ECLI:NL:RBAMS:2022:4058
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een naturalisatieverzoek op basis van niet verstreken rehabilitatietermijn en gebrek aan bijzondere omstandigheden
In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 13 juli 2022, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn naturalisatieverzoek behandeld. Eiser had zijn verzoek ingediend, maar dit werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 24 juni 2021, omdat er een ernstig vermoeden bestond dat hij een gevaar voor de openbare orde vormde. Dit vermoeden was gebaseerd op een veroordeling voor mishandeling, waarbij eiser op 3 juli 2017 door het gerechtshof Amsterdam was veroordeeld tot 80 uren taakstraf. De rehabilitatietermijn van vijf jaar, die geldt voor naturalisatieverzoeken, was nog niet verstreken op het moment van de afwijzing.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht het verzoek heeft afgewezen, omdat de rehabilitatietermijn eindigt op 27 december 2022, en dus nog steeds van toepassing is. Eiser voerde aan dat de afwijzing onevenredig was, omdat de veroordeling meer dan vijf jaar geleden was en dat er geen concrete indicaties waren dat hij een gevaar vormde. De rechtbank stelt echter vast dat de regels omtrent naturalisatie duidelijk zijn en dat de staatssecretaris niet van het beleid hoefde af te wijken, aangezien de omstandigheden die eiser aanvoerde niet als bijzonder genoeg werden beschouwd.
Daarnaast werd het argument van eiser dat hij een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) had verkregen voor zijn functie als taxichauffeur, niet als voldoende reden gezien om van het beleid af te wijken. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van het verzoek niet betekent dat eiser nooit meer het Nederlanderschap kan verkrijgen; hij kan na de rehabilitatietermijn opnieuw een verzoek indienen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.