ECLI:NL:RBAMS:2022:3617

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 mei 2022
Publicatiedatum
27 juni 2022
Zaaknummer
13/751183-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 mei 2022 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Onderzoeksrechter bij de rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk, België. De vordering is ingediend door de officier van justitie en betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1992, die in Nederland gedetineerd is. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering behandeld op een openbare zitting op 4 mei 2022, waarbij de officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De verdediging heeft aangevoerd dat de overlevering moet worden geweigerd vanwege de detentieomstandigheden in België, specifiek de 'grondslapers-problematiek'. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de algemene detentiegarantie die door de Belgische autoriteiten is afgegeven voldoende is om te waarborgen dat de opgeëiste persoon niet in onmenselijke of vernederende omstandigheden zal worden gedetineerd.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de opgeëiste persoon, indien hij in België wordt veroordeeld, zijn straf in Nederland zal mogen ondergaan. Gezien de geboden garanties en het feit dat er geen aanwijzingen zijn dat de opgeëiste persoon in Oudenaarde zal worden gedetineerd, heeft de rechtbank de vordering tot overlevering toegestaan. De beslissing is genomen in overeenstemming met de relevante artikelen van de OLW, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/751183-22
RK nummer: 22/898
Datum uitspraak: 12 mei 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 17 februari 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 14 februari 2022 door de Onderzoeksrechter bij de rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk (België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres],
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [plaats],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 4 mei 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. M. Broere, advocaat te Roosendaal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een aanhoudingsbevel bij verstek, afgeleverd door de Onderzoeksrechter bij de rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk van 14 februari 2022.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Belgisch recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Strafbaarheid: feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummers 1 en 5, te weten:
deelneming aan een criminele organisatie
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De Procureur des Konings van het Parket van de Procureur des Konings West-Vlaanderen heeft op 1 april 2022 de volgende garantie gegeven:
Mijn ambt verwijst naar uw bericht dd. 29/03/2022 inzake de overlevering van [opgeëiste persoon] geboren op [geboortedag]/1992 en waarin verzocht wordt om de terugkeergarantie te verstrekken. Overeenkomstig artikel 5 §3 van het kaderbesluit dd. 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel bied ik u de garantie voor de terugkeer naar Nederland van de door u overgeleverde onderdaan, in casu [opgeëiste persoon]
Deze garantie houdt in dat, eens betrokkene in België onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld, deze persoon naar Nederland wordt overgebracht teneinde deze straf of maatregel aldaar te ondergaan.
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

6.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering moet worden geweigerd, omdat – als de feiten al zouden zijn gepleegd door de opgeëiste persoon, die nooit in België komt – de feiten zich geheel op Nederlands grondgebied hebben afgespeeld.
De rechtbank overweegt dat zij op basis van de informatie in het EAB geen aanleiding heeft om aan te nemen dat de feiten waarvan de opgeëiste persoon wordt verdacht, geheel of gedeeltelijk op Nederlands grondgebied zijn gepleegd. In het EAB is immers bij de verschillende feiten steeds als pleegplaats Waregem en/of elders in België vermeld. De weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW is daarom niet van toepassing. De rechtbank verwerpt het verweer.

7.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

Bij uitspraak van 22 juni 2021 [1] heeft de rechtbank in de zaak van een andere opgeëiste persoon geconcludeerd dat in België een reëel gevaar bestaat op een onmenselijke of vernederende behandeling voor gedetineerden die terecht komen in een instelling waar sprake is van grondslapers, waardoor de minimale persoonlijke ruimte van 3 m2 in een meerpersoonscel niet meer is gewaarborgd, alsmede waar sprake is van niet-afgeschermde toiletten in meerpersoonscellen. De detentie-instellingen waar hiervan sprake is, zijn: Antwerpen, Gent, Brugge, Oudenaarde, Hasselt, Dendermonde en Mechelen.
De rechtbank stelt vast dat er bij brief van 9 september 2021, afkomstig van de Directeur-generaal bij het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele Rechten en Vrijheden, een algemene detentiegarantie is gegeven:
Als algemene regel, kunnen in België de volgende algemene waarborgen gegeven worden bij een overlevering in het kader van de tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel:
- De overgeleverde persoon zal in een cel worden opgesloten waarvan de oppervlakte en de inrichting beantwoordt aan de normen van het CPT van de Europese Raad (minimum 3m2). Dit zowel wanneer hij alleen verblijft in een cel als wanneer hij een daarvoor aangepaste en grotere cel deelt met een andere persoon.
- De sanitaire blokken, doorgaans voorzien van een wasbak en toilet, zijn afgescheiden van de rest van de cel door een muur of door een scherm. Soms is er ook een douche voorzien. In dat geval is het sanitair complex afgescheiden van de rest van de cel.
Eerder in deze brief is ten aanzien van gevangenissen waar gedetineerden op een extra matras slapen, ofwel waar de ‘grondslapers-problematiek’ zich voordoet, over de celruimte en de sanitaire blokken de volgende opmerking gemaakt:
Bovendien garanderen wij dat in de gevangenissen waarin dit fenomeen zich voordoet, er zal op toegezien worden dat de overgeleverden niet zullen worden opgesloten in een dergelijke afdeling zodat de overgeleverde personen ten minste over 3m2 personal space beschikken exclusief de sanitaire blokken.
In haar uitspraak van 7 oktober 2021 [2] heeft de rechtbank overwogen dat de hiervoor genoemde brief van de Belgische autoriteiten van 9 september 2021 in elke overleveringszaak geldig is, zoals de Belgische autoriteiten in bedoelde brief hebben bevestigd, en dat het om die reden niet noodzakelijk is dat voor elke individuele opgeëiste persoon een detentiegarantie wordt opgevraagd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de bovenstaande algemene detentiegarantie niet voldoende is, omdat niet duidelijk is in welke detentie-instelling de opgeëiste persoon na (eventuele) overlevering terecht zal komen. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de opgeëiste persoon, gelet op het feit dat de vervolging in Kortrijk plaatsvindt, naar alle waarschijnlijkheid in Oudenaarde zal worden gedetineerd en daar speelt de grondslapers-problematiek. De raadsman heeft verzocht de overlevering te weigeren dan wel de behandeling van de zaak aan te houden om de uitvaardigende justitiële autoriteit te vragen in welke detentie-instelling de opgeëiste persoon terecht zal komen en hoe de detentieomstandigheden daar zijn.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering kan worden toegestaan. Er is een algemene detentiegarantie afgegeven door de Belgische autoriteiten en er is geen reden om te twijfelen aan de naleving van die garantie.
Oordeel van de rechtbank
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank nog altijd uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [3] Indien de opgeëiste persoon - zoals de raadsman stelt - in Oudenaarde wordt gedetineerd, waar de grondslapers-problematiek zich voordoet, volgt uit de algemene detentiegarantie dat hij niet zal worden geplaatst in een dergelijke afdeling zodat hij ten minste over 3m2
personal spacezal beschikken exclusief de sanitaire blokken. Overigens is niet gebleken dat de opgeëiste persoon naar alle waarschijnlijkheid in Oudenaarde zal worden gedetineerd.
Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat het reële gevaar op een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie dat zij ten aanzien van voornoemde penitentiaire inrichtingen heeft aangenomen, met de afgegeven detentiegarantie voor de opgeëiste persoon is weggenomen. De detentieomstandigheden in België staan dan ook niet aan overlevering in de weg.
De rechtbank ziet om die reden ook geen aanleiding om nadere inlichtingen op te vragen over de detentieomstandigheden waarin de opgeëiste persoon terecht zal komen. Het verweer wordt verworpen.

8.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

9.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6 en 7 OLW.

10.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de Onderzoeksrechter bij de rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk (België) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter,
mrs. J.P.W. Helmonds en M.M.L.A.T. Doll, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.A. Potters, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 12 mei 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rechtbank Amsterdam 22 juni 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:3243.
3.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, zaak