Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Vrijspraak
4.De voorlopige hechtenis
5.Beslissing
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis.
Rechtbank Amsterdam
Op 2 februari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van meerdere vuurwapens, patroonhouders en munitie, alsook van de voorbereiding van een ernstig misdrijf. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een onderzoek ter terechtzitting op 19 januari 2022, waarbij de officier van justitie, mr. H. Hoekstra, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. W. van Vliet, hun standpunten naar voren hebben gebracht. De tenlastelegging omvatte twee feiten: het voorhanden hebben van vuurwapens en de voorbereiding van een ernstig misdrijf, waarvoor een gevangenisstraf van acht jaar of meer kan worden opgelegd.
De rechtbank heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen. Ten aanzien van feit 1, het voorhanden hebben van vuurwapens, heeft de rechtbank vastgesteld dat de verdachte niet in voldoende mate bewust was van de aanwezigheid van de wapens in de woning. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar het gebrek aan forensisch bewijs en de omstandigheden waaronder de wapens zijn aangetroffen. De verdachte verbleef in een woning waar meerdere personen in- en uitliepen, en de aangetroffen wapens waren vaak goed verstopt.
Met betrekking tot feit 2, de voorbereiding van een ernstig misdrijf, heeft de rechtbank geconcludeerd dat er geen bewijs was voor een concreet plan of intentie van de verdachte. De rechtbank heeft daarom de verdachte vrijgesproken van beide feiten en het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. B.M. Visser, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.