Op 12 mei 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Rechtbank van eerste aanleg te West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk, België. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 17 februari 2022 en betreft strafbare feiten die de opgeëiste persoon zou hebben gepleegd, waaronder deelneming aan een criminele organisatie en illegale handel in verdovende middelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon correct is en dat hij de Noord-Macedonische nationaliteit heeft. De opgeëiste persoon heeft afstand gedaan van zijn recht om ter zitting aanwezig te zijn, en zijn raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank heeft de detentieomstandigheden in België beoordeeld, met name in verband met de algemene detentiegarantie die door de Belgische autoriteiten is gegeven. Eerder heeft de rechtbank geoordeeld dat er een reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling van gedetineerden in bepaalde Belgische instellingen. Echter, op basis van de ontvangen garanties heeft de rechtbank geconcludeerd dat dit gevaar voor de opgeëiste persoon is weggenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering.
Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om de overlevering van de opgeëiste persoon toe te staan aan de Belgische autoriteiten voor de feiten zoals omschreven in het EAB. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.