Op 14 juni 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Parket van de Procureur des Konings te Limburg, afdeling Hasselt, België. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 7 april 2022 en betreft een vrijheidsstraf van vijftien maanden die aan de opgeëiste persoon was opgelegd bij een vonnis van de rechtbank van eerste aanleg Limburg op 19 oktober 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon juist is en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft. Tijdens de zitting was de opgeëiste persoon bijgestaan door zijn advocaat, mr. B.A.C. van Tuinen.
De rechtbank heeft de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing verklaard, omdat de opgeëiste persoon op de hoogte was van het proces en vertegenwoordigd was door zijn advocaat. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, zijn opgenomen in bijlage 1 van de OLW, en dat de dubbele strafbaarheid niet hoeft te worden onderzocht. De rechtbank heeft de weigeringsgrond van artikel 6a OLW overwogen, maar heeft besloten om van deze grond af te zien, omdat de opgeëiste persoon al geruime tijd in België woont en het resocialisatieproces daar beter kan plaatsvinden.
De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in België beoordeeld en vastgesteld dat er voldoende garanties zijn dat de opgeëiste persoon niet zal worden blootgesteld aan onmenselijke of vernederende behandeling. Gezien deze overwegingen heeft de rechtbank besloten om de overlevering toe te staan. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.