Uitspraak
18.5213 WLZ, 18/5214 WLZ, 18/5588 WLZ, 18/5590 WLZ
OVERWEGINGEN
– samengevat – aangevoerd dat van een schending van de verplichting uit artikel 5.18, aanhef en onder d, van de Rlz geen sprake is. Uit deze bepaling volgt niet dat een zorgverlener niet meer dan veertig uur per week in totaal mag werken. Uit deze bepaling volgt enkel dat een zorgverlener niet meer dan veertig uur per week voor één verzekerde mag werken.
a. de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder de verzekerde aan wie een pgb wordt verleend, de mogelijkheid heeft om zorg te betrekken van een mantelzorger of een natuurlijke persoon die niet beroeps- of bedrijfsmatig zorg verleent, of die persoon vanuit het pgb te betalen;
b. verplichtingen die aan de verzekerde worden opgelegd met betrekking tot de overeenkomsten die de verzekerde sluit met de personen van wie hij de zorg betrekt en daarvoor betaling ontvangen uit het pgb;
d. de wijze waarop de Svb de taak bedoeld in het zevende lid uitvoert.
b. de inhoud, intrekking en wijziging van de beschikking tot verlening en van de beschikking tot vaststelling van het pgb.
a. de verzekerde gebruikt het pgb uitsluitend voor het doen betalen door de Svb van zorg als bedoeld in artikel 5.17, eerste lid;
b. de zorg die de verzekerde inkoopt, is kwalitatief verantwoord;
d. de verzekerde draagt er zorg voor dat een zorgverlener op wie het Arbeidstijdenbesluit niet van toepassing is niet meer dan veertig uur in één week voor hem werkzaamheden verricht.
1. Na afloop van iedere subsidieperiode wordt de subsidie voor de desbetreffende subsidieperiode vastgesteld.
2. Het zorgkantoor stelt het pgb binnen een half jaar na afloop van de subsidieperiode vast.
3. Het pgb wordt vastgesteld op de som van de bedragen die de Svb op grond van artikel 5.17, eerste lid, heeft uitbetaald.
4. Indien de verzekerde geen betalingen, als bedoeld in artikel 5.17, eerste lid, onder a en b, heeft laten doen dan wordt de subsidie, in afwijking van het derde lid, vastgesteld op nihil.
a. de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;
b. de subsidie-ontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;
c. de subsidie-ontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid, of
d. de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidie-ontvanger dit wist of behoorde te weten.
Het zorgkantoor stelt het pgb binnen een half jaar na afloop van de subsidieperiode vast. Het zorgkantoor stelt het pgb vast op de som van de bedragen die de Svb heeft uitbetaald. Indien dit bedrag overeenkomt met het bedrag in het verleningsbesluit, kwalificeert het vaststellingsbesluit als een besluit als bedoeld in artikel 4:46, eerste lid, van de Awb. Indien de Svb minder heeft uitbetaald dan het bedrag in de verleningsbeschikking of een te hoog bedrag heeft uitbetaald dan wel indien de verzekerde geen betalingen heeft laten doen, kwalificeert het vaststellingsbesluit als een besluit als bedoeld in artikel 4:46, tweede lid, van de Awb. Tegen het verleningsbesluit, de besluiten inzake goedkeuring van de zorgovereenkomst en het vaststellingsbesluit staan de rechtsmiddelen van de Awb open.
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart de beroepen gegrond en vernietigt de afzonderlijke besluiten van 12 maart 2018 en 14 augustus 2018;
- herroept de besluiten van 31 januari 2018, 20 juni 2018 en 27 juni 2018,
- stelt het pgb van [appellant 1] voor het jaar 2017 vast op € 99.359,60 en stelt het pgb van [appellant 2] voor het jaar 2017 vast op € 106.554,60 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de afzonderlijke besluiten van 14 augustus 2018;
- veroordeelt het zorgkantoor in de kosten van appellanten tot een bedrag van € 4.272,-;
- bepaalt dat het zorgkantoor aan appellanten het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 218,- vergoedt.