ECLI:NL:RBAMS:2022:3667

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 juli 2022
Publicatiedatum
30 juni 2022
Zaaknummer
13/303719-20 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Groepsbelediging van Joden door uitlatingen in radioprogramma

In deze zaak is een 61-jarige man veroordeeld voor groepsbelediging van Joden. De verdachte heeft in september 2019 tijdens een uitzending van het radioprogramma 'Gaan!' van BNNVARA en NPO Radio 1 uitlatingen gedaan die beledigend zijn voor de Joodse gemeenschap. Hij beweerde dat Joden opzettelijk de Holocaust hebben veroorzaakt om zich te ontdoen van minderwaardige elementen in hun eigen kring en om een eigen staat te kunnen stichten. De rechtbank oordeelt dat deze uitlatingen een zeer negatieve conclusie over Joden trekken en hen in een kwaad daglicht stellen, wat uitermate beledigend is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uitlatingen geen bescherming verdienen en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die het beledigende karakter van de uitlatingen wegnemen. De verdachte is verminderd toerekeningsvatbaar verklaard en krijgt een voorwaardelijke taakstraf van 40 uren met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast is er een schadevergoeding van € 250,- toegewezen aan de benadeelde partij. De rechtbank heeft de ernst van de uitlatingen en de impact op de Joodse gemeenschap zwaar meegewogen in de strafoplegging.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13.303719.20
[verdachte]
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/303719-20 (Promis)
Datum uitspraak: 1 juli 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1961,
wonende op het adres: [adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 juni 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. W.J. Nijkerk, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J. Zeegers, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 11 september 2019 te Amsterdam en/of Hilversum en/of Doetinchem, in ieder geval in Nederland, Zich in het openbaar Mondeling opzettelijk beledigend Heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten Joden, Wegens hun ras en/of godsdienst, Door gedurende het radioprogramma Gaan! van BNNVARA en/of NPO Radio 1 de volgende uitlatingen te doen:
“Bijvoorbeeld ook de Davidster, om joden uit te lichten met de Davidster, dat is gewoon met voorbedachten rade geweest om de slachtofferrol te kunnen spelen en uiteindelijk Israël te kunnen claimen. Maar ik geloof nooit dat Hitler daar zelf op gekomen is.” En/of
“In ieder geval, volgens mij heeft men gewoon de schoffies onder de joden gewoon vermoord. En dat… men heeft daar gewoon een soort van selectie gepleegd van dat willen we wel in Israël hebben en dat willen we niet in Israël hebben en men heeft geweten van, als je een land wil claimen, moet je uiteindelijk er wel joden hebben wonen.” En/of
“En Hitler is gewoon in een soort van fuik gelopen. Hij is waarschijnlijk in een financiële fuik gelopen, waar hij op een gegeven moment neer meer uit kon. En zo is hij in de idioterie gekomen.”

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit. Gelet op het stappenmodel dat voortvloeit uit de uitspraak van de Hoge Raad van 10 april 2018 [1] heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan groepsbelediging van Joden. Aan stap 1 is voldaan. De uitlatingen zijn op zichzelf en in samenhang bezien beledigend voor een groep mensen wegens hun ras/godsdienst, te weten Joden. Ten aanzien van stap 2 kan niet worden gesteld dat het maatschappelijke debat het beledigende karakter van de uitlatingen wegneemt. Aan stap 3 komt men in dat geval niet toe, aldus (steeds) de officier van justitie.
Subsidiair, indien de rechtbank toch van oordeel zou zijn dat aan stap 2 is voldaan, heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de uitlatingen in het licht van stap 3 onnodig grievend zijn.
4.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, onder verwijzing naar artikel 10 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM), op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken. Verdachte had met zijn uitlatingen niet de bedoeling om Joden te beledigen en/of hen in een kwaad daglicht te stellen, maar verkondigde slechts zijn mening.
Subsidiair, indien de rechtbank van oordeel zou zijn dat de uitspraak wel degelijk als beledigend kan worden aangemerkt, heeft de raadsman gewezen op de context waarin de uitlatingen zijn gedaan. Het radioprogramma ging over een tentoonstelling met spullen van de
Schutzstaffel(SS) en verdachte heeft in dat kader een bijdrage geleverd aan het maatschappelijke debat. Daarbij waren de uitlatingen niet onnodig grievend.
4.3
Oordeel van de rechtbank
4.3.1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen het volgende vast. Op 11 september 2019 belt ene ‘ [naam 1] ’ in naar het radioprogramma ‘Gaan!’ van BNN VARA op NPO radio 1. Daarbij doet ‘ [naam 1] ’ onder meer de volgende uitlatingen:
Bijvoorbeeld ook de Davidster, om joden uit te lichten met de Davidster, dat is gewoon met voorbedachten rade geweest om de slachtofferrol te kunnen spelen en uiteindelijk Israël te kunnen claimen. Maar ik geloof nooit dat Hitler daar zelf op gekomen is.
In ieder geval, volgens mij heeft men gewoon de schoffies onder de joden gewoon vermoord. En dat… men heeft daar gewoon een soort van selectie gepleegd van dat willen we wel in Israël hebben en dat willen we niet in Israël hebben en men heeft geweten van, als je een land wil claimen, moet je uiteindelijk er wel joden hebben wonen.
En Hitler is gewoon in een soort van fuik gelopen. Hij is waarschijnlijk in een financiële fuik gelopen, waar hij op een gegeven moment neer meer uit kon. En zo is hij in de idioterie gekomen.
Via de historische belgegevens is de politie vervolgens uitgekomen bij verdachte. Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij als ‘ [naam 1] ’ naar het radioprogramma heeft gebeld en de hiervoor vermelde uitlatingen heeft gedaan.
De rechtbank staat vervolgens voor de vraag of de uitlatingen als groepsbelediging kunnen worden aangemerkt.
4.3.2
Bewezenverklaring van het ten laste gelegde
Bij de beoordeling of een uitlating beledigend is voor een groep mensen, moeten drie stappen worden doorlopen. Allereerst moet worden beoordeeld of de uitingen op zichzelf beschouwd beledigend zijn. Vervolgens moet worden beoordeeld of er sprake is van bijzondere omstandigheden waaronder die uitlating is gedaan - in de context van het publieke debat, binnen de context van geloofsopvatting of binnen de context van artistieke expressie - die het beledigend karakter van de uitingen wegneemt. Tot slot moet worden gekeken of de uitingen, indien gedaan binnen de hiervoor bedoelde context, niet onnodig grievend zijn.
Met zijn uitlatingen heeft verdachte telkens, kort samengevat en in samenhang bezien, tot uiting gebracht dat Joden - als groep - opzettelijk de Holocaust tot stand hebben gebracht om zich te ontdoen van de minderwaardige elementen in eigen kring, teneinde met een schone lei een eigen staat te kunnen beginnen. Verdachte heeft hiermee in het openbaar een zeer negatieve conclusie over Joden getrokken en hen daarmee in een zeer negatief daglicht gesteld, hetgeen uitermate beledigend voor deze groep mensen is. Verdachte heeft immers gesteld dat Joden in de Tweede Wereldoorlog uit politiek winstbejag miljoenen van hun eigen mensen hebben laten uitroeien. Daarmee heeft verdachte beweerd dat het leed dat Joodse mensen in de Tweede Wereldoorlog is aangedaan door hen was gewild en aan hun eigen schuld te wijten is geweest. Daarbij zouden zij Hitler als hun marionet hebben gebruikt en hem middels financiële prikkels tot zijn daden hebben gebracht. Hiermee is voldaan aan één van de meest essentiële vereisten voor de toepasselijkheid van artikel 137c Sr, namelijk dat er een negatieve conclusie over een groep mensen wordt geuit die deze groep mensen in de ogen van anderen in een kwaad daglicht zet, met als mogelijk gevolg dat die anderen deze groep anders gaan zien en behandelen.
Daarnaast is het voor nabestaanden en familie van omgekomen Joden buitengewoon schrijnend dat hun omgekomen dierbaren door verdachte voor ‘schoffies’ worden uitgemaakt.
Voorts stelt de rechtbank vast dat op geen enkele manier is gebleken dat de aan verdachte tenlastegelegde uitingen bescherming verdienen. Verdachte heeft weliswaar ingebeld tijdens een radioprogramma dat ging over het tentoonstellen van spullen die toebehoorden aan de SS, maar zijn uitlatingen hebben noch in de context van dit radioprogramma, noch in een ander relevant maatschappelijk debat enige bijdrage geleverd. Er is daarom geen sprake van bijzondere omstandigheden die het beledigend karakter van zijn uitlatingen wegnemen. Aan de derde toets, namelijk de vraag of de uitlatingen, indien gegeven in een bijzondere context, onnodig grievend waren, komt de rechtbank dan ook niet meer toe. De rechtbank verwerpt het verweer.
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen, tezamen en in onderlinge samenhang bezien, heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde groepsbelediging.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte op 11 september 2019 te Doetinchem, in ieder geval in Nederland, zich in het openbaar mondeling opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten Joden, wegens hun ras/godsdienst, door gedurende het radioprogramma Gaan! van BNNVARA en NPO Radio 1 de volgende uitlatingen te doen:
“Bijvoorbeeld ook de Davidster, om joden uit te lichten met de Davidster, dat is gewoon met voorbedachten rade geweest om de slachtofferrol te kunnen spelen en uiteindelijk Israël te kunnen claimen. Maar ik geloof nooit dat Hitler daar zelf op gekomen is”, en
“In ieder geval, volgens mij heeft men gewoon de schoffies onder de joden gewoon vermoord. En dat… men heeft daar gewoon een soort van selectie gepleegd van dat willen we wel in Israël hebben en dat willen we niet in Israël hebben en men heeft geweten van, als je een land wil claimen, moet je uiteindelijk er wel joden hebben wonen”, en
“En Hitler is gewoon in een soort van fuik gelopen. Hij is waarschijnlijk in een financiële fuik gelopen, waar hij op een gegeven moment neer meer uit kon. En zo is hij in de idioterie gekomen.”
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, geheel voorwaardelijk en met een proeftijd van 2 jaren.
De officier van justitie heeft daarbij gewezen op de ernst van het feit. Tevens heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat, ondanks dat er geen psychiatrisch rapport betreffende verdachte is opgemaakt, op basis van het dossier kan worden gesteld dat het feit verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend. Overschrijding van de redelijke termijn is niet aan de orde, nu verdachte niet is gehoord door de politie en de termijn pas is gaan lopen toen verdachte een dagvaarding ontving.
8.2
Standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, heeft de raadsman verzocht om aan verdachte een geheel voorwaardelijke taakstraf op te leggen.
De raadsman heeft daarbij gewezen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder de omstandigheid dat bij hem schizofrenie is vastgesteld. Er is sprake van enigszins verminderde toerekeningsvatbaarheid. Daarnaast is verdachte na het feit niet meer in aanraking gekomen met politie en/of justitie. Verdachte heeft veel spijt en heeft onder meer ter terechtzitting zijn excuses aangeboden. Ook dient rekening te worden gehouden met overschrijding van de redelijke termijn, nu de radio-uitzending al in 2019 heeft plaatsgevonden en verdachte reeds in 2020 door de politie is uitgenodigd voor verhoor, aldus de raadsman.
8.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan groepsbelediging door te beweren dat de Joden zelf de Holocaust teweeg hebben gebracht. De Jodenvervolging in de Tweede Wereldoorlog is een uitzonderlijk schokkende gebeurtenis geweest in de geschiedenis van de mensheid en heeft onnoemelijk veel leed veroorzaakt bij de slachtoffers en de nabestaanden, tot op de dag van vandaag. De rechtbank rekent het verdachte zeer aan dat hij met zijn uitlatingen een inbreuk heeft gemaakt op de rechten van Joodse mensen en hun eer en waardigheid heeft aangetast.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 30 november 2021. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
De rechtbank heeft verder onder meer kennis genomen van het reclasseringsadvies van 14 december 2021. Het is de reclassering niet gelukt om persoonlijk met verdachte te spreken, maar er heeft wel e-mailcontact plaatsgevonden tussen de reclassering en verdachte. De reclassering concludeert dat verdachte geen spijt betoont over zijn daad en in zijn e-mails uitspraken herhaalt die lijken op de ten laste gelegde uitspraken. De rapporteur merkt op dat, hoewel nader gedragsdeskundig onderzoek nodig lijkt om daarover conclusies te kunnen trekken, het aannemelijk is dat ten tijde van het verdachte verweten feit een ziektebeeld het gedrag van verdachte beïnvloedde.
Naar aanleiding van genoemd reclasseringsadvies is een Pro Justitia rapport betreffende verdachte aangevraagd. Per e-mail van 14 juni 2022 heeft een psychiater van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) echter laten weten dat het uitvoeren van een Pro Justitia rapportage op dit moment onhaalbaar is, nu er geen trajectconsult is uitgevoerd en er op dit moment niet over personen wordt gerapporteerd die niet zijn gedetineerd.
De raadsman heeft betreffende verdachte een medische verklaring van huisarts E.L. Ellis van 25 januari 2022 overgelegd, waaruit blijkt dat bij verdachte onder meer in 2011 schizofrenie en in 2018 een schizotypische stoornis zijn vastgesteld.
Gezien bovenstaande bevindingen, de gedragingen van verdachte op 11 september 2019 en de gedragingen van verdachte ter terechtzitting, acht de rechtbank het aannemelijk dat verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden bestempeld met betrekking tot het gepleegde feit. De rechtbank zal hiermee rekening houden bij de strafoplegging.
De redelijke termijn vangt aan op het moment dat jegens verdachte een handeling is verricht waaraan verdachte in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging kon worden ingesteld. Naar het oordeel van de rechtbank is de redelijke termijn aangevangen op 30 november 2021. Dit is de dag waarop verdachte de dagvaarding in persoon heeft ontvangen. Nu sinds die dag tot aan de dag waarop de zaak ter terechtzitting is afgerond met een eindvonnis minder dan twee jaren zijn verstreken, is er geen sprake van overschrijding van de redelijke termijn.
Alles afwegende acht de rechtbank een geheel voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 40 uur passend en geboden.

9.Vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [benadeelde partij] vordert € 1.800,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij heeft ter terechtzitting toegelicht dat zij veel last heeft ondervonden van het feit. Het gaat om een symbolische schadevergoeding, aldus de benadeelde partij: 18 is de numerieke waarde van het Hebreeuwse woord ‘Chai’ dat staat voor ‘leven’.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank voor het deel groot € 250,- niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom in zoverre worden toegewezen
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [benadeelde partij] wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
De vordering zal voor het meerdere worden afgewezen.
De rechtbank ziet aanleiding om de kosten tussen partijen te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 137c van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
zich in het openbaar, mondeling opzettelijk beledigend uitlaten over een groep mensen wegens hun ras/godsdienst
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 40 (veertig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 20 (twintig) dagen.
Beveelt dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] toe tot een bedrag van € 250,- (zegge: tweehonderdvijftig euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij] voornoemd.
Wijst de vordering voor het overige af.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij] aan de Staat € 250,- (zegge: tweehonderdvijftig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 5 (vijf) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Overbosch, voorzitter,
mrs. J. Thomas en A.J. Scheijde, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Gigengack, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 juli 2022.