ECLI:NL:RBAMS:2022:4058

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 juli 2022
Publicatiedatum
14 juli 2022
Zaaknummer
AMS 22/333
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een naturalisatieverzoek op basis van niet verstreken rehabilitatietermijn en gebrek aan bijzondere omstandigheden

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 13 juli 2022, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn naturalisatieverzoek behandeld. Eiser had zijn verzoek ingediend, maar dit werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 24 juni 2021, omdat er een ernstig vermoeden bestond dat hij een gevaar voor de openbare orde vormde. Dit vermoeden was gebaseerd op een veroordeling voor mishandeling, waarbij eiser op 3 juli 2017 door het gerechtshof Amsterdam was veroordeeld tot 80 uren taakstraf. De rehabilitatietermijn van vijf jaar, die geldt voor naturalisatieverzoeken, was nog niet verstreken op het moment van de afwijzing.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht het verzoek heeft afgewezen, omdat de rehabilitatietermijn eindigt op 27 december 2022, en dus nog steeds van toepassing is. Eiser voerde aan dat de afwijzing onevenredig was, omdat de veroordeling meer dan vijf jaar geleden was en dat er geen concrete indicaties waren dat hij een gevaar vormde. De rechtbank stelt echter vast dat de regels omtrent naturalisatie duidelijk zijn en dat de staatssecretaris niet van het beleid hoefde af te wijken, aangezien de omstandigheden die eiser aanvoerde niet als bijzonder genoeg werden beschouwd.

Daarnaast werd het argument van eiser dat hij een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) had verkregen voor zijn functie als taxichauffeur, niet als voldoende reden gezien om van het beleid af te wijken. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van het verzoek niet betekent dat eiser nooit meer het Nederlanderschap kan verkrijgen; hij kan na de rehabilitatietermijn opnieuw een verzoek indienen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
Zaaknummer: AMS 22/333

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 juli 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. J.P.W. Temminck Tuinstra)
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. L. Leijtens).

Inleiding

1.1
In deze uitspraak gaat het over het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn naturalisatieverzoek.
1.2
Verweerder heeft met zijn besluit van 24 juni 2021 het verzoek afgewezen, omdat een ernstig vermoeden bestaat dat eiser gevaar oplevert voor de openbare orde. [1] Met het bestreden besluit van 23 december 2021 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van eisers verzoek gebleven.
1.3
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4
De dag voor de zitting heeft eiser aanvullende gronden overgelegd, waarop verweerder ook heeft gereageerd.
1.4
De rechtbank heeft het beroep op 2 juni 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en zijn gemachtigde. De gemachtigde van verweerder is met voorafgaand bericht niet verschenen. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van eisers naturalisatieverzoek. De rechtbank doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1
Op 3 juli 2017 is eiser door het gerechtshof Amsterdam veroordeeld voor het plegen van een misdrijf (mishandeling [2] ) tot 80 uren taakstraf.
4.2
Een naturalisatieverzoek wordt afgewezen, als op grond van het gedrag van de verzoeker ernstige vermoedens bestaan dat hij gevaar oplevert voor de openbare orde, de goede zeden, of de veiligheid van het Koninkrijk. [3] Het beleid neergelegd in de Handleiding [4] dient als uitgangspunt bij de beoordeling van de vraag of er sprake is van ernstige vermoedens voor dat gevaar. [5] Daarin is opgenomen dat een ernstig vermoeden dat de verzoeker een gevaar vormt voor de openbare orde wordt aangenomen, als in de periode van vijf jaar direct voorafgaand aan het verzoek of de beslissing daarop, een sanctie ter zake van een misdrijf is opgelegd of ten uitvoer gebracht. [6] Met sanctie wordt hier onder meer bedoeld een taakstraf. De periode van vijf jaar wordt een rehabilitatietermijn genoemd en deze is volgens vaste rechtspraak niet onredelijk. [7]
Had verweerder in eisers geval moeten afwijken van zijn beleid?
5. Eiser voert aan dat het bestreden besluit onevenredig is, omdat verweerder ten onrechte onvoldoende gewicht heeft toegekend aan het feit dat de pleegdatum van de veroordeling inmiddels meer dan vijf jaar geleden is. Verweerder gaat ten onrechte uit van een ernstig vermoeden van gevaar voor de openbare orde. Daarvoor zijn geen concrete indicaties uit eisers gedrag te herleiden. Niet elke veroordeling voor mishandeling is even zwaarwegend en rechtvaardigt het ontzeggen van het Nederlanderschap. Door slechts te verwijzen naar het beleid in de Handleiding heeft verweerder miskend dat ieder individueel geval op zichzelf moet worden bezien en dat van het beleid kan worden afgeweken. In beroep heeft eiser een stuk overgelegd waaruit blijkt dat hij op 31 maart 2022 een VOG [8] voor de functie van taxichauffeur heeft verkregen. Voor een dergelijke VOG geldt een bijzonder strenge screening en ondanks de antecedenten die hem in deze procedure zijn tegengeworpen, heeft hij toch de VOG gekregen. Eiser vindt dan ook dat de belangenafweging in zijn voordeel moet uitvallen.
5.1
De rechtbank overweegt dat verweerder een naturalisatieverzoek moet afwijzen als op grond van het gedrag van de verzoeker ernstige vermoedens bestaan dat hij een gevaar oplevert voor de openbare orde. In de periode van vijf jaren (de rehabilitatietermijn) direct voorafgaand aan het naturalisatieverzoek of de beslissing daarop mag een vreemdeling niet onderworpen zijn geweest aan sanctionering van een misdrijf of de gevolgen daarvan. Daarbij geldt dat iedere taakstraf tot weigering van naturalisatie leidt. In eisers geval staat het vast dat hij op 3 juli 2017 door het gerechtshof Amsterdam is veroordeeld voor het plegen van een misdrijf tot 80 uren taakstraf. De rehabilitatietermijn van vijf jaar wordt berekend vanaf het moment dat de taakstraf is voltooid [9] en niet vanaf de pleegdatum. Eiser heeft de taakstraf voltooid op 27 december 2017. Dat betekent dat de rehabilitatietermijn eindigt op 27 december 2022 en dat deze dus tijdens het bestreden besluit en tot op heden nog niet is verstreken. Verweerder heeft het naturalisatieverzoek in zoverre terecht afgewezen.
5.2
In de Handleiding is echter opgenomen dat het in zeer bijzondere omstandigheden mogelijk is dat een verzoek toch moet worden ingewilligd. Een bijzondere omstandigheid kan in het algemeen worden omschreven als een omstandigheid die wel belangrijk is, maar waaraan bij het opstellen van de regels niet of onvoldoende kon worden gedacht. In de Handleiding staat dat voor de eenduidigheid, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid het van het grootste belang is dat niet snel van het beleid wordt afgeweken en dat zeer grote terughoudendheid moet worden betracht.
5.3
Anders dan eiser aanvoert, heeft verweerder niet van zijn beleid hoeven afwijken. Eisers stelling dat verweerder rekening had moeten houden met de strafmaat en de omstandigheden van het delict volgt de rechtbank niet. Als uitgangspunt geldt namelijk dat als voor een misdrijf een taakstraf is opgelegd, deze wordt tegengeworpen ongeacht de duur van de taakstraf. [10] Verweerder heeft in het bestreden besluit verder duidelijk gemotiveerd [11] waarom de door eiser aangevoerde omstandigheden, ook in onderlinge samenhang bezien, niet als dermate bijzonder kunnen worden beschouwd dat zij reden geven om af te wijken van het openbare orde-beleid. Zo kan uit vaste rechtspraak en de Handleiding [12] worden afgeleid dat de door eiser aangevoerde omstandigheden, te weten dat hij gehuwd is met een Nederlandse partner en drie Nederlandse kinderen heeft, dat hij bereid is van zijn fouten te leren en de volledige verantwoordelijkheid daarvoor te nemen, niet zijn aan te merken als bijzondere omstandigheden. Dat geldt ook voor het aangevoerde dat het een eenmalig incident is geweest en dat verder geen geweldsdelict is gepleegd. Verweerder heeft ten slotte ook geen rekening hoeven houden met de kosten van een nieuw naturalisatieverzoek en dat eiser voorafgaand aan de pleegdatum wel voldeed aan alle vereisten van naturalisatie.
5.4
De VOG die aan eiser is verleend voor taxichauffeur, is ook geen bijzondere omstandigheid die tot de conclusie moet leiden dat hij geen gevaar voor de openbare orde vormt. Bij het verlenen van een VOG is namelijk een ander wettelijk toetsingskader van toepassing, met andere criteria dan bij een naturalisatieverzoek. Daarbij heeft het inwilligen van een naturalisatieverzoek een andere strekking en reikwijdte, met andere rechtsgevolgen dan het verlenen van een VOG.
5.5
Dat de gevolgen van het besluit voor eiser onevenredig zijn, is evenmin gebleken. Verweerder heeft het naturalisatieverzoek terecht afgewezen. Daarbij komt dat de afwijzing van het verzoek niet betekent dat eiser nooit meer het Nederlanderschap kan verkrijgen. Hij kan na verloop van de rehabilitatietermijn, te weten na 27 december 2022, opnieuw een verzoek om verlening van het Nederlanderschap indienen. De beroepsgrond slaagt niet.
Had eiser gehoord moeten worden?
6. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte heeft afgezien van horen. Het was immers niet aanstonds duidelijk dat het bezwaar geen kans van slagen zou hebben. Juist door eiser niet te horen, heeft verweerder bij het nemen van de beslissing onvoldoende aandacht geschonken aan eisers individuele omstandigheden. Zijn belang om te worden gehoord en niet opnieuw een aanvraag te hoeven doen is des te groter gelet op de hoge kosten verbonden aan een aanvraag van het Nederlanderschap.
6.1
Van horen in bezwaar mag slechts worden afgezien, als op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een andersluidend besluit. [13] Op basis van het door eiser ingediende bezwaarschrift, heeft verweerder gelet op deze maatstaf, van het horen van eiser mogen afzien. Van een schending van de hoorplicht is dan ook geen sprake. Deze beroepsgrond slaagt niet. Dat een nieuwe aanvraag van het Nederlanderschap opnieuw geld kost is vervelend voor eiser, maar de rechtbank ziet niet in dat het horen van eiser had kunnen bijdragen aan een andersluidend besluit. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
7. Het beroep van eiser is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Moussaoui, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A.E. Delhaes, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2022.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN).
2.Artikel 300, eerste lid, Wetboek van Strafrecht.
3.Artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, van de RWN.
4.Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap 2003.
6.Paragraaf 5 en 6 bij artikel 9 van de Handleiding.
7.Zie ook ECLI:NL:RVS:2021:2689, r.o. 3.1.
8.Verklaring omtrent het gedrag.
9.Paragraaf 5 bij artikel 9 van de Handleiding.
11.Zie pagina 3 tot en met 7.
12.Zie ook paragraaf 6 bij artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, van de Handleiding.
13.Artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb.