ECLI:NL:RBAMS:2022:3945

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 juli 2022
Publicatiedatum
8 juli 2022
Zaaknummer
13/127149-21 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging en belediging via sociale media

Op 1 juli 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 25-jarige man, die werd beschuldigd van bedreiging en belediging via Instagram. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek op de terechtzitting van 17 juni 2022, waar de verdachte niet aanwezig was. De officier van justitie, mr. W.J. Nijkerk, vorderde bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. M.H.A. Horsch, refereerde zich aan het oordeel van de rechtbank.

De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging, die onder andere bedreiging met zware mishandeling en opzettelijke belediging inhield, bewezen was. De verdachte had op 11 april 2021 via Instagram bedreigende en beledigende berichten gestuurd naar een slachtoffer. De rechtbank achtte de feiten strafbaar en concludeerde dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten.

De officier van justitie had een taakstraf van 40 uren geëist, waarvan 20 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank volgde deze eis en legde de verdachte een taakstraf op van 40 uren, waarvan 20 uren voorwaardelijk. Tevens werd bepaald dat vervangende hechtenis zou worden toegepast indien de verdachte de taakstraf niet naar behoren zou verrichten. De rechtbank baseerde haar beslissing op de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte, die geen eerder strafblad had voor soortgelijke feiten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/127149-21 (Promis)
Datum uitspraak: 1 juli 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 juni 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. W.J. Nijkerk. Verdachte is niet verschenen. De raadsman van verdachte, mr. M.H.A. Horsch, heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd namens verdachte het woord te voeren. De rechtbank heeft kennisgenomen van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort samengevat – ten laste gelegd dat hij zich op 11 april 2021 te Amsterdam en/of te Eijsden heeft schuldig gemaakt aan:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling van [slachtoffer] door het versturen van berichten via Instagram;
opzettelijke belediging van [slachtoffer] door het versturen van berichten via Instagram.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1
Standpunten ter terechtzitting
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten. Dat een bedreiging ook kan plaatsvinden tegen niet nader genoemde familieleden en vrienden die zelf geen aangifte hebben gedaan, blijkt uit de uitspraak van de Hoge Raad van 25 januari 2011 [1] , aldus de officier van justitie.
De verdediging heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.2
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de ten laste gelegde feiten bewezen. Gezien het standpunt van de officier van justitie, in samenhang met de bekennende verklaring van verdachte bij de politie, behoeft dit oordeel geen verdere motivering.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
Feit 1:
op 11 april 2021 te Eijsden [slachtoffer] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend, middels een Instagramaccount " [naam account 1] " en " [naam account 2] " berichten via Instagram naar die [slachtoffer] gestuurd met als inhoud:

Ik steek die familie en je buitenlandse vrienden persoonlijk zelf neet neer let maar op’, ‘
Ik weet wie jij en je vrienden zijn kijk niet raar op als jezelf of je buitenlandse kanker vriendjes binnenkort in het ziekenhuis liggen’ en ‘
kijk maar 2 keer achterom als ik jouw was’, in elk geval woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Feit 2:
op 11 april 2021 te Eijsden opzettelijk [slachtoffer] door een toegezonden geschrift heeft beledigd, door middels een Instagramaccount " [naam account 1] " en " [naam account 2] " berichten via Instagram naar die [slachtoffer] te sturen met als inhoud: ‘
Ordinaire kanker hoer!’,

Vieze kanker Pussys’, ‘
Vieze kanker teef’ en ‘
vieze stinkhoer’.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
7. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, waarvan 20 uren voorwaardelijk en met een proeftijd van 2 jaren. De officier van justitie heeft daarbij onder meer gewezen op de ernst van de feiten.
8.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht bij de strafoplegging aansluiting te zoeken bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS). De raadsman heeft er daarbij onder meer op gewezen dat verdachte spijt heeft betuigd, zijn les heeft geleerd en een blanco strafblad heeft.
8.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 14 april 2022. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
De rechtbank acht, gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden en overeenkomstig de eis van de officier van justitie, een taakstraf voor de duur van 40 uren, waarvan 20 uren voorwaardelijk en met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 266 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1:
bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd
Feit 2:
eenvoudige belediging, meermalen gepleegd
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
40 (veertig) uren.
Beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 20 (twintig) dagen.
Beveelt dat een gedeelte, groot
20 (twintig) uren, van deze taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Beveelt dat, als de verdachte het voorwaardelijk deel van de taakstraf bij tenuitvoerlegging niet naar behoren heeft verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 10 dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Overbosch, voorzitter,
mrs. J. Thomas en A.J. Scheijde, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Gigengack, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 juli 2022.
[.]