Op 12 april 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, België. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 21 januari 2022 en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar de betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij strafbare feiten, waaronder deelname aan een criminele organisatie die zich bezighoudt met phishing. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de nodige garanties voor zijn terugkeer naar Nederland bij een eventuele veroordeling in België beoordeeld.
Tijdens de openbare zitting op 29 maart 2022 heeft de raadsvrouw van de opgeëiste persoon betoogd dat het EAB niet genoegzaam is, omdat de betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de feiten onvoldoende zou zijn onderbouwd. De officier van justitie daarentegen stelde dat het EAB, in combinatie met aanvullende informatie van de Belgische autoriteiten, voldoende was om de overlevering toe te staan. De rechtbank heeft geoordeeld dat het EAB voldoet aan de vereisten van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering.
De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in België in overweging genomen en vastgesteld dat de algemene detentiegarantie van de Belgische autoriteiten voldoende is om te waarborgen dat de opgeëiste persoon niet zal worden blootgesteld aan onmenselijke of vernederende behandeling. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, waarbij de opgeëiste persoon wordt verdacht van deelname aan een criminele organisatie en informatiecriminaliteit, met een mogelijke straf van meer dan drie jaar in België.