In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 10 mei 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van het Zorgkantoor Zorg en Zekerheid. Eiseres, woonachtig in Voorschoten, had bezwaar gemaakt tegen de accordering van 20 uur zorginzet per week voor haar broer, die ook een voltijdstudie volgde. Het Zorgkantoor had eerder op 19 november 2020 een besluit genomen waarin deze zorginzet werd goedgekeurd, maar later, op 18 maart 2021, het bezwaar van eiseres gegrond verklaard en de grondslag voor de accordering gewijzigd. Eiseres stelde dat de combinatie van zorg en studie niet tot onverantwoorde zorg leidde en dat het Zorgkantoor onvoldoende onderzoek had gedaan naar de kwaliteit van de zorg.
De rechtbank heeft de zaak op 21 april 2022 behandeld en vastgesteld dat het Zorgkantoor niet voldoende had onderbouwd waarom de zorginzet van 37 uur per week naast een studie niet verantwoord zou zijn. De rechtbank oordeelde dat de Wlz geen grondslag bood voor de beperking van de zorguren en dat het Zorgkantoor onvoldoende had gemotiveerd waarom de zorgkwaliteit in gevaar zou komen. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en verklaarde het beroep gegrond. Eiseres kreeg het griffierecht vergoed en het Zorgkantoor werd veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 2.600,-.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming door het Zorgkantoor en de noodzaak om de kwaliteit van zorg goed te onderbouwen, vooral in situaties waarin zorgverleners ook andere verplichtingen hebben, zoals een studie.