Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
rechters).
1.De procedure
2.De feiten
Ter kennisname delen wij u in verband met het verhoor op 12 mei 2022 van ‘de partner van de kroongetuige’ het volgende mede.
3.De verzoeken
Er heeft geen consultatie plaatsgevonden voorafgaand aan uw beslissing. Nog sterker, toen ik u aankondigde dat ik bezwaar had tegen die beslissing, en dat ik u vroeg om dat te gaan herzien, dat ik het onderwerp besprak, zei u zelfs dat u mijn opmerkingen, u noemde het opmerkingen, aanhoort en dat u die dan zou opnemen in het proces-verbaal van dit verhoor.
equality of arms’ een belangrijk onderdeel. Er kan slechts bij uitzondering een inbreuk worden gemaakt op het ondervragingsrecht van de verdediging en het recht op het horen van getuigen. Door de wetgever is limitatief opgesomd onder welke omstandigheden een dergelijke uitzondering kan worden gemaakt.
4.De reactie van de rechters
5.Het standpunt van het Openbaar Ministerie
6.De beoordeling
3.3. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen in strafzaken brengt mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing noch over het verzuim te beslissen. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak.
blijkgeeft van vooringenomenheid. Een wrakingsverzoek dat enkel gericht is tegen een beslissing of waarin geklaagd wordt over de motivering of het ontbreken daarvan, kan dus zonder mondelinge behandeling worden afgewezen. Indien de verzoeker tot wraking van mening is dat de motivering van een beslissing blijk geeft van vooringenomenheid zal deze dat in het wrakingsverzoek moeten onderbouwen. Daarbij kan volgens de Hoge Raad dus niet worden volstaan met de constatering dat de motivering onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier is of zelfs geheel ontbreekt. De verzoeker moet in het wrakingsverzoek duidelijk maken waarom de motivering naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid. In artikel 513 van het Wetboek van strafvordering is immers bepaald dat het wrakingsverzoek gemotiveerd is (en dus niet op nadere aan te voeren gronden kan worden gedaan) en dat alle feiten en omstandigheden tegelijk worden voorgedragen en wel zodra deze bekend zijn geworden aan verzoeker. In een wrakingsverzoek kan ook alleen worden geklaagd over de (schijn van) partijdigheid van de rechter en dus niet over andere (veronderstelde) schendingen van artikel 6 EVRM, zoals bijvoorbeeld het recht op een eerlijke en openbare behandeling door een onafhankelijk gerecht dat bij de wet is ingesteld of een schending van het ondervragingsrecht of equality of arms. Over deze andere schendingen van artikel 6 EVRM oordeelt niet de wrakingskamer maar de strafrechter.
Kennelijk ongegronde en niet-ontvankelijke wrakingsverzoeken hebben een ontregelend effect op complexe strafprocessen zoals het onderhavige. In het belang van een goede procesorde kan de wrakingskamer bepalen dat een volgend wrakingsverzoek niet in behandeling wordt genomen indien sprake is van misbruik. In dat geval zullen klachten over een gebrek aan onpartijdigheid alleen nog kunnen worden voorgelegd aan de rechter die na aanwending van een rechtsmiddel over de hoofdzaak oordeelt.