Op 12 juli 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar fraude. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de procedure omvatte meerdere zittingen, waaronder een op 14 oktober 2021 en een op 28 juni 2022. Tijdens deze zittingen werd de opgeëiste persoon bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. N.M. Delsing, en een tolk in de Poolse taal. De rechtbank heeft de beslistermijnen meerdere keren verlengd in afwachting van uitspraken van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) over prejudiciële vragen. De rechtbank oordeelde dat de overlevering niet onevenredig was, ondanks het verweer van de raadsvrouw dat de opgeëiste persoon al geruime tijd in detentie zat. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen individuele gevaren zijn voor een eerlijk proces in Polen, ondanks de structurele gebreken in de Poolse rechtsorde. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, omdat het EAB voldeed aan de wettelijke eisen en er geen weigeringsgronden waren.