ECLI:NL:RBAMS:2022:3763

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 juni 2022
Publicatiedatum
4 juli 2022
Zaaknummer
13/751173-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot de rechtsstaat in Polen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 juni 2022 uitspraak gedaan in het kader van een vordering tot overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Poolse autoriteiten. De vordering was ingediend door de officier van justitie en betreft de opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1980. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en onderzocht of aan de voorwaarden voor overlevering was voldaan, waaronder de garantie dat de opgeëiste persoon een eerlijk proces zal krijgen in Polen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon ten minste vijf jaren ononderbroken rechtmatig verblijf in Nederland heeft gehad, wat een voorwaarde is voor gelijkstelling met een Nederlander. De officier van justitie had twijfels over deze gelijkstelling, maar de rechtbank oordeelde dat de overgelegde documenten voldoende bewijs boden voor het rechtmatig verblijf.

De rechtbank heeft ook de garantie van de Poolse autoriteiten beoordeeld en geconcludeerd dat deze voldoende was. Ondanks de zorgen over de rechtsstaat in Polen, heeft de rechtbank geen concrete aanwijzingen gevonden dat de opgeëiste persoon een oneerlijk proces zou krijgen. De rechtbank heeft daarom besloten de overlevering toe te staan, omdat aan alle wettelijke vereisten was voldaan. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751173-22
RK nummer: 22/1866
Datum uitspraak: 29 juni 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 5 april 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Dit EAB is uitgevaardigd op 5 oktober 2021 door de
Sąd Okręgowy (Circuit Court) Warszawa – Praga in Warsaw(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1980,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres], [plaats],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 1 juni 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. C.L.E. McGivern. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.M.C.J. Baaijens, advocaat te Utrecht, en door een tolk in de Poolse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen. Tevens is de gevangenhouding met gelijktijdige schorsing ervan bevolen.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting voor bepaalde tijd geschorst, teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over het gelijkstellingsverweer, de Immigratie- en Naturalisatiedienst (hierna: IND) te bevragen of verwacht wordt dat de opgeëiste persoon na een veroordeling zijn verblijfsrecht verliest en een terugkeergarantie bij de Poolse autoriteiten op te vragen.
De behandeling van de vordering is voortgezet op de openbare zitting van 15 juni 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon is bijgestaan door voornoemde raadsman en door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een voorlopig aanhoudingsbevel van de
Sąd Okręgowy (District Court) for Warszawa Praga-Północvan 27 juli 2021 (referentienummer: III Kp 1073/21, PO VI Ds. 59/11).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Pools recht strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Strafbaarheid; feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 20, te weten:
oplichting.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Polen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft niet de Nederlandse, maar wel de Poolse nationaliteit. Dat betekent dat hij om in aanmerking te komen voor een terugkeergarantie van de Poolse autoriteiten als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de OLW moet voldoen aan de voorwaarden voor gelijkstelling met een Nederlander, die in artikel 6, derde lid, van de OLW zijn neergelegd:
1. ten minste vijf jaren ononderbroken rechtmatig verblijf in Nederland als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e en l, Vreemdelingenwet 2000;
2. vervolgingsmogelijkheid in Nederland voor de feiten die aan het Europees aanhoudingsbevel ten grondslag liggen;
3. ten aanzien van de opgeëiste persoon bestaat de verwachting dat hij niet zijn recht van verblijf in Nederland verliest ten gevolge van een hem na overlevering opgelegde straf of maatregel.
Wat betreft de eerstgenoemde voorwaarde geldt dat volgens vaste jurisprudentie van deze rechtbank een duurzaam verblijfsrecht als Unieburger niet hoeft te worden aangetoond door middel van overlegging van een verblijfsdocument; dit kan ook met het aantonen dat aan de materiële voorwaarden voor een dergelijk verblijfsrecht wordt voldaan.
Standpunt van de raadsman
De opgeëiste persoon kan gelijk gesteld worden met een Nederlander. Ter onderbouwing van het standpunt dat de opgeëiste persoon ten minste vijf jaren ononderbroken rechtmatig verblijf in Nederland heeft gehad, heeft de raadsman de volgende stukken overgelegd:
- Aanslag Belastingdienst over de jaren 2017 en 2018;
- Aangifte Inkomstenbelasting 2019
- Een fiscaal rapport aangifte inkomstenbelasting 2020;
- Resultatenrekening van ‘[naam bedrijf] - Resultaat rekening 2021 periode 0 t/m 12’;
- bewijs Burgergegevens / inschrijving in Nederland.
De raadsman heeft de rechtbank verzocht de opgeëiste persoon gelijk te stellen met een Nederlander en heeft gesteld dat een terugkeergarantie daarom noodzakelijk is.
Standpunt van de officier van justitie
Er bestaan twijfels of de opgeëiste persoon gelijk kan worden gesteld met een Nederlander. Gelet op het ontbreken van een jaaropgave van het jaar 2021 en het feit dat de opgeëiste persoon vanaf oktober 2020 tot april 2021 niet stond ingeschreven in Nederland in de Basisregistratie Personen is niet zonder meer aangetoond dat sprake is van een onafgebroken feitelijk verblijf in Nederland.
Oordeel van de rechtbank
Met de raadsman en anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat op grond van de door de raadsman overgelegde stukken voldoende is komen vast te staan dat de opgeëiste persoon ten minste vijf jaren ononderbroken rechtmatig verblijf in Nederland heeft gehad. De officier van justitie heeft ter zitting benadrukt dat de jaaropgave van 2021 ontbreekt en gesteld dat de overgelegde resultatenrekening van 2021 van het bouwbedrijf van de opgeëiste persoon niet voldoet om de inkomensgegevens te kunnen toetsen. De rechtbank is evenwel van oordeel dat uit de overgelegde aanslagen, aangiften en genoemde resultatenrekening kan worden afgeleid dat de opgeëiste persoon over de jaren 2017 tot en met 2021 steeds een inkomen van in elk geval 50 procent van de bijstandsnorm heeft genoten en heeft derhalve in zijn levensonderhoud kunnen voorzien zonder een beroep te doen op de openbare kas. De hoogte van het inkomen over de jaren 2017-2021 en de overgelegde resultatenrekening van het in Nederland gevestigde bouwbedrijf leveren bovendien, in samenhang bezien met de inschrijvingsgegevens in Nederland, voldoende grond op om vast te kunnen stellen dat de opgeëiste persoon ten minste vijf jaren ononderbroken verblijf in Nederland heeft gehad.
Nu de opgeëiste persoon voldoet aan de eerste voorwaarde, heeft Nederland, gelet op artikel 7, derde lid jo. artikel 86b van het Wetboek van strafrecht, rechtsmacht voor het feit dat aan het EAB ten grondslag ligt.
Uit de ter zitting door de officier van justitie overgelegde brief van 8 juni 2022 van de IND blijkt tot slot dat ten aanzien van de opgeëiste persoon de verwachting bestaat dat hij niet zijn recht van verblijf in Nederland zal verliezen ten gevolge van een hem na overlevering op te leggen straf of maatregel.
Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat is voldaan aan de hiervoor genoemde voorwaarden voor gelijkstelling met een Nederlander.
De overlevering van de opgeëiste persoon kan daarom worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van het feit waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
Uit de door de officier van justitie ter zitting overgelegde brief blijkt dat de
Deputy Head of the Division Circuit Court Judge in Warsawop 10 juni 2022 de volgende garantie heeft gegeven:
With respect to the letter dated 9 June 2022 concerning [opgeëiste persoon], date of birth [geboortedag] 1980, [geboorteplaats], please be informed of the assurance of the possibility to execute a sentence in a state, which recognizes the defendant as a citizen, results from the European Framework Decision of 13 June 2002, article 5 (2002/684/JHA).
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

6. Artikel 11 OLW: artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU

De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat, vanwege structurele of fundamentele gebreken in de Poolse rechtsorde, in Polen een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [1]
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld - kort samengevat - dat het algemeen gevaar op een oneerlijk proces in Polen sterker is geworden gelet op de inhoud van de Resolutie van het Europees Parlement van 7 juni 2022 over de rechtsstaat en de potentiële goedkeuring van het Poolse nationaal herstel- en veerkrachtplan [2] en wel zodanig dat de opgeëiste persoon van wie het proces nog moet beginnen een reëel gevaar loopt dat hij geen eerlijk proces krijgt. Schorsingen van rechters moeten volgens de resolutie ongedaan gemaakt worden, maar dat is nog steeds niet gebeurd en het is dus niet bekend of de zaak van de opgeëiste persoon zal worden behandeld door onafhankelijke rechters. Dit is volgens de raadsman ook de onderbouwing voor de tweede stap van de tweestappentoets. De raadsman heeft de rechtbank verder verzocht een prejudiciële vraag voor te leggen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (verder: het Hof van Justitie). Deze komt er kort gezegd op neer of aan een EAB van Polen gevolg dient te worden gegeven nu Polen aanwijsbaar verzuimt de uitspraken van het Hof van Justitie te eerbiedigen.
De rechtbank is van oordeel dat de raadsman van de opgeëiste persoon geen elementen heeft aangevoerd waaruit blijkt dat – noch die doen vermoeden dat – de structurele of fundamentele gebreken een concrete invloed zullen hebben op de behandeling van de strafzaak van de opgeëiste persoon. Het verweer van de raadsman toont geenszins aan dat sprake is van een individueel reëel gevaar van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman en ziet evenmin aanleiding om op dit punt prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie. [3]

7.7. Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6 en 7 van de OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Sąd Okręgowy (Circuit Court) Warszawa – Praga in Warsaw(Polen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. P. van Kesteren en G.M. Beunk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.J.G. van der Want, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 29 juni 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rb. Amsterdam 10 februari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:420, r.o. 5.3.1-5.3.3 en Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, r.o. 4.4.
2.Resolutie van het Europees Parlement van 7 juni 2022 over de rechtsstaat en de potentiële goedkeuring van het Poolse nationaal herstel- en veerkrachtplan (2022/2703(RSP)).
3.Vgl. Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1793, onder verwijzing naar HvJ EU 22 februari 2022, C-562/21 PPU en C-563/21 PPU, ECLI:EU:C:2022:100 (