ECLI:NL:RBAMS:2022:3437

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 juni 2022
Publicatiedatum
17 juni 2022
Zaaknummer
13/083160-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot Belgische detentieomstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 15 juni 2022 uitspraak gedaan op een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat op 1 april 2022 is uitgevaardigd door de Onderzoeksrechter in de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, België. De opgeëiste persoon, geboren in 2001 en gedetineerd in een Belgische penitentiaire inrichting, wordt verdacht van deelname aan een criminele organisatie en georganiseerde of gewapende diefstal. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering behandeld op een openbare zitting op 1 juni 2022, waarbij de officier van justitie en de raadsman aanwezig waren.

De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak met dertig dagen verlengd om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen. De raadsman heeft verzocht om de overlevering te weigeren op grond van artikel 13 OLW, omdat de feiten deels op Nederlands grondgebied zouden zijn gepleegd. De officier van justitie heeft echter betoogd dat deze weigeringsgrond niet van toepassing is. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen weigeringsgronden zijn en dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW.

Daarnaast heeft de rechtbank de detentieomstandigheden in België beoordeeld. Eerdere uitspraken hebben aangetoond dat er een reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling van gedetineerden in bepaalde Belgische instellingen. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de algemene detentiegarantie die door de Belgische autoriteiten is gegeven, voldoende is om de overlevering toe te staan. De rechtbank concludeert dat er geen belemmeringen zijn voor de overlevering van de opgeëiste persoon aan België, en heeft de overlevering toegestaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/083160-22
RK nummer: 22/1879
Datum uitspraak: 15 juni 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 6 april 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 1 april 2022 door de Onderzoeksrechter in de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen (België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2001,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres],
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [locatie te plaats],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 1 juni 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. T.H.L. Kneepkens, advocaat te Amsterdam.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een aanhoudingsbevel, bij verstek uitgevaardigd op 1 april 2022 door de Onderzoeksrechter bij de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen (referentie: dossiernummer 2022/033, not.nr. AN10.F1.500130-22).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Belgisch recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Strafbaarheid: Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummers 1 en 18, te weten:
deelneming aan een criminele organisatie,
en:
georganiseerde of gewapende diefstal.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De Procureur des Konings van het Parket van de Procureur des Konings Antwerpen, afdeling Turnhout, heeft bij brief van 4 mei 2022 de volgende garantie gegeven:
Overeenkomstig artikel 5 §3 van het kaderbesluit van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel, bied ik u de garantie voor de terugkeer naar Nederland van de door u over te leveren Nederlandse onderdaan of ingezetene, in casu [opgeëiste persoon].
Deze garantie houdt in dat, eens betrokkene in België onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld, deze persoon naar Nederland zal terugkeren om zijn straf of maatregel aldaar te ondergaan. De terugkeer zal gebeuren op basis van het Europees Kaderbesluit inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op de vrijheidsbenemende straffen of maatregelen uitgesproken in een lidstaat van de Europese Unie (2008/909/JBZ).
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

6.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW

Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft de rechtbank verzocht de overlevering te weigeren op grond van artikel 13 OLW. Uit het EAB blijkt dat door de Nederlandse politie in Nederland een zeer uitvoerig opsporingsonderzoek is verricht en de feiten ten dele op Nederlands grondgebied zouden zijn gepleegd. In dat geval verbiedt artikel 13, eerste lid onder a, OLW overlevering voor deze feiten.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de weigeringsgrond van artikel 13 OLW niet aan de orde is. Het opsporingsonderzoek heeft in Nederland plaatsgevonden op basis van een Europees Onderzoeksbevel dat afkomstig is van de Belgische autoriteiten. Subsidiair, indien de rechtbank wel van oordeel zou zijn dat de feiten in het EAB gedeeltelijk op Nederlands grondgebied hebben plaatsgevonden, heeft de officier van justitie de rechtbank meerdere argumenten in overweging gegeven om af te zien van toepassing van de weigeringsgrond.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is, met de officier van justitie, van oordeel dat de weigeringsgrond van artikel 13 OLW niet aan de orde is. Uit het EAB blijkt niet dat dit betrekking heeft op feiten die geacht worden geheel of gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd.

7.Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden

Bij uitspraak van 22 juni 2021 [1] heeft de rechtbank in een andere zaak geconcludeerd dat in België een reëel gevaar bestaat op een onmenselijke of vernederende behandeling voor gedetineerden die terecht komen in een instelling waar sprake is van grondslapers, waardoor de minimale persoonlijke ruimte van 3m2 in een meerpersoonscel niet meer is gewaarborgd, alsmede waar sprake is van niet-afgeschermde toiletten in meerpersoonscellen. De detentie-instellingen waar hiervan sprake is, zijn: Antwerpen, Gent, Brugge, Oudenaarde, Hasselt, Dendermonde en Mechelen.
De rechtbank stelt vast dat er bij brief van 9 september 2021, afkomstig van de Directeur-generaal bij het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele Rechten en Vrijheden, te Brussel de volgende algemene detentiegarantie is gegeven:
Als algemene regel, kunnen in België de volgende algemene waarborgen gegeven worden bij een overlevering in het kader van de tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel:
- De overgeleverde persoon zal in een cel worden opgesloten waarvan de oppervlakte en de inrichting beantwoordt aan de normen van het CPT van de Europese Raad (minimum 3m2). Dit zowel wanneer hij alleen verblijft in een cel als wanneer hij een daarvoor aangepaste en grotere cel deelt met een andere persoon.
- De sanitaire blokken, doorgaans voorzien van een wasbak en toilet, zijn afgescheiden van de rest van de cel door een muur of door een scherm. Soms is er ook een douche voorzien. In dat geval is het sanitair complex afgescheiden van de rest van de cel.
Eerder in deze brief is ten aanzien van gevangenissen waar gedetineerden op een extra matras slapen, ofwel waar de ‘grondslapers-problematiek’ zich voordoet, over de celruimte en de sanitaire blokken de volgende opmerking gemaakt:
Bovendien garanderen wij dat in de gevangenissen waarin dit fenomeen zich voordoet, er zal op toegezien worden dat de overgeleverden niet zullen worden opgesloten in een dergelijke afdeling zodat de overgeleverde personen ten minste over 3m2 personal space beschikken exclusief de sanitaire blokken.
In haar uitspraak van 7 oktober 2021 [2] heeft de rechtbank overwogen dat de hiervoor genoemde brief van de Belgische autoriteiten van 9 september 2021 in elke overleveringszaak geldig is, zoals de Belgische autoriteiten in bedoelde brief hebben bevestigd, en dat het om die reden niet noodzakelijk is dat voor elke individuele opgeëiste persoon een detentiegarantie wordt opgevraagd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat het overleveringsverzoek dient te worden geweigerd, nu deze algemene detentiegarantie niet actueel is. Recente berichtgeving uit de Belgische media wijst erop dat de situatie in Belgische detentie-instellingen sterk is verslechterd. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de behandeling van de zaak dient te worden aangehouden teneinde een individuele detentiegarantie op te vragen voor de opgeëiste persoon.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering kan worden toegestaan. Er is sprake van een actuele detentiegarantie die ook daadwerkelijk wordt nageleefd door de Belgische uitvaardigende autoriteiten.
Oordeel van de rechtbank
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in de algemene detentiegarantie. [3] Het enkele tijdsverloop brengt niet mee dat niet meer op deze garantie kan worden vertrouwd. De raadsman heeft geen omstandigheden aangevoerd waaruit kan voortvloeien dat de garantie niet meer voldoet en de rechtbank is ambtshalve niet bekend met zulke omstandigheden.
De rechtbank is van oordeel dat het reële gevaar op een onmenselijke of vernederende behandeling dat zij ten aanzien van voornoemde penitentiaire inrichtingen heeft aangenomen, hiermee voor de opgeëiste persoon is weggenomen.

8.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

9.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6 en 7 van de OLW.

10.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de Onderzoeksrechter in de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen (België) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. J.P.W. Helmonds en C. Klomp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Gigengack, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 15 juni 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rb. Amsterdam 22 juni 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:3243.
2.Rb. Amsterdam, 7 oktober 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:5759.
3.Hof van Justitie van de Europese Unie 25 juli 2018, zaak