Verzoek met betrekking tot het horen van getuigen
22. De verdediging van verdachte [verdachte 2] heeft verzocht om een getuigenverhoor van de medeverdachten [verdachte 10] en [verdachte 11] , en van [verdachte 12] . Daarnaast verzoekt de verdediging om het verhoor van het familielid van [verdachte 10] waarover deze heeft verklaard in zijn politieverhoor van 7 maart 2022 en ter terechtzitting van 21 april 2022, indien hij bereid is de gegevens van dat familielid bekend te maken.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
23. Het Openbaar Ministerie heeft betoogd dat ten aanzien van verdachte [verdachte 10] eerst aan zijn verdediging zou moeten worden gevraagd of hij bereid is om de naam van het familielid te noemen. Hij heeft zich immers eerder op dat punt op zijn verschoningsrecht beroepen. Het verzoek om het getuigenverhoor van het familielid is gedaan onder de voorwaarde dat verdachte [verdachte 10] daarvan de gegevens verstrekt, maar daaraan is nog niet voldaan. De getuigen [verdachte 11] en [verdachte 12] hebben eerder aangegeven zich als getuigen op hun verschoningsrecht te zullen beroepen. Deze verzoeken moeten dan ook worden afgewezen, aldus het Openbaar Ministerie.
24. De rechtbank is van oordeel dat er verdedigingsbelang bestaat bij het verhoor van de verzochte getuigen. Zij zal de verzoeken tot het horen van [verdachte 10] , [verdachte 11] en [verdachte 12] als getuige toewijzen, en de zaak daartoe verwijzen naar de rechter-commissarissen. Zij kunnen dan – al dan niet via de bij de rechter-commissarissen bekende raadslieden – inventariseren of deze getuigen nu wel bereid zijn om vragen te beantwoorden, en vervolgens beslissen of een verhoor van hen zinvol is. Met betrekking tot het familielid van verdachte [verdachte 10] beslist de rechtbank dat deze getuige gehoord dient te worden als daarvan (uit het getuigenverhoor van verdachte [verdachte 10] ) gegevens bekend worden die oproeping mogelijk maken.
In de zaken van verdachten [verdachte 3] , [verdachte 9] , [verdachte 4] , [verdachte 5] en [verdachte 6]
Verzoek met betrekking tot het horen van de partner van de kroongetuige als getuige
25. De rechtbank heeft in september 2020 de partner van de kroongetuige als getuige toegewezen in de zaken van de verdachten [verdachte 13] , [verdachte 3] , [verdachte 8] , [verdachte 2] en [verdachte 14] . De onderwerpen waarover zij diende te worden bevraagd waren de telefoons die de kroongetuige (mogelijk) in zijn cel heeft gehad in 2017 en haar wetenschap met betrekking tot de betrokkenheid van de kroongetuige bij de feiten uit het zaaksdossier Roos/Doorn. Nadien hebben raadslieden van enkele verdachten aangegeven af te zien van dit verhoor en hebben anderen juist aangegeven bij dit verhoor te willen aansluiten. Uiteindelijk diende dit verhoor nog plaats te vinden in de zaken van de verdachten [verdachte 1] , [verdachte 2] , [verdachte 3] , [verdachte 9] , [verdachte 4] , [verdachte 5] en [verdachte 6] .
26. Het verhoor bij de rechter-commissarissen was gepland op 12 mei 2022. Op 10 mei 2022 hebben de rechter-commissarissen aan de betrokken procespartijen laten weten een aankondiging van de advocaat van de getuige te hebben ontvangen dat de getuige mogelijk op bepaalde vragen een beroep zou doen op een familiair verschoningsrecht ex artikel 217 lid 3 Sv. De rechter-commissarissen gaven daarbij aan desgevraagd een nadere onderbouwing te hebben gekregen en verder onderzoek te hebben gedaan, maar in verband met de veiligheid van de getuige slechts beperkt weergave hiervan te kunnen doen. Voorts gaven de rechter-commissarissen aan te hebben besloten dat de getuige – hoewel zij niet gehuwd of geregistreerd partner is (geweest) – een familiair verschoningsrecht toekomt.
27. De raadslieden van meerdere verdachten hebben op 12 mei 2022 voor aanvang van het verhoor bezwaar gemaakt tegen deze beslissing van de rechter-commissarissen en hebben verzocht deze beslissing te herzien. Dit hebben de rechter-commissarissen niet gedaan. Uiteindelijk hebben de raadslieden van de verdachten [verdachte 2] , [verdachte 3] , [verdachte 9] , [verdachte 4] , [verdachte 5] en [verdachte 6] de rechter-commissarissen gewraakt. Het verhoor van de partner van de kroongetuige heeft vervolgens op 12 mei 2022 slechts plaatsgevonden in de zaak van verdachte [verdachte 1] .
28. De wrakingskamer heeft de wrakingsverzoeken bij beslissing van 17 mei 2022 afgewezen. De schriftelijke vastlegging van deze uitspraak is op 19 mei 2022 aan de procespartijen verzonden. De rechtbank heeft op 20 mei 2022, kort voor aanvang van de zitting, een afschrift van deze beslissing ontvangen.
Verzoek van de verdediging
29. De verdediging van de verdachten [verdachte 4] , [verdachte 5] en [verdachte 6] heeft verzocht om de partner van de kroongetuige alsnog ter zitting als getuige te horen.
Samengevat stelt de verdediging dat de rechter-commissarissen voorafgaand aan het verhoor een buitenwettelijk en nooit eerder toegepast criterium hebben toegepast om de getuige een verschoningsrecht toe te kennen als ware zij getrouwd met de kroongetuige, of zijn geregistreerd partner. De rechter-commissarissen hebben kennelijk alleen op grond van informatie van de advocaat van de getuige en iemand van de beveiliging vastgesteld dat de kroongetuige en zijn partner zeker zouden zijn getrouwd of een geregistreerd partnerschap zouden zijn aangegaan, als de veiligheid dat zou hebben toegelaten. Die wens blijkt echter niet uit de bij de verdediging bekende communicatie. De uitzondering die de rechter-commissarissen op het belang van de waarheidsvinding maken is dus niet alleen in strijd met de wet, maar vindt ook geen grondslag in de feiten. De rechter-commissarissen hebben geen consultatie van de verdediging nodig geacht bij deze belangenafweging en deze niet nader gemotiveerd in het kader van de waarheidsvinding. Ook hebben zij de raadslieden niet als toehoorder toegelaten bij het verhoor in de zaak van verdachte [verdachte 1] , toen dit na de wraking toch plaatsvond en daar door de raadslieden om was verzocht. Dit alles verdraagt zich niet met een eerlijk proces. In het kader van dat eerlijk proces maar ook in het kader van een efficiënte voortgang wordt daarom verzocht om de partner van de kroongetuige ter zitting als getuige te horen. Subsidiair verzoekt de verdediging om na kennisname van het verhoor van 12 mei 2022 de gelegenheid te krijgen zich tot de rechtbank te wenden om zich uit te laten over de noodzaak voor de rechtbank tot het zelf horen van de getuige.
30. De verdediging van de verdachte [verdachte 3] heeft bepleit dat het verhoor van de partner van de kroongetuige nog, conform de beslissing van de rechtbank, plaats dient te vinden en dat een verhoor op de zitting de voorkeur heeft van de verdediging. Subsidiair voert zij aan dat hieromtrent nog een regiezitting zou moeten plaatsvinden. De raadslieden van verdachten [verdachte 2] en [verdachte 9] hebben zich bij dit verzoek aangesloten.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
31. Het Openbaar Ministerie stelt zich op het standpunt dat het verdedigingsbelang bij het nader horen van deze getuige is komen te vervallen. Zij heeft tijdens het verhoor vrijwel alle vragen over de door de rechtbank toegewezen onderwerpen beantwoord en geen beroep gedaan op het aan haar toegekende verschoningsrecht. Het verdedigingsbelang tot het horen van deze getuige was destijds alleen in de zaak van verdachte [verdachte 13] onderbouwd en zijn verdediging heeft het verzoek tot het horen van deze getuige ingetrokken. De verdediging van de andere verdachten heeft het verzoek tot het horen van deze getuige niet onderbouwd, maar om praktische redenen heeft de rechtbank besloten dat het verhoor ook in die zaken zou kunnen plaatsvinden. Zonder nadere onderbouwing valt echter niet in te zien hoe de verdediging van andere verdachten belang kan hebben bij het stellen van nadere vragen aan deze getuige, aldus het Openbaar Ministerie.
32. De rechtbank heeft na de zitting van 20 mei 2022 het proces-verbaal van het getuigenverhoor van 12 mei 2022 in de zaak van verdachte [verdachte 1] ontvangen. Daarnaast heeft de rechtbank op 27 mei 2022 door middel van een e-mailbericht een terugkoppeling van de rechter-commissarissen ontvangen met een aantal bijlagen. De rechter-commissarissen doen daarbij – kort gezegd – het verzoek om te bepalen dat genoegzaam is voldaan aan de opdracht de partner van de kroongetuige te horen, nu alle door de rechtbank geformuleerde vragen zijn beantwoord en het opnieuw organiseren van een dergelijk verhoor beveiligingsmaatregelen met zich brengt. De verdediging van de verdachten [verdachte 4] , [verdachte 5] en [verdachte 6] heeft op 28 mei 2022 gereageerd en de rechtbank verzocht het e-mailbericht van de rechter-commissarissen niet bij de besluitvorming te betrekken. Subsidiair heeft de verdediging verzocht een regiezitting te plannen, waarop de rechter-commissarissen dienen te worden gehoord.
33. De stelling van de verdediging dat een vervolgverhoor van de partner van de kroongetuige ter zitting plaats zou moeten vinden in het kader van een eerlijk proces en een efficiënte voortgang, volgt de rechtbank niet. De rechtbank constateert dat de argumenten die de verdediging hiervoor aandraagt dezelfde zijn als die ten grondslag lagen aan het inmiddels afgewezen wrakingsverzoek en dat het telkens rechterlijke (proces)beslissingen betreft waar door de rechter-commissarissen verslag van is gedaan en die uiteindelijk aan de rechtbank voorgelegd kunnen worden. Dat daarmee een eerlijk proces in het gedrang komt is onvoldoende onderbouwd. Omdat het kabinet rechter-commissaris bij uitstek toegerust is om verhoren met stringente veiligheidsmaatregelen te organiseren, kan ook niet gezegd worden dat het efficiënter zou zijn als een dergelijk verhoor door de rechtbank gedaan zou worden.
34. Voordat de rechtbank echter kan beslissen of de rechter-commissarissen een vervolgverhoor dienen te organiseren, dient de vraag beantwoord te worden of er nog wel een verdedigingsbelang is om dit te doen. In augustus 2020 is het verzoek om de partner van de kroongetuige als getuige te doen horen ter zitting toegelicht door de verdediging van verdachte [verdachte 13] , met een motivering die op zijn zaak was toegesneden. Het verzoek werd echter mede gedaan namens de andere verdachten die op dat moment door raadslieden verbonden aan kantoor Ficq&Partners werden bijgestaan en is door de rechtbank in al die zaken toegewezen. Recente aansluitverzoeken zonder nadere motivering heeft de rechtbank toegestaan. Thans doet de situatie zich voor dat de partner van de kroongetuige als getuige is gehoord in de zaak van verdachte [verdachte 1] over de door de rechtbank bepaalde onderwerpen en dat het proces-verbaal van dit verhoor is gevoegd in de zaken van alle verdachten. Of er – in het licht van wat zij reeds verklaard heeft in de zaak van verdachte [verdachte 1] over de onderwerpen waarover het verhoor diende te gaan – thans nog enig verdedigingsbelang bestaat om haar als getuige te horen in de andere zaken, kan de rechtbank op dit moment onvoldoende beoordelen.
35. Het proces-verbaal van het verhoor van 12 mei 2022, de terugkoppeling van de rechter-commissarissen daaromtrent en de reactie daarop van de verdediging van de verdachten [verdachte 4] , [verdachte 5] en [verdachte 6] waren tijdens de regiezitting van 20 mei 2002 nog niet beschikbaar. De rechtbank vindt dat het debat over de vraag of de partner van de kroongetuige nog een keer als getuige gehoord moet worden, op korte termijn op de zitting gevoerd dient te worden. Op 30 juni 2022 is een regiezitting in de zaak van verdachte [verdachte 3] gepland. De rechtbank schat in dat voor de regie in die zaak de middag wellicht voldoende is en stelt zich daarom voor dat deze kwestie met de procespartijen die het aangaat wordt besproken op 30 juni 2022 tussen 10.00 uur en (uiterlijk) 12.00 uur. De raadslieden van de verdachten [verdachte 2] , [verdachte 3] , [verdachte 9] , [verdachte 4] , [verdachte 5] en [verdachte 6] worden verzocht de onderbouwing van het verdedigingsbelang dat zij nog menen te hebben bij een nader verhoor van de partner van de kroongetuige uiterlijk 23 juni 2022 schriftelijk aan de rechtbank en het Openbaar Ministerie te doen toekomen. Indien er raadslieden zijn die afzien van het geven van een schriftelijke onderbouwing, houdt de rechtbank het ervoor dat zij daarmee aangeven geen verdedigingsbelang meer te hebben bij een nader verhoor.
36. De rechtbank ziet, anders dan de verdediging van verdachten [verdachte 4] , [verdachte 5] en [verdachte 6] , geen aanleiding om de rechter-commissarissen op de zitting (van 30 juni 2022) te horen. De vraag of de getuige bij een eventueel nader verhoor een familiair verschoningsrecht ex artikel 217 lid 3 Sv toekomt zal op die zitting wat de rechtbank betreft geen onderwerp van gesprek zijn. In zijn algemeenheid geldt dat de beoordeling of aan een getuige een dergelijk verschoningsrecht toekomt aan de verhorend rechter is. De rechtbank heeft uiteraard kennis genomen van de discussie over dit onderwerp voorafgaand aan het verhoor van 12 mei 2022, de correspondentie hierover in aanloop naar de beslissing van de wrakingskamer en de argumenten die gewisseld zijn op de regiezitting van 20 mei 2022. Op dit moment is deze discussie echter academisch. Tot op heden heeft de getuige zich er immers niet op beroepen. De vraag of de rechtbank tot dezelfde beslissing zou komen komt pas in beeld op het moment dat de getuige zich bij de rechter-commissarissen bij relevante vragen op haar verschoningsrecht beroept, de rechter-commissarissen dit beroep honoreren en de rechtbank nadien hieromtrent om een beslissing wordt gevraagd.
37. Samenvattend wordt het verzoek om de partner van de kroongetuige als getuige (nader) te horen aangehouden ter verdere bespreking op de zitting van 30 juni 2022 om 10.00 uur. In het geval de rechtbank geen schriftelijke onderbouwing van het verdedigingsbelang daarbij ontvangt van de verdedigingen die dit aangaat op uiterlijk 23 juni 2022, zal het verzoek worden afgewezen.
In de zaken van verdachten [verdachte 7] , [verdachte 4] , [verdachte 5] , [verdachte 6]