Op 12 mei 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Rechtbank van eerste aanleg te West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk, België. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar de betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij een criminele organisatie die zich bezighoudt met de teelt en handel in hennep. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de inhoud van het EAB beoordeeld. De raadsman van de opgeëiste persoon voerde aan dat het EAB niet genoegzaam was en dat de overlevering geweigerd moest worden, maar de rechtbank oordeelde dat het EAB voldeed aan de vereisten van de Overleveringswet (OLW). De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon voldoende op de hoogte was van de beschuldigingen en dat de feiten die in het EAB zijn vermeld, voldoende duidelijk waren. De rechtbank heeft ook de detentiegaranties en de omstandigheden in België beoordeeld en geconcludeerd dat er geen reëel gevaar was voor onmenselijke behandeling. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, omdat er geen weigeringsgronden waren en het EAB voldeed aan de wettelijke eisen.