ECLI:NL:RBAMS:2022:3279

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 juni 2022
Publicatiedatum
13 juni 2022
Zaaknummer
AWB 22/954
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning IVA-uitkering na beoordeling arbeidsongeschiktheid en deskundigenrapport

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 15 juni 2022, betreft het een beroep van eiseres tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) inzake haar arbeidsongeschiktheid. Eiseres, die sinds 2017 met psychiatrische klachten kampt, had eerder een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen, maar het UWV besloot deze uitkering te beëindigen en haar in plaats daarvan een WGA-loonaanvullingsuitkering toe te kennen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, wat leidde tot een eerdere uitspraak van de rechtbank in oktober 2021, waarin het UWV werd opgedragen een nieuw besluit te nemen.

In de huidige procedure heeft het UWV een nieuw besluit genomen, maar eiseres was het niet eens met de conclusie dat haar beperkingen niet duurzaam waren. De rechtbank heeft een onafhankelijke deskundige ingeschakeld om de belastbaarheid van eiseres te onderzoeken. De deskundige concludeerde dat er geen behandelingen meer zijn die een significante verbetering van haar situatie zouden kunnen opleveren. De rechtbank oordeelde dat het UWV onvoldoende had gemotiveerd dat er nog verbetering in de belastbaarheid van eiseres te verwachten was.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat eiseres met terugwerkende kracht vanaf 7 oktober 2019 in aanmerking komt voor een IVA-uitkering. Tevens is het UWV veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/954

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 juni 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. M. Koolhoven),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
( [Gem. verweerder] ).

Procesverloop

De eerdere procedure
Met een besluit van 30 september 2019 (het primaire besluit I) heeft verweerder eiseres per
7 oktober 2019 een loongerelateerde WGA-uitkering [1] toegekend bij een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100%. Met een besluit van 25 oktober 2019 (het primaire besluit II) heeft verweerder besloten dat de loongerelateerde WGA-uitkering van eiseres eindigt op 30 december 2019 en dat zij vanaf die datum in aanmerking komt voor een WGA-loonaanvullingsuitkering bij een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100%.
Met een besluit van 15 mei 2020 heeft verweerder de bezwaren van eiseres tegen de primaire besluiten gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij de primaire besluiten herroepen en beslist dat eiseres per 7 oktober 2019 voor 62,36% arbeidsongeschikt wordt geacht en per
15 mei 2020 voor 62,71%.
Deze rechtbank heeft bij uitspraak van 20 oktober 2021 het beroep van eiseres tegen het besluit van 15 mei 2020 gegrond verklaard, het besluit van 15 mei 2020 vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak (zaak AMS 20/2971).
De huidige procedure
Met een besluit van 12 januari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder een nieuwe beslissing op bezwaar genomen en de primaire besluiten I en II beslissingen in stand gelaten.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op een zitting van 11 mei 2022. Eiseres is niet verschenen en heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Wat aan deze procedure voorafging
1. Eiseres was laatstelijk werkzaam als junior expert en cataloger bij [werkgever] voor 32 uur per week. Vanwege faillissement van deze werkgever heeft eiseres per 18 augustus 2017 een WW-uitkering [2] ontvangen. Op 9 oktober 2017 heeft eiseres zich vanuit de WW ziekgemeld vanwege psychiatrische klachten waarmee zij al langere tijd bekend is.
2. Met het primaire besluit I heeft verweerder eiseres per 7 oktober 2019 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend. Met het primaire besluit II heeft verweerder beslist dat de loongerelateerde WGA-uitkering van eiseres op 30 december 2019 eindigt en dat zij vanaf die datum in aanmerking komt voor een WGA-loonaanvullingsuitkering. Met het besluit van 15 mei 2020 heeft verweerder de bezwaren van eiseres tegen de primaire besluiten gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij de primaire besluiten herroepen en beslist dat eiseres per 7 oktober 2019 voor 62,36% arbeidsongeschikt wordt geacht en per 15 mei 2020 voor 62,71%. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit besluit.
3. De rechtbank heeft een onafhankelijke deskundige, [deskundige] (verzekeringsarts), benoemd om de belastbaarheid van eiseres te onderzoeken per data in geding 7 oktober 2019 en 30 december 2019. Naar aanleiding van het rapport van de onafhankelijke deskundige heeft de rechtbank Amsterdam het beroep van eiseres gegrond verklaard, de primaire besluiten vernietigd en verweerder opgedragen om met inachtneming van de uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen.
4. Verweerder heeft met het bestreden besluit het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Verweerder heeft aan het bestreden besluit een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 30 december 2021 en een rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 11 januari 2022 ten grondslag gelegd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld van 30 december 2021, in overeenstemming met de uitspraak van 21 oktober 2021, omdat ze te laat waren met het instellen van hoger beroep. Wegens een typefout heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep deze FML nogmaals aangepast op 28 april 2022. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep komt tot de conclusie dat er onvoldoende passende functies zijn voor eiseres, waardoor eiseres voor 100% arbeidsongeschikt wordt geacht. De uitkering van eiseres blijft onveranderd gebaseerd op een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80 tot 100%. Eiseres komt echter niet in aanmerking voor een IVA-uitkering [3] , omdat haar beperkingen niet duurzaam zijn. De verzekeringsarts bezwaar en beroep verwacht een redelijke tot goede verbetering van haar belastbaarheid.
Standpunt eiseres
5. Eiseres voert aan dat zij duurzaam arbeidsongeschikt is, waardoor zij recht zou hebben op een IVA-uitkering. Zij heeft al veel therapieën gevolgd en verwacht geen verbetering van de door haar behandelend [4] psychiater [psychiater] gesuggereerde therapie. Dat zij jong is, doet daar niets aan af. Eiseres voert daarbij aan dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep het stappenplan in het Beoordelingskader [5] niet heeft gevolgd. Volgens eiseres verwijst de verzekeringsarts bezwaar en beroep slechts naar de mogelijkheid van therapie maar beargumenteert hij niet welke verbetering in de belastbaarheid te verwachten is en tot welke mate van arbeidsongeschiktheid dat zou kunnen leiden, wat wel zou moeten volgens het stappenplan. De verzekeringsarts bezwaar en beroep gaat voorbij aan het oordeel van de onafhankelijke deskundige dat geen behandelingen aanwezig zijn die de komende twee jaar zullen leiden tot een significante verbetering van de belastbaarheid.
Beoordeling door de rechtbank
6. Ingevolge artikel 4, eerste lid van de Wet WIA is volledig en duurzaam arbeidsongeschikt hij die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. Ingevolge het tweede lid wordt onder duurzaam verstaan een medisch stabiele of verslechterde situatie. Uit het derde lid volgt dat onder duurzaam mede wordt verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn geringe kans op herstel bestaat.
7. Tussen partijen is niet meer in geschil dat eiseres 80-100% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet in deze procedure slechts de vraag beantwoorden of verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de beperkingen van eiseres op de data in geding, 7 oktober 2019 en 15 mei 2020, niet duurzaam zijn.
8. Volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is volgens artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA hij die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. Op grond van het tweede lid wordt onder duurzaam verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie. Volgens het derde lid wordt onder duurzaam mede verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
9. Volgens vaste rechtspraak is het aan de verzekeringsarts zich een oordeel te vormen over de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid in de zin van artikel 4 van de Wet WIA. [6] Hierbij moet hij een inschatting maken van de herstelkansen, in de zin van een verbetering van de functionele mogelijkheden van de verzekerde. De inschatting van de verzekeringsarts van de kans op herstel in het eerste jaar na het ontstaan van het recht op uitkering en in de periode daarna dient te berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij de individuele verzekerde aan de orde zijn, voor zover die feiten en omstandigheden betrekking hebben op de medische situatie van de verzekerde op de datum in geding. Indien die inschatting berust op een (ingezette) medische behandeling, is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor de individuele verzekerde.
10. Verweerder hanteert hierbij een beoordelingskader, bedoeld als interne instructie voor verzekeringsartsen bij de beoordeling van de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid. Op grond van dit beoordelingskader worden arbeidsbeperkingen als duurzaam aangemerkt als verbetering van de belastbaarheid is uitgesloten of als verbetering niet of nauwelijks is te verwachten. In het beoordelingskader is een stappenplan opgenomen op grond waarvan de verzekeringsarts zich uitspreekt over de prognose van de arbeidsbeperkingen, uitgaande van de medische situatie zoals die is op het moment van de beoordeling. Daarbij doorloopt de verzekeringsarts drie stappen.
11. De verzekeringsarts beoordeelt of verbetering van de belastbaarheid is uitgesloten. Dat is het geval als er sprake is van een progressief of stabiel ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden (stap 1). Als verbetering van de belastbaarheid niet is uitgesloten, beoordeelt de verzekeringsarts in hoeverre verbetering in het eerstkomende jaar kan worden verwacht (stap 2). De verzekeringsarts gaat na of één van de volgende twee mogelijkheden aan de orde is: (a) er is een redelijke of goede verwachting dat verbetering van de belastbaarheid zal optreden of (b) verbetering van de belastbaarheid is niet of nauwelijks te verwachten. Als voor de keuze tussen 2a en 2b doorslaggevende argumenten ontbreken gaat de verzekeringsarts uit van een redelijke of goede verwachting dat verbetering van de belastbaarheid zal optreden. Als in het eerstkomende jaar niet of nauwelijks verbetering van de belastbaarheid kan worden verwacht beoordeelt de verzekeringsarts of en zo ja, in hoeverre die na het eerstkomende jaar nog kan worden verwacht (stap 3).
12. Kortom, de verzekeringsarts moet in het geval dat verbetering wordt verwacht, eerst beoordelen in hoeverre in het eerstkomende jaar verbetering kan worden verwacht. Indien in het eerstkomende jaar niet of nauwelijks verbetering kan worden verwacht, beoordeelt de verzekeringsarts vervolgens in hoeverre die na het eerstkomende jaar nog kan worden verwacht.
13. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft, na hierop door eiseres te zijn gewezen, in een aanvullende medische rapportage van 28 april 2022 alsnog het beoordelingskader nagelopen. Bij stap 1 heeft hij vastgesteld dat er geen sprake is van een progressief of stabiel ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden. Voor het standpunt dat er nog verbetering in de belastbaarheid van eiseres is te verwachten, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep zich gebaseerd op de brief van psychiater [psychiater] van 17 april 2020. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijkt uit de brief dat er nog verdere therapeutische mogelijkheden zijn, zoals Schema Focused Therapy. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft vastgesteld dat deze behandeling bij eiseres kan leiden tot verbetering van het psychisch functioneren en vermindering van stress, zeker gezien haar jonge leeftijd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep weegt ook mee dat coronamaatregelen en daar deels mee samenhangende relatieproblemen een rol speelden bij de klachten van eiseres en dat die problemen tijdelijk van aard zijn. De verzekeringsarts bezwaar en beroep komt zo tot de conclusie dat de arbeidsbeperkingen niet duurzaam zijn.
14. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep met een verwijzing naar deze brief onvoldoende heeft gemotiveerd dat er op de data in geding een redelijke of goede verwachting was dat een verbetering van de belastbaarheid van eiseres zou optreden. Daartoe acht de rechtbank het volgende redengevend.
15. In het beoordelingskader staat dat er een realistische inschatting moet plaatsvinden waarbij rekening moet worden gehouden met de omstandigheden en persoonlijkheid van de betrokkene. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft zich bij de beoordeling alleen gebaseerd op de brief van psychiater [psychiater] , maar heeft naar het oordeel van de rechtbank niet voldoende naar de cliëntgebonden factoren gekeken om te beoordelen of de door de psychiater [psychiater] genoemde therapie ook een reëele kans van slagen heeft. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft ten onrechte niet meegenomen dat eiseres al bijna 20 jaar diverse intensieve (groeps)behandelingen heeft ondergaan, waaronder een heel jaar intensieve dagbehandeling, cognitieve gedragstherapie, hypnotherapie, psychotherapie, EMDR, neurofeedback en schematherapie die niet tot een significante verbetering van de situatie van eiseres hebben geleid. Tevens heeft de verzekeringsarts bij zijn beoordeling of behandeling kans van slagen heeft ten onrechte niet meegenomen dat eiseres een angststoornis en een depressie met vermijdende persoonlijkheidskenmerken heeft en dat ze snel overprikkelt raakt. De omstandigheid dat vanwege de coronamaatregelen en relatieproblemen de klachten tijdelijk van aard zijn en daarom kunnen verbeteren, is gelet op de zeer langdurige aard van haar ziektebeeld en klachten tevens niet toereikend. De rechtbank neemt tevens mee dat de onafhankelijke deskundige [deskundige] in zijn rapportage vaststelt dat er geen behandelingen meer zijn waarvan verwacht mag worden dat deze de komende twee jaar zullen leiden tot een significante verbetering van de belastbaarheid. De onafhankelijke deskundige geeft aan dat eiseres al vele jaren lijdt aan gezondheidsproblematiek en dat zij al vele behandelingen heeft ondergaan. Hoewel de onafhankelijke deskundige niet stapsgewijs het beoordelingskader is nagegaan, zijn de vragen door hem wel beantwoord in het rapport. De onafhankelijke deskundige houdt op juiste wijze rekening met de persoonlijke omstandigheden van eiseres en haar aandoening en motiveert duidelijk dat het ziektebeeld geen behandelmogelijkheden meer zou hebben die de belastbaarheid significant zullen verbeteren. Dit komt ook overeen met het beeld van eiseres over haar situatie. Ze geeft aan erg moedeloos te zijn over haar toekomst. Ze is er van overtuigd dat de kans op verbetering erg klein is. Dit beeld van eiseres over haar situatie is volgens de onafhankelijke deskundige een aannemelijk beeld.
16. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) mag de bestuursrechter in beginsel het oordeel van een onafhankelijke door hem ingeschakelde deskundige volgen, als de motivering van deze deskundige hem overtuigend voorkomt. [7] Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om de onafhankelijke deskundige te volgen met betrekking tot de vraag of er nog verbetering in de belastbaarheid van eiseres is te verwachten.
17. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder op basis van de rapportages van de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet kunnen besluiten dat eiseres geen recht heeft op een IVA-uitkering, omdat zij niet duurzaam arbeidsongeschikt zou zijn.
Conclusie
18. Het beroep van eiseres is daarom gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen. De rechtbank ziet tevens aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht zelf in de zaak te voorzien door de primaire besluiten I en II te herroepen en te bepalen dat eiseres met ingang van 7 oktober 2019 in aanmerking komt voor een IVA-uitkering. Deze uitspraak zal in de plaats treden van de vernietigde bestreden besluiten.
19. Omdat het beroep gegrond is, dient verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht te vergoeden.
20. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- , (bestaande uit
1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt € 759,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit en bepaalt dat eiseres met ingang van 7 oktober 2019 in aanmerking komt voor een IVA-uitkering;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van
€ 1.518,-
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.Z. Achouak el Idrissi, rechter, in aanwezigheid van mr. I.G.A. Karregat, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 juni 2022.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Een uitkering werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
2.Een uitkering op grond van de Werkloosheidswet.
3.Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten.
4.Eiseres was van 15 april 2019 tot 13 februari 2020 in behandeling bij psychiater [psychiater] .
5.Beoordelingskader van de duurzaamheid van arbeidsbeperkingen
6.Zie de Raad 4 februari 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BH1896 en de Raad 21 maart 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BW0306.
7.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 3 november 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3822.