Op 12 april 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Prosecutor General’s Office of the Republic of Latvia. De zaak betreft de overlevering van een persoon die in Letland is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van twee jaar voor diefstal met geweld. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering tot overlevering behandeld op een openbare zitting op 29 maart 2022. De opgeëiste persoon was aanwezig via een videoverbinding en werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. E.M. Steller.
De raadsman voerde aan dat de detentieomstandigheden in Letland, met name de medische zorg, onvoldoende zijn en dat dit een schending van de grondrechten van de opgeëiste persoon zou kunnen betekenen. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat er geen algemeen en reëel gevaar is voor een onmenselijke of vernederende behandeling in Letse gevangenissen, ondanks de zorgen die in een rapport van het Europees Comité voor de Preventie van Foltering zijn geuit. De rechtbank oordeelde dat de overlevering kon worden toegestaan, omdat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet en er geen weigeringsgronden waren.
De rechtbank heeft de beslissing om de overlevering toe te staan, gebaseerd op de vaststelling dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 van de Overleveringswet. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de gezondheid van de opgeëiste persoon mogelijk een rol kan spelen in de feitelijke overlevering, maar dat de beslissing hierover niet aan de rechtbank is voorbehouden. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en twee rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.