In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 15 juni 2022 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Onderzoeksrechter in de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, België. De opgeëiste persoon, geboren in Ghana, werd verdacht van deelname aan een criminele organisatie en georganiseerde of gewapende diefstal. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering behandeld op een openbare zitting op 1 juni 2022, waarbij de officier van justitie, mr. K. van der Schaft, aanwezig was. De opgeëiste persoon was niet verschenen, maar zijn raadsman, mr. T.H.L. Kneepkens, was gemachtigd om namens hem te spreken.
De rechtbank heeft de overlevering in eerste instantie toegestaan, maar heeft ook de detentieomstandigheden in België in overweging genomen. Er werd een garantie gegeven door de Belgische autoriteiten dat de opgeëiste persoon in een cel zou worden opgesloten die voldoet aan de normen van het CPT van de Europese Raad. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat, ondanks deze garantie, de terugkeer naar Nederland om een eventuele vrijheidsstraf te ondergaan de kansen op resocialisatie in de Nederlandse maatschappij niet zou verhogen. Daarom heeft de rechtbank besloten om de overlevering niet afhankelijk te maken van de garantie van terugkeer.
De rechtbank heeft ook de weigeringsgrond van artikel 13 van de Overleveringswet (OLW) besproken, maar kwam tot de conclusie dat deze niet van toepassing was. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen weigeringsgronden waren en dat de overlevering kon worden toegestaan, waarbij de relevante artikelen van de OLW werden toegepast. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.