ECLI:NL:RBAMS:2022:2517

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 mei 2022
Publicatiedatum
10 mei 2022
Zaaknummer
13/751644-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot Poolse rechtsstaat

Op 4 mei 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de regionale rechtbank in Krosno, Polen. De zaak werd behandeld in het kader van de Overleveringswet (OLW) en betreft een vordering die op 17 augustus 2021 door de officier van justitie werd ingediend. De opgeëiste persoon, geboren in 1996 in Polen, werd verdacht van illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, waarvoor in Polen een vrijheidsstraf van ten minste drie jaar kan worden opgelegd.

De behandeling van de vordering vond plaats op openbare zittingen op 19 oktober 2021 en 21 april 2022. Tijdens de eerste zitting werd de zaak aangehouden in afwachting van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie over de Poolse rechtsstaat. De rechtbank verlengde de termijn voor uitspraak met dertig en zestig dagen om voldoende tijd te hebben voor een zorgvuldige beslissing.

Bij de tweede zitting op 21 april 2022 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.A.M. Pijnenburg, en een tolk. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, zijn opgenomen in bijlage 1 van de OLW. Ondanks eerdere zorgen over de Poolse rechtsorde, concludeerde de rechtbank dat er geen individueel reëel gevaar bestond voor een eerlijk proces in deze specifieke zaak.

De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat het EAB voldeed aan de eisen van de OLW en dat er geen weigeringsgronden waren. De overlevering van de opgeëiste persoon aan Polen werd toegestaan, met inachtneming van de relevante wetsartikelen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751644-21
RK nummer: 21/4624
Datum uitspraak: 4 mei 2021
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 17 augustus 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 5 februari 2021 door
the Regional Court in Krosno(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1996,
verblijfadres: [adres], [verblijfsplaats],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Zitting 19 oktober 2021
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 19 oktober 2021. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. M. Westerman. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.A.M. Pijnenburg, advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Poolse taal.
De behandeling van de zaak is aangehouden in afwachting van de antwoorden op de gestelde prejudiciële vragen over de Poolse rechtsstaat aan het Hof van Justitie van de Europese Unie.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd. Ook heeft zij de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, derde lid, OLW uitspraak moet doen met zestig dagen verlengd (op grond van artikel 22, vierde lid, OLW) omdat zij die verlengingen nodig heeft om over de verzochte overlevering te kunnen beslissen.
Zitting 21 april 2022
De behandeling van de vordering is hervat op de openbare zitting van 21 april 2022. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft.
De opgeëiste persoon is, zij het later dan op het geplande tijdstip, ter zitting verschenen. Namens hem heeft zijn gemachtigd raadsman, mr. M.A.M. Pijnenburg, advocaat te Amsterdam, het woord gevoerd. De opgeëiste persoon is bijgestaan door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De raadsman van de opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
Decision of the District Court in Krosno(Polen) van 18 december 2020 (
Reference: II Kp 561/20).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Poolse recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Strafbaarheid: feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen;
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Polen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

5.Artikel 11 OLW

De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat, vanwege structurele of fundamentele gebreken in de Poolse rechtsorde, in Polen een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [1]
In dit geval wordt de overlevering evenwel toegestaan, nu de opgeëiste persoon geen elementen heeft aangevoerd waaruit blijkt dat de structurele of fundamentele gebreken in het gerechtelijk apparaat van de uitvaardigende lidstaat een concrete invloed zullen hebben op de behandeling van zijn strafzaak. Daarmee is niet aangetoond dat sprake is van een individueel reëel gevaar van schending van dat grondrecht. [2]
6. Slotsom
Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook verder geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court in Krosno(Polen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. A.K. Glerum en R. Godthelp, rechters,
in tegenwoordigheid van V.D. Reinders, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 4 mei 2022.
De voorzitter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.. Rb. Amst;erdam 10 februari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:420, r.o. 5.3.1-5.3.3 en Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, r.o. 4.4.
2.. Vgl. Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, onder verwijzing naar HvJ EU 22 februari 2022, C-562/21 PPU en C-563/21 PPU, ECLI:EU:C:2022:100 (