ECLI:NL:RBAMS:2022:2871

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 mei 2022
Publicatiedatum
25 mei 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 1014
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de ziektewetuitkering en de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 30 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een schoonmaker die zich ziek meldde, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had een Ziektewetuitkering ontvangen, maar deze werd per 13 november 2020 beëindigd. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het UWV verklaarde het bezwaar ongegrond. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft onderzocht of het medisch onderzoek dat door het UWV is uitgevoerd zorgvuldig is geweest. Eiseres stelde dat zij niet door een verzekeringsarts was gekeurd, maar dat dit telefonisch door een reguliere arts was gedaan. De rechtbank oordeelde dat het UWV voldoende had gemotiveerd waarom een fysiek spreekuurcontact niet noodzakelijk was, gezien de beschikbare medische informatie en de aard van de klachten. De rechtbank concludeerde dat de rapporten van de verzekeringsartsen consistent waren en dat de conclusies logisch voortvloeiden uit de rapportages.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de beëindiging van de Ziektewetuitkering door het UWV standhield. De rechtbank heeft echter wel bepaald dat het UWV het griffierecht en de proceskosten van eiseres moest vergoeden, omdat er een motiveringsgebrek aan het bestreden besluit kleefde. De proceskosten zijn vastgesteld op € 1.518,-.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/1014

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 mei 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. A.L.M. Vreeswijk),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
(gemachtigde: mr. S. Elfert).

Procesverloop

Met het besluit van 12 oktober 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de uitkering van eiseres op grond van de Ziektewet (ZW) vanaf 13 november 2020 beëindigd.
Met het besluit van 5 januari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 mei 2022.
Eiser is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Wat aan deze procedure voorafging
1.1.
Eiseres was laatstelijk werkzaam als schoonmaker gebouwen voor gemiddeld 31,24 uur per week. Op 30 juli 2019 meldde eiseres zich ziek voor dit werk. Verweerder heeft vervolgens een ZW-uitkering aan eiseres toegekend. Eiseres is vervolgens beoordeeld in het kader van de Eerstejaars ziektewetbeoordeling.
1.2.
Aan het primaire besluit heeft verweerder een rapport van de verzekeringsarts van 14 september 2020, met een opgestelde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 17 september 2020, en een rapport van de arbeidsdeskundige van 7 oktober 2020 ten grondslag gelegd.
1.3.
Aan het bestreden besluit heeft verweerder een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 17 december 2020, met een (nieuw) opgestelde FML van dezelfde datum, en een rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 4 januari 2021 ten grondslag gelegd.
Standpunt van eiseres
2.1.
Eiseres stelt zich – samengevat – op het standpunt dat zij ten onrechte niet door een verzekeringsarts is gekeurd, maar dat dit telefonisch door een reguliere arts is gedaan. Dit gebrek is in bezwaar niet hersteld. Een hoorzitting in bezwaar geldt volgens eiseres ingevolge de rechtspraak in haar situatie niet als zodanig. Om deze reden dient de zaak terugverwezen te worden naar verweerder om alsnog een zorgvuldig onderzoek te laten verrichten door de verzekeringsarts. Verder bestaat volgens eiseres strijd met het gelijkheidsbeginsel, omdat eiseres zonder enige wet, regel- of (rechts)grond anders wordt behandeld dan andere verzekerden die wel een geregistreerde en gecertificeerde verzekeringsarts krijgen voor een onderzoek. Ook bestaat er strijd met het beginsel van de
equality of arms. Verder is de beslissing in strijd is met de wettelijke bepalingen en op onzorgvuldige wijze genomen en mist een deugdelijke motivering. Eiseres is niet geschikt voor eigen arbeid en er is sprake van meer beperkingen. De psychische klachten zijn onderschat.
2.2.
De door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies zijn niet geschikt en hierbij is ten onrechte onvoldoende op de gronden van het bezwaar ingegaan. Eiseres stelt dat het onvoldoende aannemelijk is te achten dat de functie Samensteller kunststof (Sbc-code 271130) voldoet aan de beperking onder punt 1.8.2. van de FML (overige beperkingen in persoonlijk functioneren). Rouleren zonder enig patroon komt volgens eiseres niet overeen met ‘structuur en regelmaat’. Hier is sprake van een innerlijke tegenstrijdigheid en inconsistentie. Ook is blijkens item 2.9 in de functie geen sprake van een eigen afgebakende deeltaak. Men is namelijk één op één aan het samenwerken door simultaan te vouwen. Dit is niet gesignaleerd door het Claimbeoordelings- en borgingsysteem (CBBS). Het CBBS signaleert geen beperkte belastbaarheid bij werk met een deeltaak. In de functie Machinaal metaalbewerker (Sbc-code 264122) is ook sprake van werk in een dwingend tempo, terwijl eiseres daarvoor beperkt is.
Het oordeel van de rechtbank
3. Kern van het geschil is of verweerder terecht heeft bepaald dat eiseres op 11 september 2020 voor 34,75% arbeidsongeschikt is.
4. Verweerder mag zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapporten. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze vereisten voldoen. De rechtbank gaat hieronder in op de vraag of de opgestelde medische en arbeidskundige rapportages voldoen aan de hierboven genoemde voorwaarden.
Medische grondslag van het bestreden besluit
5. In geschil is met name of het medisch onderzoek zorgvuldig is geweest. Eiseres stelt dat zij onvoldoende zorgvuldig is onderzocht door de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
6. De Raad heeft in zijn recente uitspraken geoordeeld dat de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek vereist dat de verzekerde in ieder geval één keer door de verzekeringsarts moet worden gezien op het spreekuur. Daarvan kan alleen worden afgezien als de verzekeringsarts voldoende kan motiveren dat, in het licht van de aard van de klachten en de beschikbare medische informatie, een spreekuurcontact geen toegevoegde waarde heeft. [1]
7. Vaststaat dat eiseres niet is gezien op een fysiek spreekuur. In de primaire fase heeft alleen telefonisch spreekuurcontact plaatsgevonden met een arts en in de bezwaarfase is er alleen een hoorzitting via een videoverbinding geweest. De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapport van 17 december 2020 heeft vermeld dat hij een fysiek spreekuur niet noodzakelijk achtte, omdat hij eiseres via een videoverbinding kon zien en omdat er al veel informatie van behandelaren aanwezig was. In zijn rapport van 24 april 2022 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep hieraan toegevoegd dat er tijdens het videobellen geen grote afwijkingen waarneembaar waren bij het psychische onderzoek. Verder acht de verzekeringsarts bezwaar en beroep het van belang dat uitgebreid rekening is gehouden met de psychische klachten van eiseres, omdat er een breed scala aan beperkingen zijn gesteld ten aanzien van persoonlijk en sociaal functioneren en bovendien sprake is van een forse urenbeperking. Een lichamelijk onderzoek was verder niet nodig om de conclusies te kunnen trekken dat de armklachten niet resulteerden in beperkingen in arbeid. In dit kader verwijst de verzekeringsarts bezwaar en beroep naar zijn overweging dat geen sprake is van ernstige bloedarmoede of te kort aan schildklierhormoon in het bloed, waardoor geen sprake is van een medische noodzaak om fysieke beperkingen te stellen vanwege de armklachten. De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft gemotiveerd waarom een fysiek spreekuurcontact niet nodig was. De rechtbank volgt hiermee – naar de rechtbank begrijpt en zoals verweerder ter zitting heeft toegelicht – de motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat de armklachten niet op een fysiek spreekuurcontact onderzocht hoefden te worden nu het (mogelijk) veroorzakende ziektebeeld hier geen aanleiding voor gaf. Van strijd met het gelijkheidsbeginsel of het beginsel van de
equality of armsis, gelet op het bovenstaande, ook niet gebleken.
8. Omdat verweerder pas in beroep voldoende heeft gemotiveerd waarom in het licht van de aard van de klachten en de beschikbare medische informatie een spreekuurcontact geen toegevoegde waarde had, kleeft er een motiveringsgebrek aan het bestreden besluit. Nu eiseres in beroep de gelegenheid heeft gehad om op de gewijzigde motivering van verweerder te reageren, is eiseres niet in haar belangen geschaad. De rechtbank passeert daarom het gebrek met inachtneming van het bepaalde in artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht.
9. De rechtbank is verder van oordeel dat de rapporten van de verzekeringsartsen ook consistent zijn en dat de conclusies er logisch uit voortvloeien. Verweerder heeft de resultaten van het onderzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dan ook aan de bestreden besluiten ten grondslag mogen leggen.
10. De rechtbank overweegt dat de primaire verzekeringsarts heeft overwogen dat er reden is voor een urenbeperking conform de Standaard Duurbelastbaarheid, omdat sprake is van een stoornis in de energiehuishouding. Om die reden is een urenbeperking in de FML opgenomen van tot 5 uur per dag of 25 uur per week. De primaire verzekeringsarts heeft in de FML conform de urenbeperking beperkingen en/of eisen aan de functionele mogelijkheden gesteld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft vervolgens nog aanleiding gezien om enigszins af te wijken van de door de primaire arts opgestelde FML per datum in geding. De beperking ‘omgaan met conflicten’ (2.8) is aangescherpt, zodanig dat eiseres ook telefonisch geen conflicten kan hanteren. De rest van de FML heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in stand gelaten. Dit heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep uitgebreid puntsgewijs gemotiveerd in zijn rapport van 17 december 2020. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft verder op alle aangevoerde beroepsgronden gemotiveerd gereageerd. Naar het oordeel van de rechtbank ontbreekt een medisch objectieve onderbouwing om verdergaande beperkingen aan te nemen ten aanzien van de door eiseres ervaren klachten.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
11. Voor wat betreft de door eiseres aangevoerde arbeidskundige gronden, overweegt de rechtbank dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in zijn reactie van 26 april 2022 uitvoerig en gedetailleerd per onderdeel heeft toegelicht waarom de functies Samensteller kunststof (Sbc-code 271130) en Machinaal metaalbewerker (Sbc-code 264122) voor eiseres geschikt zijn. De rechtbank is daarom van oordeel dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voldoende (per onderdeel) heeft gemotiveerd waarom de voor eiseres geduide functies geschikt zijn.
Conclusie
12. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt.
13. Omdat het bestreden besluit een motiveringsgebrek bevat, ziet de rechtbank aanleiding te bepalen dat verweerder aan eiseres het griffierecht en de proceskosten vergoedt.
14. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Sullivan, rechter, in aanwezigheid van mr. L.H.J. van Haarlem, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 mei 2022.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Raad van 23 juni 2021 (ECLI:NL:CRVB:2021:1491) en van 22 juli 2021 (ECLI:NL:CRVB:2021:1836).