Op 4 mei 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de regionale rechtbank in Krosno, Polen. De zaak werd behandeld in het kader van de Overleveringswet (OLW) en betreft een vordering die op 17 augustus 2021 door de officier van justitie werd ingediend. De opgeëiste persoon, geboren in 1996 in Polen, werd verdacht van illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, waarvoor in Polen een vrijheidsstraf van ten minste drie jaar kan worden opgelegd.
De behandeling van de vordering vond plaats op openbare zittingen op 19 oktober 2021 en 21 april 2022. Tijdens de eerste zitting werd de zaak aangehouden in afwachting van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie over de Poolse rechtsstaat. De rechtbank verlengde de termijn voor uitspraak met dertig en zestig dagen om voldoende tijd te hebben voor een zorgvuldige beslissing.
Bij de tweede zitting op 21 april 2022 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.A.M. Pijnenburg, en een tolk. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, zijn opgenomen in bijlage 1 van de OLW. Ondanks eerdere zorgen over de Poolse rechtsorde, concludeerde de rechtbank dat er geen individueel reëel gevaar bestond voor een eerlijk proces in deze specifieke zaak.
De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat het EAB voldeed aan de eisen van de OLW en dat er geen weigeringsgronden waren. De overlevering van de opgeëiste persoon aan Polen werd toegestaan, met inachtneming van de relevante wetsartikelen.