager wordt gegund voor het verstrekken van relevante gegevens, zonder dat daar een dragende motivering aan ten grondslag ligt of anderszins uit feiten en omstandigheden van de zaak zelf blijkt wat het verschil rechtvaardigt. De rechtbank geeft hieronder de algemene richtsnoeren die zij, uitgaande van de beleidsregels, de beleidsvoorschriften en de door het college geschetste uitvoeringspraktijk, in onderhavige zaken aan haar beoordeling ten grondslag legt.
Termijnen
7.1.
In de beleidsvoorschriften staat dat een aanvrager maximaal vier weken de tijd heeft om stukken in te dienen. De gemachtigden van het college hebben tijdens de zitting toegelicht dat dit door het college wordt opgedeeld in twee termijnen van twee weken. Ook is er een mogelijkheid tot een nadere hersteltermijn.
7.2.
Het uitgangspunt is dus een hersteltermijn van veertien dagen. Deze termijn is in beginsel voldoende voor het indienen van stukken waarover de aanvrager redelijkerwijs dient te kunnen beschikken, zoals bijvoorbeeld bankafschriften. Indien de aanvrager een verzoek om uitstel doet, dient in beginsel een nadere termijn van veertien dagen te worden gegund voor het verstrekken van stukken. Voorwaarde voor het honoreren van zo een verzoek is dat dit verzoek voldoende gemotiveerd is en dat de reden wordt gegeven waarom deze stukken niet al verstrekt zijn. Indien mogelijk moet dit met stukken worden onderbouwd.
7.3.
Na een tweede termijn kan een nadere termijn aan de orde zijn. Er moet dan sprake zijn van bijzondere omstandigheden, waarbij het op de weg ligt van de aanvrager om deze bijzondere omstandigheden te noemen. De gemachtigden van het college hebben tijdens de zitting als voorbeeld gegeven dat een nadere termijn gegund kan worden als iemand op de intensive care is opgenomen en de stukken daardoor niet tijdig kan aanleveren.
Verzoek om uitstel
8. De rechtbank neemt als uitgangspunt dat een verzoek om uitstel tijdig is ingediend indien dit verzoek uiterlijk op de laatste dag van de hersteltermijn door het college is ontvangen.
Fatale termijn
9. Het college is niet gehouden om voorafgaande aan een termijn kenbaar te maken dat dit een laatste, in de woorden van de gemachtigden van eiseressen, fatale termijn is. Deze eis heeft geen uitdrukkelijke grondslag in regelgeving of rechtspraak. Bovendien is het onmogelijk om vooraf zo’n mededeling te doen, omdat dan nog niet duidelijk is of er een verzoek om uitstel komt, en zo ja, wat de reden voor het verzoek is. De gemachtigden van eiseressen hebben ter zitting verwezen naar overweging 4.3 van de uitspraak van de Raad van 23 juni 2009 [4] waarin wordt overwogen: “De in het kader van een aanvraagprocedure door het bestuursorgaan op grond van artikel 3:2 van de Awb in acht te nemen zorgvuldigheid brengt mee, dat het bestuursorgaan dat de indiener van een aanvraag een als fataal bedoelde termijn stelt om een geconstateerd verzuim te herstellen, daarbij dient aan te geven dat bij het overschrijden van die termijn de kans bestaat dat een buitenbehandelingstelling van de aanvraag zal volgen. De Raad neemt daarbij in aanmerking dat niet uitgesloten moet worden geacht dat, indien het College er uitdrukkelijk op zou hebben gewezen dat geen (verder) uitstel zou worden verleend en tevens zou hebben gewezen op de mogelijke consequentie van buitenbehandelingstelling, wel zorg zou zijn gedragen voor tijdig herstel van het verzuim. Het College heeft dit echter niet gedaan.” Het kan aan eiseressen worden toegegeven dat de laatste twee volzinnen uit die overweging zouden kunnen leiden tot conclusie dat van het college kan worden gevergd aan te geven dat er een laatste fatale termijn is. De vraag is echter of deze uitleg van eiseressen overeenkomt met de intentie van de Raad. De rechtbank is van oordeel dat de uitleg van eiseressen te verstrekkend is en dus niet kan worden gevolgd. In dat kader vindt de rechtbank mede van belang dat in latere uitspraken de Raad de betreffende overweging herhaalt, echter zonder de twee genoemde volzinnen [5] . Natuurlijk dient wel door het college te worden vermeld dat bij het niet verstrekken van de gevraagde gegevens binnen de gestelde termijn de kans bestaat dat een buitenbehandelingstelling van de aanvraag zal volgen.
Separate beslissing geen verder uitstel
10. Het college is niet gehouden om een afzonderlijke beslissing te nemen op een verzoek om uitstel indien negatief op zo’n verzoek wordt beslist. Deze eis heeft geen uitdrukkelijke grondslag in regelgeving of rechtspraak. De beslissing tot buitenbehandelingstelling houdt immers al in dat geen nader uitstel wordt verleend. De gemachtigden van eiseressen hebben ter zitting verder aangegeven dat het college in de beslissing tot buitenbehandelingstelling moet bevestigen dat het verzoek om uitstel is ontvangen, zodat er bij de aanvrager geen twijfel kan ontstaan of het verzoek om uitstel wel is ontvangen. De rechtbank is van oordeel dat het college hiertoe niet verplicht is.
Draagkrachtperiode
11. De rechtbank merkt op dat in gevallen waarin sprake is van een eerdere aanvraag om bijzondere bijstand soms al eerder is vastgesteld dat de aanvrager gedurende een bepaalde periode (meestal een jaar vanaf die aanvraag) geen draagkracht heeft. Ter zitting is met partijen besproken welke stukken dienen te worden verstrekt indien, na zo’n vaststelling van geen draagkracht, binnen die periode opnieuw een aanvraag bijzondere bijstand wordt ingediend. De gemachtigden van het college gaven tijdens de zitting aan dat in zo’n geval alleen nog een toetsing van de hoogte van inkomen en vermogen dient plaats te vinden, om na te gaan of daar recent nog relevante wijzigingen in hebben plaatsgevonden. Dat betekent naar het oordeel van de rechtbank dat het college bij een aanvraag eerst dient na te gaan of ten aanzien van de aanvrager eerder een periode van geen draagkracht is vastgesteld en of die periode ten tijde van de nieuwe aanvraag niet verstreken is. Indien dat het geval is dient het vragen van stukken zoveel mogelijk te worden beperkt.
Oordeel van de rechtbank per zaak
AMS 21/2120
12.1.
Het college heeft voorafgaand aan de zitting nog een besluit van 11 mei 2020 overgelegd waarin is vastgesteld dat [eiseres 1] tot 30 april 2021 geen draagkracht had. De aanvraag van [eiseres 1] en het primaire besluit I vallen binnen de vastgestelde periode van geen draagkracht. Het college heeft bij de hersteltermijnen geen rekening gehouden met deze vaststelling op de wijze als hiervoor onder overweging 11 omschreven want de te verstrekken gegevens niet beperkt tot relevante wijzigingen in inkomsten en vermogen.
12.2.
De rechtbank stelt vast dat [eiseres 1] twee hersteltermijnen heeft gehad. Op
24 september 2020 heeft [eiseres 1] om een derde hersteltermijn verzocht, omdat haar bankrekening nog steeds geblokkeerd was en zij opnieuw een DigiD moest aanvragen. [eiseres 1] heeft dit echter niet onderbouwd met stukken. Daarom hoefde het college [eiseres 1] geen derde termijn te geven.
12.3.
Het college heeft meer stukken opgevraagd dan nodig, maar [eiseres 1] moest in ieder geval de bankafschriften overleggen. Zij heeft die stukken niet eerder dan in beroep overgelegd. [eiseres 1] heeft ook niet met stukken onderbouwd dat haar bankrekening was geblokkeerd. Zelfs indien van een blokkade wordt uitgegaan en zij daarom geen stukken kon overleggen is de rechtbank van oordeel dat het in de risicosfeer van [eiseres 1] ligt dat haar bankrekening geblokkeerd was. Zij heeft voorafgaande aan de buitenbehandelingstelling minstens vier weken de tijd gehad deze blokkade op te heffen. De rechtbank is van oordeel dat het college de aanvraag van [eiseres 1] terecht buiten behandeling heeft gesteld en zal het beroep in de zaak AMS 21/2120 daarom ongegrond verklaren.
AMS 21/3279
13.1.
Volgens de gemachtigde van [eiseres 2] is het uitstelverzoek op
9 februari 2021 omstreeks 19.00 uur in de brievenbus naast het stadsloket gedeponeerd. Het uitstelverzoek is op 11 februari 2021 gescand bij het college. Ter zitting hebben de gemachtigden van het college toegelicht dat er wel eens twee dagen zit tussen de binnenkomst van een brief en het scannen daarvan.
13.2.
De rechtbank overweegt als volgt. De laatste dag dat [eiseres 2] om uitstel kon verzoeken was 9 februari 2021. Van belang is dat het college zelf de mogelijkheid biedt om een uitstelverzoek te deponeren in de brievenbus naast het stadsloket en dat ter zitting is medegedeeld dat zo’n brief wel eens twee dagen later wordt gescand. Gelet op het voorgaande heeft het college niet aannemelijk gemaakt dat het verzoek om uitstel niet al op
9 februari maar pas op 10 of 11 februari 2021 is ontvangen. Deze onduidelijkheid over de vraag op welke datum het verzoek om uitstel in de brievenbus naast het stadsloket is gedaan, kan niet ten nadele van [eiseres 2] komen. Ten onrechte is aan [eiseres 2] geen tweede termijn van veertien dagen verleend. De rechtbank zal het beroep in de zaak AMS 21/3279 daarom gegrond verklaren.
AMS 21/5884
14. De laatste dag dat [eiseres 3] om uitstel kon verzoeken was 25 mei 2021. [eiseres 3] heeft pas op 26 mei 2021 een uitstelverzoek ingediend. Dit is te laat. Dat [eiseres 3] in beroep heeft verwezen naar zes beslissingen op bezwaar waarin het college wel heeft beslist dat een aanvraag om bijzondere bijstand ten onrechte buiten behandeling was gesteld omdat er geen nadere hersteltermijn was gegund, doet daar niet aan af. In die gevallen waren namelijk al wel (een deel van de) stukken overgelegd. De gemachtigden van het college hebben tijdens de zitting aangegeven dat een uitstelverzoek dat te laat is ingediend soms toch wordt gehonoreerd, maar dat is geen bestendige praktijk. Dat heeft [eiseres 3] naar het oordeel van de rechtbank ook niet aannemelijk weten te maken. De rechtbank is daarom van oordeel dat het college de aanvraag van [eiseres 3] terecht buiten behandeling heeft gesteld. De rechtbank zal het beroep in de zaak AMS 21/5884 ongegrond verklaren.
Conclusie
15. De beroepen in de zaken AMS 21/2120 en AMS 21/5884 zijn ongegrond. Dit betekent dat [eiseres 1] en [eiseres 3] geen gelijk krijgen. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.
16. Het beroep in de zaak AMS 21/3279 is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit II. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit II in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Het college zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak en een inhoudelijke beslissing op de aanvraag dienen te nemen. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken. De rechtbank merkt op dat deze termijn pas begint nadat de termijn om hoger beroep in te stellen ongebruikt is verstreken of, indien hoger beroep wordt ingesteld, nadat op het hoger beroep is beslist. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat het college aan [eiseres 2] het door haar betaalde griffierecht vergoedt. Ook veroordeelt de rechtbank het college in de door [eiseres 2] gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.897,50,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting en 0,5 punt voor de nadere zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart de beroepen in de zaken AMS 21/2120 en AMS 21/5884 ongegrond;
- verklaart het beroep in de zaak AMS 21/3279 gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit II;
- draagt het college op binnen zes weken na het gezag van gewijsde krijgen van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 49,- aan [eiseres 2] te vergoeden;
- veroordeelt het college in de proceskosten van [eiseres 2] tot een bedrag van € 1.897,50,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H.M. van de Ven, voorzitter, en mr. C.A.E. Wijnker en mr. A.E.J.M. Gielen, leden, in aanwezigheid van mr. A.C. Hummel, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2022.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Bijlage

Beleidsvoorschriften Werk, Participatie en Inkomen

11.2
Beslistermijn en hersteltermijn
(…)
HersteltermijnHeeft de aanvrager niet alle gevraagde gegevens ingeleverd?
  • vraag hem schriftelijk om de ontbrekende gegevens;
  • hanteer een hersteltermijn van maximaal vier weken. De termijn hangt af van de gegevens die de klant nog moet inleveren;
  • volgt klant een wettelijk WSNP-traject en is door de bewindvoerder een postblokkade ingesteld, waardoor de post aan de klant eerst naar de bewindvoerder gaat, biedt dan een hersteltermijn waarbij rekening wordt gehouden met de postbezorging en de postblokkade;
  • leg een hersteltermijn altijd vast in een besluit. Vermeld daarin precies welke gegevens de klant nog moet inleveren. Wijs de klant ook op de gevolgen als hij zich niet aan de termijn houdt;
  • schort de beslistermijn op met ingang van de dag van je schriftelijke verzoek om de ontbrekende gegevens (Artikel 4:15 Awb). De opschorting loopt door tot de dag waarop de aanvraag is aangevuld of de daarvoor gestelde termijn is verstreken;
  • geeft de aanvrager binnen de hersteltermijn aan dat hij de gevraagde gegevens niet op tijd kan leveren? Heeft hij daarvoor een goede reden? Verleng dan de hersteltermijn met een voor die situatie redelijke termijn;
  • heeft klant de gegevens niet binnen de hersteltermijn geleverd, maar wel voordat het besluit tot buiten behandelingstelling is verzonden, dan mag de aanvraag niet buiten behandeling worden gesteld;
  • heeft klant het merendeel van de gevraagde bewijsstukken geleverd, maar er ontbreekt een kleinigheid verleng dan de hersteltermijn met een voor die situatie redelijke termijn. Klant heeft door het leveren van de meeste stukken namelijk laten zien dat hij meewerkt aan het onderzoek naar het recht op bijstand;
  • gebruik voor het afgeven van de gevraagde stukken een retourenvelop met je naam;
  • zet bij ontvangst van de stukken er een stempel op met de ontvangstdatum.

Buiten behandeling stellenLevert de klant de gevraagde gegevens niet binnen de hersteltermijn in?

 stel dan de aanvraag buiten behandeling (Artikel 4:5 Awb). Neem dit besluit binnen vier weken na afloop van de hersteltermijn;
Levert de klant bij een nieuwe aanvraag alsnog de eerder ontbrekende gegevens in?
 neem dan de aanvraag in behandeling. Houd voor de ingangsdatum van de bijstand in beginsel de datum aan van de nieuwe aanvraag.
Verschijnt de klant niet op de intake-afspraak bij de klantmanager?
  • Stel de aanvraag met het besluit (model 5033) buiten behandeling;
  • Als klant binnen 14 dagen voldoende reageert, neem dan de aanvraag alsnog in behandeling met toepassing van de oorspronkelijke aanvraagdatum.

Voetnoten

2.Zie artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Awb.
3.Zie artikel 4:2, tweede lid, van de Awb.
5.Zie bijvoorbeeld overweging 4.2.2. van de uitspraak van de Raad van 13 februari 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:530.