ECLI:NL:RBAMS:2022:3389
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Huurrecht; terugvordering onverschuldigde huurbetalingen en de rol van de Huurcommissie
In deze zaak heeft de kantonrechter te Amsterdam op 31 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een huurder en een beheerder van een woning. De eiser, een besloten vennootschap, vorderde een bedrag van bijna € 10.000,00 van de gedaagde, eveneens een besloten vennootschap, ter zake onverschuldigde huurbetalingen. De eiser stelde dat hij te veel huur had betaald, gebaseerd op een eerdere uitspraak van de Huurcommissie die de huurprijs had verlaagd. De gedaagde voerde verweer en stelde dat de eiser niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat zij slechts de beheerder was en de huur aan een andere partij, WFC III B.V., was betaald.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eiser de juiste partij had gedagvaard en dat de uitspraak van de Huurcommissie niet was komen te vervallen, ondanks de eerdere procedure die door WFC III BEWAAR B.V. was gestart. De rechter oordeelde dat de eiser recht had op terugvordering van de onverschuldigde huurbetalingen, omdat de huurprijs met terugwerkende kracht was verlaagd. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, en heeft de proceskosten aan de zijde van de eiser toegewezen.
De uitspraak benadrukt de rol van de Huurcommissie in huurgeschillen en de voorwaarden waaronder eerdere uitspraken van de Huurcommissie kunnen worden betwist. De rechter heeft ook de noodzaak van correcte vertegenwoordiging in huurcontracten en de gevolgen van onterecht gedane betalingen onder de aandacht gebracht.