Op 12 mei 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een Poolse verdachte op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 17 maart 2022 en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar de verdachte, die wordt verdacht van georganiseerde of gewapende diefstal en oplichting. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering behandeld op een openbare zitting op 28 april 2022, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman en een tolk.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De verdediging voerde aan dat de verdachte gelijkgesteld kan worden met een Nederlander, maar de rechtbank oordeelde dat de verdediging niet voldoende bewijs had geleverd om dit te onderbouwen. De rechtbank heeft het verzoek om aanhouding van de behandeling afgewezen, omdat er geen begin was gemaakt met het verzamelen van de benodigde stukken.
De rechtbank concludeert dat de overlevering kan worden toegestaan, nu is vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feiten die onder de lijst van bijlage 1 van de OLW vallen. De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen reëel gevaar bestaat voor schending van het recht op een eerlijk proces in Polen, omdat de verdachte geen bewijs heeft geleverd dat de structurele gebreken in de Poolse rechtsorde een concrete invloed op zijn zaak zullen hebben. De rechtbank heeft uiteindelijk de overlevering toegestaan, waarbij de beslissing is genomen door de voorzitter en twee andere rechters, in aanwezigheid van de griffier.