In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 mei 2022 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Onderzoeksrechter bij de rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk, België. De vordering is ingediend door de officier van justitie en betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1992, die in Nederland gedetineerd is. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering behandeld op een openbare zitting op 4 mei 2022, waarbij de officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon aanwezig waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De verdediging heeft aangevoerd dat de overlevering moet worden geweigerd vanwege de detentieomstandigheden in België, specifiek de 'grondslapers-problematiek'. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de algemene detentiegarantie die door de Belgische autoriteiten is afgegeven voldoende is om te waarborgen dat de opgeëiste persoon niet in onmenselijke of vernederende omstandigheden zal worden gedetineerd.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de opgeëiste persoon, indien hij in België wordt veroordeeld, zijn straf in Nederland zal mogen ondergaan. Gezien de geboden garanties en het feit dat er geen aanwijzingen zijn dat de opgeëiste persoon in Oudenaarde zal worden gedetineerd, heeft de rechtbank de vordering tot overlevering toegestaan. De beslissing is genomen in overeenstemming met de relevante artikelen van de OLW, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.