ECLI:NL:RBAMS:2022:2452

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 mei 2022
Publicatiedatum
6 mei 2022
Zaaknummer
13/090131-21 (zaak A) 09/005306-21 (zaak B)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan moord en gewapende winkeloverval met affectieschade aan nabestaanden

Op 6 mei 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan de moord op [slachtoffer] en van het medeplegen van een gewapende winkeloverval. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 20 oktober 2020 betrokken was bij de moord op [slachtoffer], waarbij hij een peilbaken onder de auto van het beoogde doelwit heeft geplaatst en informatie heeft doorgegeven aan de schutters. De rechtbank oordeelde dat de verdachte medeplichtig was aan de moord, maar niet als medepleger kon worden aangemerkt, omdat zijn bijdrage niet van voldoende gewicht was. In de tweede zaak, de gewapende overval op een T-Mobile winkel op 10 november 2020, werd de verdachte ook schuldig bevonden aan diefstal met geweld en afpersing. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 15 jaar op en kende affectieschade toe aan de moeder van het slachtoffer, terwijl de broers van het slachtoffer niet-ontvankelijk werden verklaard in hun vordering.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/090131-21 (zaak A) 09/005306-21 (zaak B)
Datum uitspraak: 6 mei 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [naam PI] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 30 juni 2021, 23 september 2021, 15 december 2021, 4 maart 2022 en 22 april 2022.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie mrs. R. Bosman en J.H. van der Meij en van wat verdachte en zijn raadsman mr. A.D. Kloosterman naar voren hebben gebracht.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van wat nabestaande [naam broer 1] in het kader van zijn spreekrecht naar voren heeft gebracht.

2.Beschuldiging

2.1.
Tenlastelegging
Aan verdachte is – na wijzigingen op de zittingen van 23 september 2021 en 22 april 2022 – samengevat tenlastegelegd dat hij (in zaak A) zich primair heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van de moord op [slachtoffer] op 20 oktober 2020, subsidiair zou hij medeplichtig zijn geweest aan deze moord en meer subsidiair zou hij zich schuldig hebben gemaakt aan de voorbereiding van deze moord. Daarnaast wordt hij (in zaak B) ervan beschuldigd dat hij samen met anderen op 10 november 2020 een gewapende winkeloverval heeft gepleegd waarbij 130 telefoons en sleutelbossen zijn buitgemaakt, wat ten laste is gelegd als het medeplegen van een diefstal met geweld (feit 1) en het medeplegen van afpersing (feit 2).
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
2.2.
Inleiding
Op 20 oktober 2020 heeft er rond 02.00 uur in de straat Vreedenhaven in Amsterdam een schietpartij plaatsgevonden waarbij [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) is geraakt en enkele uren daarna in het ziekenhuis is overleden. Bij de schietpartij hebben getuigen meerdere schoten gehoord en verschillende personen zien wegrennen. Naar aanleiding hiervan is het onderzoek
Bunkyoopgestart. Uit dit onderzoek is gebleken dat [slachtoffer] die nacht (onder meer) in een Volkswagen Polo met kenteken [kenteken] (hierna: VW Polo) van een ander heeft gereden. De hoofdgebruiker van de VW Polo was [naam beoogd doelwit] . Onder de VW Polo is door de politie een peilbaken aangetroffen. Op basis hiervan en omdat [slachtoffer] vrijwel onmiddellijk na aankomst van de VW Polo op de Vreedenhaven onder vuur is genomen, is het vermoeden ontstaan dat niet [slachtoffer] het beoogde doelwit van de schietpartij was, maar dat de schutters het eigenlijk op [naam beoogd doelwit] hadden gemunt. Verdachte wordt door de officieren van justitie verweten dat hij het peilbaken onder de VW Polo heeft geplaatst en de locatie van de VW Polo aan de schutters heeft doorgegeven.
Op 10 november 2020, 20 dagen na voornoemde schietpartij, is een T-Mobile winkel in Alphen aan de Rijn overvallen door twee mannen. Hierbij zouden de twee aanwezige winkelmedewerkers onder bedreiging van een vuurwapen zijn gedwongen om hun eigen telefoons en sleutelbossen te overhandigen, op hun knieën met hun handen op hun hoofd te zitten en de kluis open te maken. Uiteindelijk zouden er in totaal 130 mobiele telefoons zijn weggenomen. Naar aanleiding van deze winkeloverval is het onderzoek
Chloorgestart. Op basis van camerabeelden is de verdenking ontstaan dat verdachte één van de twee overvallers is geweest. De diefstal met (bedreiging van) geweld ziet op de goederen die de overvallers zelf zouden hebben weggenomen en de afpersing ziet op het dwingen van de winkelmedewerkers tot het afgeven van de goederen. Dit laatste geldt zowel voor de privételefoons en sleutelbossen van de medewerkers als voor een deel van de winkelvoorraad. Door de rechtbank Den Haag zijn inmiddels twee medeverdachten veroordeeld als medeplegers (niet zijnde de feitelijke plegers) van deze winkeloverval en aan hen is een gevangenisstraf van vier jaar opgelegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
3.1.1.
Zaak A (Bunkyo):
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat verdachte medeplichtig is geweest aan de moord op [slachtoffer] en voeren daartoe het volgende aan.
Verdachte heeft het peilbaken aangeschaft, geïnstalleerd en geplaatst. Verdachte heeft de auto van het beoogde doelwit [naam beoogd doelwit] moeten volgen om het baken te kunnen plaatsen. Daarnaast heeft hij tussen 10 en 20 oktober 2020 een PGP-telefoon gehad met als enige contact een Sky ID (gebruiker ‘ [gebruikersnaam] ’) die in de nacht van de liquidatie meerdere uren op de plaats delict is uitgepeild. Zelf is verdachte vier uur na de liquidatie samen met de gebruiker van ‘ [gebruikersnaam] ’ op de plaats delict geweest en reist dan samen met deze gebruiker van ‘ [gebruikersnaam] ’ verder. Op grond van deze bevindingen in samenhang met de handelingen van verdachte met betrekking tot het peilbaken stellen de officieren van justitie dat verdachte de PGP-telefoon enkel heeft gebruikt om te communiceren over de moord en daarmee samenhangende handelingen. Verdachte heeft aanvankelijk geen verklaring willen afleggen. Hij heeft pas na het lezen van het volledige dossier een verklaring afgelegd. De verklaring van verdachte dat hij niet heeft geweten waar het peilbaken uiteindelijk voor diende is op basis van deze omstandigheden ongeloofwaardig.
De officieren van justitie nemen het standpunt in dat verdachte wetenschap heeft gehad dat de door hem verschafte middelen, het geplaatste peilbaken en het toestel met daarin het activeringsnummer, in combinatie met overige handelingen, van cruciaal belang zijn geweest voor en hebben bijgedragen aan de liquidatie. Gezien de zeer korte tijd (19 seconden) tussen de aankomst van de VW Polo en de liquidatie kan het ten slotte ook niet anders dan dat verdachte een cruciale rol heeft gespeeld.
Daarnaast heeft verdachte het opzet gehad op het verstrekken van middelen en inlichtingen ten behoeve van de liquidatie en daarmee is aan het vereiste van dubbel opzet voldaan. Uit de jurisprudentie blijkt dat het bij vergissing vermoorden van een ander dan het beoogd slachtoffer niet in de weg staat aan een veroordeling (ECLI:NL:RBAMS:2018:3190). De pleger heeft immers een mens willen doden en een mens is gedood. Het opzet van verdachte was daarmee volledig gericht op het gronddelict.
Ten aanzien van de verklaring van verdachte dat hij er kennelijk is ingeluisd, wordt door de officieren van justitie gesteld dat deze verklaring niet nader wordt onderbouwd en dat verdachte daar ter terechtzitting geen vragen over wenst te beantwoorden. Dit alternatieve scenario is dus op geen enkele wijze geloofwaardig of aannemelijk gemaakt. Bovendien is dit alweer de derde versie van het verhaal van verdachte.
3.1.2.
Zaak B (Chloor):
De officieren van justitie nemen het standpunt in dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan diefstal met geweld en afpersing, beiden in vereniging met anderen. Daartoe voeren zij het volgende aan.
Verdachte wordt op camerabeelden door meerdere verbalisanten afzonderlijk van elkaar herkend als één van de twee overvallers. Op deze camerabeelden is precies te zien wat zich in de T-Mobile winkel heeft afgespeeld en dit komt overeen met de aangiftes en nadere getuigenverklaringen bij de rechter-commissaris. Daarnaast blijkt een door verdachte gehuurde auto (de Kia Stonic) op 25 oktober 2020 en op 9 november 2020 te zijn vastgelegd door ANPRcamera’s in Alphen aan de Rijn, terwijl de auto doorgaans alleen in en rondom Amsterdam rijdt. Bij een doorzoeking van de verblijfplaats van verdachte zijn in zijn slaapkamer twee tassen aangetroffen die identiek zijn aan de tassen waarin de buit werd geladen, inclusief het label dat op de camerabeelden eveneens is te zien. Uit nader onderzoek is gebleken dat de vluchtauto van medeverdachte [medeverdachte] is geweest en dat deze [medeverdachte] een bekende is van verdachte. Verder wordt op basis van telecomanalyse en verschillende gesprekken duidelijk dat verdachte in deze vluchtauto heeft gezeten. Ten aanzien van de telefoons die door de overvallers in de tas zijn gedaan, is er sprake van diefstal en ten aanzien van de telefoons die onder bedreiging door de medewerkers in de tas zijn gedaan, is er sprake van een afpersing.
Verder verwijzen de officieren van justitie naar de inhoud van de vonnissen in de zaken tegen de medeverdachten [medeverdachte] waarin zij zijn veroordeeld. Daarin stelt de rechtbank Den Haag vast dat verdachte betrokken is geweest bij de overval.
Ten aanzien van de betrouwbaarheid van de herkenningen wijzen de officieren op het volgende. De processen-verbaal van herkenning voldoen aan het in de jurisprudentie ontwikkelde toetsingskader. Daarbij dient in aanmerking te worden genomen de kwaliteit van de beelden, de aard en frequentie van de contacten van de betreffende verbalisanten met verdachte, de wijze waarop is beschreven aan welke uiterlijke kenmerken de verbalisanten verdachte herkennen, de hoeveelheid herkenningen en bovendien dat ze hem onmiddellijk herkennen. Daarnaast heeft verbalisant [naam verbalisant 1] een verklaring afgelegd bij de rechter-commissaris waarin hij de protocollen heeft toegelicht die worden gevolgd waardoor contaminatie van herkenningen wordt voorkomen. De aanname of suggestie van de verdediging dat er sprake zou zijn van sturingsinformatie wordt dan ook niet gesteund door de inhoud van het dossier.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van alle aan hem tenlastegelegde feiten en voert daartoe het volgende aan.
3.2.1.
Zaak A (Bunkyo):
Uit het procesdossier is onvoldoende gebleken dat verdachte enige wetenschap van de (beoogde) moord heeft gehad en ook niet dat hij betrokken is geweest bij het verschaffen van inlichtingen ten behoeve van het lokaliseren van de VW Polo. Verdachte heeft namelijk verklaard dat hij op geen enkel moment wist dat iemand zou worden doodgeschoten. Hij is benaderd door [naam 1] (de rechtbank begrijpt dat hiermee [naam 1] wordt bedoeld) om een apparaat te kopen, waarbij hem niet specifiek is medegedeeld dat het om een peilbaken ging. Vervolgens is hem gevraagd om dit peilbaken te installeren, omdat iemand zou worden geript van drugs. Bij de MediaMarkt is een telefoon gekocht die verdachte af en toe heeft gebruikt, maar die ook vaak bij [naam 1] was. Enkele dagen daarna heeft verdachte het peilbaken en de telefoon met daarin de simkaarten aan [naam 1] overhandigd. Verdachte heeft ontkend dat hij het peilbaken heeft geplaatst en dat hij heeft geweten dat het peilbaken zou worden gebruikt voor een (beoogde) liquidatie. Verder wordt uit het procesdossier duidelijk dat verdachte ondergeschikt is geweest aan [naam 1] , wat de betrouwbaarheid van de verklaring van verdachte versterkt.
De telecom- en GPS-gegevens wijzen wellicht op de verdenking dat hij dat baken heeft geplaatst, maar dit zou een vooropgezet plan van derden moeten zijn geweest. Dat uit een opgenomen gesprek tussen [naam 2] en verdachte zou blijken dat verdachte in zijn algemeenheid weet waar een peilbaken geplaatst moet worden zegt helemaal niets over of verdachte het peilbaken in deze zaak in de nacht van 14 oktober 2020 heeft geplaatst. Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat verdachte wel degelijk het peilbaken heeft geplaatst, dan vormt dit juist een contra-indicatie voor wetenschap van het daadwerkelijke doel. Verdachte heeft verklaard dat hij, als hij had geweten dat er een liquidatie beoogd was, het baken nooit thuis geïnstalleerd zou hebben en ook zijn DNA niet op het peilbaken, afdekklepje en simkaart zou hebben achtergelaten. Hetzelfde geldt voor de telecom- en GPS-gegevens. De PGP-telefoon met Sky [gebruikersnaam] zou samen met het telefoonnummer van verdachte hebben meebewogen, maar het is te kort door de bocht om op basis hiervan het gebruik van deze PGP-telefoon aan verdachte toe te schrijven.
Specifiek ten aanzien van het medeplegen van voorbereidingshandelingen heeft de verdediging aangevoerd dat de stelling van verdachte dat het ging om een ripdeal niet kan worden weersproken op grond van het procesdossier. Ter onderbouwing daarvan heeft de raadsman verwezen naar een tweetal uitspraken, te weten ECLI:NL:RBAMS:2022:2014 en ECLI:NL:RBAMS:2022:786.
3.2.2.
Zaak B (Chloor):
De verdediging stelt dat de processen-verbaal van herkenning niet als bewijsmiddel kunnen worden gebruikt wegens onbetrouwbaarheid van de totstandkoming hiervan. Zowel verbalisant [naam verbalisant 2] als verbalisant [naam verbalisant 3] komen pas tot een herkenning van verdachte nadat er een zogeheten ‘hit’ tot stand is gekomen in het geautomatiseerde CATCH-systeem (Centrale Automatische Technologie voor Herkenning). Deze hit betekent dat er enige overeenkomsten zijn, maar dat hoeft nog niet te betekenen dat het daadwerkelijk verdachte is geweest op de camerabeelden en toch zijn het wel deze overeenkomsten waarop de verbalisanten hun herkenningen op baseren.
De overige herkenningen zijn ook op onbetrouwbare wijze tot stand gekomen of noemen (bij de herkenningen door [naam 3] en [naam 4] ) geen specifiek onderscheidende persoonskenmerken. Zo is alleen aan politieagenten die in contact zijn geweest met verdachte (per e-mail) gevraagd of zij hem herkenden. Deze agenten weten dus dat zij tot een groep behoren die eerder met de verdachte in contact moet zijn geweest en daarmee zijn deze herkenningen onbetrouwbaar.
De herkenning van verbalisant [naam verbalisant 1] zou naar aanleiding van een briefing hebben plaatsgevonden, maar nergens in het dossier wordt gerept over een briefing. Er zou namelijk per e-mail zijn verzocht of iemand de persoon op de foto’s herkent. Bovendien verklaart [naam verbalisant 1] dat briefings zijn gericht op speerpunten in de wijk en dus weet hij dat het moet gaan om personen waarmee hij mogelijk in contact is geweest, net zoals dit met toegezonden e-mails het geval zou zijn geweest.
Het voorgaande kan dan ook tot niets anders leiden dan tot de conclusie dat de verbalisanten voorafgaand aan hun herkenningen beschikten over sturingsinformatie. Verder is verbalisant [naam verbalisant 4] niet direct tot een herkenning gekomen, terwijl hij één dag na het ontvangen van de e-mail wel tot een ondubbelzinnige herkenning komt. Het heeft er dan ook alle schijn van dat [naam verbalisant 4] vooral
denktverdachte te herkennen. Hierin is een bevestiging te vinden dat er sprake is geweest van sturingsinformatie bij voornoemde verbalisanten.
Nu het dossier geen enkele herkenning van verdachte bevat die op onafhankelijke en objectieve wijze tot stand is gekomen kan verdachte onvoldoende worden verbonden aan de tenlastegelegde feiten in zaak A. Dat bij de doorzoeking van de verblijfplaats van verdachte twee gelijksoortige tassen zijn aangetroffen, als gebruikt bij de overval, is niet relevant, omdat deze tassen nog in het plastic zijn aangetroffen en dus niet eerder zijn gebruikt. Het enkele feit dat verdachte contact heeft gehad met de medeverdachten rondom het tijdstip van de overval en een auto op zijn naam heeft gehuurd ter voorverkenning is onvoldoende om te komen tot het medeplegen van het tenlastegelegde.
Subsidiair doet de verdediging – indien de rechtbank van oordeel is dat de processen-verbaal van herkenning kunnen worden gebruikt voor een bewezenverklaring – het voorwaardelijke verzoek om een deskundige te benoemen om zo de betrouwbaarheid van de totstandkoming van deze processen-verbaal te beoordelen.
Bij een eventuele bewezenverklaring van de twee feiten in zaak A merkt de verdediging op dat daarmee sprake zou zijn van eendaadse samenloop.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Zaak A (Bunkyo):
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen zoals opgenomen in bijlage II uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 20 oktober 2020 omstreeks 02:00 uur werd [slachtoffer] beschoten met meerdere vuurwapens, in ieder geval een Kalasjnikov en een Glock, waarbij hij door zestien kogels werd geraakt. Enkele uren later is [slachtoffer] overleden aan de gevolgen van de schotverwondingen in onder meer zijn hoofd, borst en buik.
Vlak voor het moment van de beschietingen (maximaal 19 seconden eerder) kwam [slachtoffer] aangereden op de Vreedenhaven, in een VW Polo die hij van [naam beoogd doelwit] had geleend. Bij onderzoek aan deze VW Polo werd een zwart kastje op de draagarm van het rechtervoorwiel aangetroffen, dat een peilbaken bleek te zijn. Op het peilbaken werd uit de bemonstering van de randen van het baken, het afdekklepje van het baken en op de simkaart in het baken telkens een DNA-profiel bepaald. Het DNA-profiel is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker afkomstig van verdachte, dan van een willekeurige niet aan verdachte verwante persoon.
Koppeling telefoonnummers
Verdachte heeft verklaard dat het telefoonnummer + [nummer] (hierna: * [nummer] ) van hem is. Uit onderzoek naar het peilbaken en de bijbehorende simkaart is gebleken dat het peilbaken is geactiveerd met telefoonnummer + [nummer] (hierna: * [nummer] ). Het telefoonnummer * [nummer] , heeft op 10 oktober 2020 gekoppeld gezeten aan IMEI-nummer [nummer] en de rest van de periode aan IMEI-nummer [nummer] (hierna: * [nummer] ). Het IMEI-nummer dat op 10 oktober gekoppeld was aan * [nummer] verschilt maar 1 cijfer (in dit vonnis ten behoeve van de duidelijkheid aangeduid door vetschrift en onderstreping) met het IMEI nummer van het toestel waar het telefoonnummer * [nummer] op 10 oktober gebruik van heeft gemaakt, te weten [nummer] . Dat deze telefoonnummers kunnen worden gekoppeld aan IMEI-nummers die afgezien van één cijfer hetzelfde zijn duidt op een telefoon met een dualsim-functie, een functie waarmee twee simkaarten (en daarmee twee telefoonnummers) tegelijkertijd in één telefoontoestel gebruikt kunnen worden. Uit het voorgaande kan worden afgeleid dat voornoemde telefoonnummers op 10 oktober 2020 in een en dezelfde telefoon hebben gezeten. Gelet op voornoemde bevindingen in samenhang met de verklaring van verdachte dat telefoonnummer * [nummer] zijn telefoonnummer is, stelt de rechtbank vast dat zowel het telefoonnummer * [nummer] als het telefoonnummer * [nummer] bij verdachte in gebruik zijn geweest. Van het IMEI-nummer * [nummer] (waar tussen 11 en 27 oktober 2020 telefoonnummer * [nummer] aan gekoppeld was) zijn de historische verkeersgegevens opgevraagd en daaruit is gebleken dat er in de periode van 19 mei 2020 tot 27 oktober 2020 aan dit IMEI-nummer drie verschillende telefoonnummers waren gekoppeld, waaronder + [nummer] (hierna: * [nummer] ) en * [nummer] . Van deze telefoonnummers is vastgesteld, aan de hand van de overeenkomstige Cell-ID locaties en tegennummers, dat deze drie telefoonnummers zeer waarschijnlijk alle drie in gebruik zijn geweest bij verdachte.
Peilbaken
Verdachte heeft verklaard dat hij het peilbaken heeft gekocht en geactiveerd. Uit onderzoek is gebleken dat het peilbaken (met IMEI-nummer [nummer] ) gekoppeld is geweest aan het telefoonnummer + [nummer] (* [nummer] ). Dit telefoonnummer maakte op 10 oktober 2020 gebruik van een Cell-ID in Weesp en heeft die dag een uitgaande registratie gehad naar het tegennummer: telefoonnummer [nummer] . Die dag is het baken dus geactiveerd. Van laatstgenoemd telefoonnummer is gebleken dat dit in gebruik is bij het bedrijf Sitcon BV, dat GPSvolgsystemen verkoopt die qua uiterlijke kenmerken veel overeenkomsten hebben met het onder de VW Polo aangetroffen peilbaken en dat onder andere een vestiging heeft aan de [adres] . Verbalisanten zijn de verkopen van peilbakens in die periode nagegaan en daaruit is het vermoeden ontstaan dat het bewuste peilbaken op 9 oktober 2020 bij het Sitcon-filiaal in [adres] is gekocht. Op 9 oktober 2020 heeft het IMEI-nummer * [nummer] gebruik gemaakt van Cell-ID’s aan de [adres] (nabij de Nieuwstraat en derhalve nabij het Sitcon-filiaal). Ook op 10 oktober 2020 heeft dit IMEI-nummer gebruik gemaakt van Cell-ID’s aan de [adres] . Tijdens deze registratie was een telefoonnummer van verdachte (* [nummer] ) aan dit IMEI-nummer gekoppeld.
Nadat het baken (* [nummer] ) op 10 oktober 2020, door het algemene nummer van het Sitcon-filiaal, is geactiveerd, krijgt het diezelfde dag nog een tweede tegennummer * [nummer] (het nummer dat aan verdachte wordt gekoppeld). Uit telecomanalyse blijkt vervolgens dat met dit nummer het baken vervolgens wordt geactiveerd en op afstand wordt gevolgd.
Op 14 oktober 2020 om 02.34 uur registreert het peilbaken een locatie in de Nieuwerkerkstraat te Lijnden, ter hoogte van de huisnummers [nummer] en [nummer] , vlakbij het verblijfadres van verdachte op de [adres] . Ruim een half uur later (om 03.10 uur) registreert het peilbaken als locatie een straat rondom de Kinkerstraat in Amsterdam. Dat is de eindlocatie van het peilbaken die nacht. Uit de verklaring van [naam beoogd doelwit] is gebleken dat hij die nacht bij zijn vriendin in de buurt van de Kinkerstraat heeft geslapen en daar de VW Polo heeft geparkeerd. Gebleken is dat telefoonnummer * [nummer] (van verdachte) en het activeringsnummer * [nummer] in de nacht van 14 oktober 2020 tegelijkertijd van dezelfde Cell-ID’s gebruik maakten. Op basis van camerabeelden waarop de VW Polo is waargenomen, blijkt dat vanaf de nacht van 14 oktober 2020 de registraties van het peilbaken gelijk zijn aan de bewegingen van de VW Polo. Daarnaast hebben [naam 1] en [naam beoogd doelwit] verklaard dat ‘de plakker’ van het peilbaken een donkere jongen is, die “geadopteerd is ofzo en bij zijn stiefouders in [adres] of de [adres] woont”. Deze gegevens komen in grote lijnen overeen met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, die donker is, geboren in [geboorteplaats] en wiens vader en stiefmoeder in [adres] wonen.
Op 19 oktober 2020 tussen 21.21 en 23.26 uur maakt het activeringsnummer (* [nummer] ) gebruik van drie verschillende Cell-ID’s die dekking geven aan de plaats delict. Verder heeft het telefoonnummer van verdachte (* [nummer] ) die nacht om 01.04 en 01.40 uur telefonisch contact met de telefoon van [naam 1] en met een onbekend nummer (+ [nummer] ), waarmee hij alleen tussen 17 en 20 oktober 2020 contact heeft gehad. Ongeveer vier uur na de schietpartij, om 6.01 uur, maakt het telefoonnummer van verdachte (* [nummer] ) gebruik van een Cell-ID die dekking geeft aan de plaats delict.
Verder is gebleken dat verdachte beschikte over een PGP-telefoon van Sky (hierna: PGP) met Sky-ID [nummer] met de naam ‘
[gebruikersnaam]’ (hierna: Sky [gebruikersnaam] ). Deze PGP is alleen gebruikt van 10 oktober 2020 tot 20 oktober 2020 en er staan slechts twee contacten op, namelijk Sky ID [gebruikersnaam] met de naam ‘
(hierna: Sky ID [gebruikersnaam] ) en Sky ID [gebruikersnaam] met de naam ‘
(hierna: Sky [gebruikersnaam] ). Ook is gebleken dat Sky [gebruikersnaam] maar één contact heeft, namelijk Sky [gebruikersnaam] . De Sky ID’s
[gebruikersnaam]en
[gebruikersnaam]zijn alleen gebruikt in de periode tussen 9 oktober 2020 en 21 oktober 2020.
In de nacht van de liquidatie maakt Sky [gebruikersnaam] voorafgaand aan de liquidatie (om 00.21 uur) en na afloop daarvan (om 02.52 uur) gebruik van een Cell-ID die dekking geeft aan de plaats delict. Vervolgens maakt Sky [gebruikersnaam] tussen 03.47 en 06.03 uur gebruik van een Cell-ID die dekking geeft aan de Saaftingestraat, nabij de plaats delict. De telefoon van verdachte (* [nummer] ) maakt om 06.01 uur ook gebruik van een Cell-ID die dekking geeft aan de Saaftingestraat. Om 06.14 uur maken zowel Sky [gebruikersnaam] als de ‘gewone’ telefoon van [verdachte] (* [nummer] ) gebruik van een Cell-ID die dekking geeft aan de Slotermeerlaan. Sky [gebruikersnaam] maakt om 6.52 uur gebruik van ditzelfde Cell-ID.
Bewijswaardering
Vrijspraak van medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
De rechtbank vindt, met de officier van justitie en de verdediging, het medeplegen van moord zoals primair tenlastegelegd niet bewezen. De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat de bijdrage van verdachte aan de (in zaak A primair) tenlastegelegde moord in vereniging van voldoende gewicht is geweest. Hierbij is van belang dat de rechtbank niet kan vaststellen wie het activeringsnummer (* [nummer] ) in de nacht van 19 op 20 oktober 2020 heeft beheerd. Daarom zal verdachte hiervan worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring van medeplichtigheid
Naar het oordeel van de rechtbank kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte medeplichtig is geweest aan de tezamen en in vereniging gepleegde moord op [slachtoffer] . De rechtbank baseert dit oordeel op de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen en overweegt daartoe het volgende.
Verdachte heeft verklaard het peilbaken te hebben aangeschaft en geactiveerd. Dit blijkt eveneens uit de resultaten van het onderzoek naar het peilbaken en de telefoonnummers van verdachte. Het peilbaken vertrekt op 14 oktober 2020, samen met de telefoonnummers van verdachte, midden in de nacht, vanaf een locatie vlakbij het verblijfadres van verdachte naar een locatie rondom de Kinkerstraat, waar de VW Polo die nacht stond geparkeerd. Daarna komen de registraties van het peilbaken telkens overeen met de gebleken verplaatsingen van de VW Polo. Uit het voorgaande concludeert de rechtbank dat het peilbaken niet alleen is aangeschaft en geactiveerd door verdachte, maar ook door verdachte op 14 oktober 2020 onder de VW Polo is geplaatst.
De rechtbank constateert, gelet op de overeenkomsten tussen de gebruikte Cell-ID’s door de ‘gewone’ telefoon van verdachte met nummer * [nummer] en die van de PGP met Sky [gebruikersnaam] in relatie tot de tijdstippen waarop deze Cell-ID’s werden gebruikt, dat de PGP met Sky [gebruikersnaam] tussen 10 en 20 oktober 2020 in gebruik is geweest bij verdachte.
Sky
[gebruikersnaam](in gebruik bij verdachte) staat alleen in contact met twee andere PGP-telefoons waaronder Sky [gebruikersnaam]
.Op zijn beurt staat
[gebruikersnaam]alleen in contact met Sky
[gebruikersnaam](in gebruik bij verdachte) Bovendien worden beide PGP-telefoons alleen in de periode vlak voor de liquidatie en tot vlak daarna gebruikt. Gelet hierop, in samenhang met de door de toestellen gebruikte Cel-ID’s in de bewuste nacht van 20 oktober 2020, waaruit blijkt dat Sky [gebruikersnaam] zich vlak voor en na de schietpartij op de plaats delict heeft bevonden en beide PGP-telefoons op die ochtend nabij de plaats delict zijn samengekomen, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat de gebruikers van de twee genoemde PGP-telefoons betrokken zijn geweest bij de liquidatie op [slachtoffer] . Deze betrokkenheid van verdachte, gebruiker van Sky [gebruikersnaam]
,bestond naast het aanschaffen, voorhanden hebben, activeren en plaatsen van het peilbaken ook uit het doorgeven van de informatie, welke zag op het lokaliseren van de gebruiker van de VW Polo. Naar het oordeel van de rechtbank staat het –gelet op de luttele 19 seconden tussen de aankomst van de VW Polo en de schietpartij − namelijk vast dat de gebruiker van het peilbaken de locatie van de VW polo en diens bestuurder aan de schutters heeft doorgegeven. Dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte de bewuste nacht de vereiste locatiegegevens heeft verstrekt, doet aan zijn verregaande betrokkenheid niets af.
Verdachte heeft eerst verklaard dat hij dacht dat het peilbaken bedoeld was om te gebruiken in verband met een ripdeal en vervolgens heeft hij verklaard dat met het peilbaken een taxi zou kunnen worden gelokaliseerd. Verdachte zei niets af te weten van een (beoogde) liquidatie. De rechtbank vindt deze verklaringen ongeloofwaardig gelet op het volgende.
Na de aanschaf van het peilbaken door verdachte op 9 oktober 2020, bij de Spyshop Amsterdam (Sitcon BV) in de [adres] , is het peilbaken een dag later terug op de [adres] en wordt daar het activeringsnummer – zoals hierboven door de rechtbank vastgesteld: een telefoonnummer van verdachte – gekoppeld aan het peilbaken. De rechtbank constateert dan ook dat verdachte na de aanschaf van het peilbaken terug is geweest bij de verkoper van het peilbaken en vindt de verklaring van verdachte, dat hij na de koop van het baken niet terug is geweest naar de Spyshop maar het baken zonder hulp heeft geactiveerd en vervolgens aan [naam 1] zou hebben gegeven, ongeloofwaardig. Daarnaast heeft verdachte verklaard geen [naam 5] of [naam 6] te kennen, terwijl uit mutaties van de politie is gebleken dat verdachte met [naam 5] en [naam 6] respectievelijk in een auto en bij een vakantiewoning is waargenomen. Ook blijkt dat het Sky [gebruikersnaam] , waaraan verdachte wordt gekoppeld, twee contacten heeft waarvan vermoed wordt dat [naam 5] daarvan de gebruiker is. Dat verdachte heeft verklaard dat het aantreffen van zijn DNA op het peilbaken en de bijbehorende simkaart als een contra-indicatie zou moeten worden gezien omdat hij weet hoe zo’n spoor te voorkomen, vindt de rechtbank ook niet geloofwaardig. Verdachte heeft immers ook verklaard dat hij dacht dat het baken betrekking had op een te plegen ripdeal. Niet valt in te zien waarom hij bij een dergelijk evenzeer ernstig strafbaar feit minder voorzichtig zou zijn met achterlating van DNA .
Het kan dan ook niet anders dan dat het voor verdachte duidelijk is geweest dat het peilbaken werd ingezet voor een crimineel doel. Verdachte wordt ook bekend geacht met het zware criminele milieu. Hij heeft namelijk verklaard zelf op een dodenlijst te staan. Daarnaast is een peilbaken een bekend en uiterst geschikt middel om zicht op de bewegingen en routine van een beoogd slachtoffer te krijgen en daarmee om een geschikte locatie en een geschikt tijdstip voor een moordaanslag te zoeken. Gezien de inspanningen om het peilbaken te doen functioneren, het intensief volgen van de VW Polo, de communicatie met PGP-telefoons die zich rondom het tijdstip van de liquidatie op de plaats delict hebben bevonden en – vlak na afloop − de aanwezigheid van verdachte nabij de plaats delict kan het niet anders dan dat verdachte wetenschap heeft gehad van het daadwerkelijke plan van het lokaliseren van de bestuurder van de VW Polo, namelijk het liquideren van deze persoon.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte door zijn inspanningen onder de hiervoor genoemde omstandigheden te verrichten het opzet gehad op zijn eigen handelingen. Te weten het verschaffen van middelen en inlichtingen. Daarnaast heeft hij ook bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de bestuurder van de VW Polo zou worden doodgeschoten en hiermee is dan ook voldaan aan de vereisten van de tenlastegelegde medeplichtigheid.
3.3.2.
Zaak B (Chloor):
Feiten en omstandigheden
Op 10 november 2020 werd een T-Mobile winkel in Alphen aan de Rijn overvallen. Hierbij waren twee overvallers in de winkel aanwezig, is met een vuurwapen gedreigd en zijn telefoons weggenomen. Niet alleen hebben de overvallers zelf telefoons meegenomen, maar ook is een van de twee aanwezige werknemers onder bedreiging van geweld gedwongen om telefoons in tassen van de overvallers te stoppen. Van deze overval is aangifte gedaan door de beide werknemers. Deze aangiften worden ondersteund door wat door verbalisanten op camerabeelden is waargenomen.
Verbalisant [naam verbalisant 1] heeft naar aanleiding van een briefing verdachte direct herkend als een van de overvallers op stills van de camerabeelden van de winkeloverval. Deze verbalisant heeft verdachte in de periode tussen december 2019 en juni 2020 vaker staande gehouden en hij ziet hem maandelijks langsrijden. Verbalisant heeft verdachte herkend aan meerdere opvallende uiterlijke kenmerken, zoals zijn opvallend hoge haarlijn, kort geschoren kapsel, puntvormig bovenhoofd, kleine wenkbrauwen en samengeknepen ogen. Daarbij heeft deze verbalisant verklaard dat aan hem geen informatie is verstrekt door anderen over de identiteit van verdachte.
Uit camerabeelden van de omgeving en een getuigenverklaring is gebleken dat een persoon als bestuurder van een vluchtauto klaarstond om verdachte en zijn medeovervaller weg te rijden richting Amsterdam. Deze vluchtauto stond op naam van [naam 7] en inmiddels is hij veroordeeld voor (onder meer) zijn rol als bestuurder van deze vluchtauto.
Aangever [aangever 1] is gehoord als getuige en heeft verklaard dat een van de overvallers zich tot hem wendde, een vuurwapen op hem richtte en hem heeft gedwongen zijn zakken te legen en zijn telefoon en sleutels op tafel te leggen.
Bewijswaardering
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking van verdachte met zijn medeverdachten, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan een diefstal met bedreiging van geweld en aan een afpersing, waarbij zijn mededader een vuurwapen of een op een vuurwapen lijkend voorwerp bij zich had en heeft getoond aan de in de winkel aanwezige medewerkers. Vervolgens zijn zij beiden opgepikt door [naam 7] die samen met hen op de vlucht is gegaan.
Op grond van de aangifte en de camerabeelden constateert de rechtbank dat twee overvallers de T-Mobile winkel binnen zijn gegaan en een aantal telefoons en sleutelbossen hebben meegenomen. De telefoons hebben zij deels zelf weggenomen (diefstal) en deels hebben zij de afgifte van telefoons door de winkelmedewerkers afgedwongen met behulp van (de dreiging met) een vuurwapen (afpersing).
Verdachte is op basis van camerabeelden van de overval door verbalisant [naam verbalisant 1] herkend als één van de overvallers. De rechtbank constateert dat de beelden waarop de herkenning door deze verbalisant berust voldoende duidelijk zijn om een herkenning op te kunnen baseren en concludeert dat deze herkenning – die op ambtseed is gedaan en beschreven – voldoende betrouwbaar is. Bij de rechter-commissaris heeft verbalisant [naam verbalisant 1] de werkwijze beschreven van de briefing waar hij de stills te zien heeft gekregen. Daaruit is geen enkele vorm van sturende informatie gebleken. Nu de rechtbank enkel de herkenning van verbalisant [naam verbalisant 1] gebruikt voor het bewijs – waarbij sprake is geweest van een aan de herkenning voorafgaande briefing en niet van e-mails − bestaat er geen belang om – zoals voorwaardelijk verzocht door de verdediging − een deskundige te benoemen ter beoordeling van de betrouwbaarheid van de totstandkoming van de processen-verbaal van de overige herkenningen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank vindt bewezen dat verdachte,
ten aanzien van zaak A,
tot dus ver onbekend gebleven personen op 20 oktober 2020 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven hebben beroofd, immers hebben die nog onbekend gebleven personen met dat opzet en na kalm beraad en overleg meermalen met vuurwapens meerdere kogels afgevuurd in/door het lichaam van voornoemde [slachtoffer] , tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden,
bij en tot het plegen van welk misdrijf hij in de periode van 9 tot en met 20 oktober 2020 in Nederland opzettelijk middelen en inlichtingen heeft verschaft door:
- een peilbaken aan te schaffen en voorhanden te hebben en
- dit peilbaken onder een auto, te weten een Volkswagen Polo voorzien van kenteken
[kenteken] , te plaatsen;
- dit peilbaken te volgen en aan te sturen en/of de informatie uit dit peilbaken te verschaffen aan een of meer van zijn medeverdachten.
ten aanzien van zaak B,
onder 1,
op 10 november 2020 te Alphen aan den Rijn uit een winkelpand, gelegen aan de [adres] tezamen en in vereniging met anderen,
- een aantal, mobiele telefoons, die aan een ander dan aan verdachte of zijn mededaders toebehoorde, te weten aan
- T-Mobile BV,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan door bedreiging met geweld tegen [aangever 2] en [aangever 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
‑ een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in de hand te nemen en
- vervolgens die [aangever 2] bij de schouders vast te pakken en
- vervolgens die [aangever 2] mee te voeren naar de kantoorruimte van het winkelpand en
- vervolgens voornoemde vuurwapen, althans op vuurwapen gelijkende voorwerp, op de rug van die [aangever 2] te richten en
- vervolgens zich gedurende enige tijd in de buurt van die [aangever 2] en [aangever 1] op te houden, terwijl hij, verdachte, voornoemde vuurwapen, althans op vuurwapen gelijkende voorwerp, in zijn hand houdt en
- hierbij tegen die [aangever 2] en [aangever 1] te zeggen/roepen dat ze op hun knieën moeten gaan zitten met hun handen achter hun hoofd.
onder 2,
op 10 november 2020 te Alphen aan den Rijn uit een winkelpand, gelegen aan de [adres] tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [aangever 2] en [aangever 1] heeft gedwongen tot de afgifte van
- een aantal, mobiele telefoons, en
- meerdere sleutelbossen die geheel of ten dele aan die [aangever 2] en [aangever 1] of aan een derde, te weten aan T-Mobile BV toebehoorde, door
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in de hand te nemen en;
- vervolgens die [aangever 2] bij de schouders vast te pakken en
- vervolgens die [aangever 2] mee te voeren naar de kantoorruimte van het winkelpand en
- vervolgens voornoemde vuurwapen, althans op vuurwapen gelijkende voorwerp, op de rug van die [aangever 2] te richten en
- vervolgens zich gedurende enige tijd in de buurt van die [aangever 2] en [aangever 1] op te houden, terwijl hij, verdachte, voornoemde vuurwapen, althans op vuurwapen gelijkende voorwerp, in zijn hand houdt en
- hierbij tegen die [aangever 2] en [aangever 1] te zeggen/roepen dat ze op hun knieën moeten gaan zitten met hun handen achter hun hoofd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
De rechtbank is ten aanzien van zaak B van oordeel dat sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De bewezen verklaarde gedragingen leveren in die mate een samenhangend, zich op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex op dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen slechts enigszins uiteenloopt.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1.
Eis van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat verdachte voor het door hen in zaak A subsidiair en in zaak B onder feiten 1 en 2 bewezen geachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 jaar, met aftrek van voorarrest.
7.2.
Strafmaatverweer van de verdediging
De verdediging heeft subsidiair aan het vrijspraakverweer verzocht om, net als in de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 15 april 2022 (ECLI:NL:RBAMS:2022:2014) waarbij sprake is van een vergelijkbare casus, een gevangenisstraf op te leggen van zes jaar met aftrek van voorarrest.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte is medeplichtig geweest aan moord op de openbare weg die in vereniging door anderen is gepleegd. Moord is een van de zwaarste misdrijven uit het Wetboek van Strafrecht en vormt niet alleen een onherstelbare inbreuk op het recht op leven van het slachtoffer, maar – zoals ook op de zitting uit het spreekrecht van de broer van het slachtoffer is gebleken – veroorzaakt ook ongekend leed voor nabestaanden en brengt beroering in de samenleving teweeg. Verdachte is vanaf de aankoop van het peilbaken op 9 oktober 2020 tot na de liquidatie op 20 oktober 2020 actief betrokken geweest bij wat uiteindelijk een liquidatie werd, wat duidt op een kille en berekenende bijdrage aan een moord, een bijdrage die tegen de juridische kwalificatie ‘medeplegen’ aan ligt maar net niet als zodanig kan worden gekwalificeerd. Huiveringwekkend is dat naast deze berekenende werkwijze er tegelijk lichtzinnig is omgegaan met de uitvoering van deze moord waardoor – naar de overtuiging van de rechtbank − niet het beoogde slachtoffer is vermoord maar een ander. Het gemak waarmee er kennelijk over leven en dood van een ander lijkt te worden beschikt is bijzonder schokkend en vraagt om een zeer krachtige reactie van de rechtspraak bij een bewezenverklaring van dergelijke levensdelicten.
Verdachte heeft ter terechtzitting geen enkele verantwoordelijkheid of berouw getoond voor het aandeel dat hij heeft gehad in het onherstelbare leed dat hij (samen met anderen) heeft toegebracht.
Vervolgens heeft verdachte zich, slechts 20 dagen na de moord op [slachtoffer] , op klaarlichte dag schuldig gemaakt aan een gewapende overval waarbij twee winkelmedewerkers met een vuurwapen zijn bedreigd en vastgepakt en zo werden gedwongen mee te werken. Hierbij is een aantal telefoons weggenomen die samen een grote waarde vertegenwoordigden. De samenwerking, de voorverkenningen en de vlucht met een klaarstaande vluchtauto duiden op een geplande en goed voorbereide overval op een tevoren uitgekozen winkel. Bovendien zorgt een gewapende winkeloverval, nota bene in een winkelstraat midden in het centrum van Alphen aan de Rijn, voor heftige gevoelens van angst en onveiligheid. Ondanks het sterke bewijs is verdachte zijn betrokkenheid tegen beter weten in blijven ontkennen.
De rechtbank rekent verdachte zijn handelen, voor beide feiten, zeer zwaar aan en vindt de feiten en het gedrag van verdachte dermate ernstig dat niet anders kan worden gereageerd dan met een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 23 februari 2022. Hieruit blijkt dat verdachte op 17 oktober 2019 (nog niet onherroepelijk) is veroordeeld voor een inbraak en op 11 september 2018 (onherroepelijk) voor een mishandeling van een politieambtenaar en wederspannigheid. De rechtbank houdt rekening met laatstgenoemde veroordeling, die een geweldsdelict betreft.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsrapport van 14 april 2022. Hierin benoemt de reclassering een zeer zorgelijk beeld van verdachte, die zich in een netwerk bevindt waarin hij ernstig gevaar loopt. In zijn gesprekken met de reclassering heeft verdachte aangegeven dat hij bewust heeft gekozen voor een leven als beroepscrimineel. Er zijn tevens zorgen bij de reclassering over het psychisch welbevinden van verdachte.
De rechtbank houdt, behalve met de ernst van de feiten en de persoon van verdachte, bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf verder rekening met het volgende. De rechtbank heeft gekeken naar het strafmaximum voor medeplichtigheid aan moord, dat 20 jaar bedraagt en naar straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd. Ten aanzien van de gewapende winkeloverval in vereniging heeft de rechtbank mede gekeken naar de oriëntatiepunten van de rechtspraak voor een dergelijk feit. Het bepalen van een straf voor een verdachte die wordt veroordeeld voor meerdere feiten is echter geen eenvoudige optelsom, maar verdient een zorgvuldige afweging wat een passende straf is voor deze verdachte.
Gelet op het voorgaande, alles afwegende, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 15 jaar passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

8.Beslag

Onder verdachte is het volgende voorwerp in beslag genomen:
 1 STK Peilbaken, omschrijving: PL1300-2020221127-G5985199.
Het inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten: het peilbaken, dient verbeurd te worden verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het onder zaak A bewezen verklaarde feit met behulp van dit peilbaken is begaan en daarmee voor verbeurdverklaring vatbaar is.

9.Ten aanzien van de benadeelde partijen

9.1.
Nabestaanden in zaak A
Affectieschade is immateriële schade die iemand lijdt door het verdriet van onder meer het overlijden van een naaste. In de wet, artikel 6:108 lid 4 BW, staat een opsomming van de personen, waaronder ouders, die in aanmerking komen voor vergoeding van affectieschade bij overlijden. Daarnaast kunnen andere personen in bijzondere gevallen een beroep doen op de hardheidsclausule als bedoeld in artikel 6:108 lid 4 onder g BW, welke luidt dat zij ten tijde van de gebeurtenis in een zodanige nauwe persoonlijke relatie tot de overledene hebben gestaan, dat uit de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeit dat zij voor de toepassing van lid 3 als naasten worden aangemerkt.
Benadeelde partij [naam moeder] (moeder)
De benadeelde partij [naam moeder] vordert € 17.500,- aan affectieschade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De benadeelde partij heeft daarbij tevens gevorderd dat de schadevergoedingsmaatregel zal worden toegepast.
De officieren van justitie hebben gevorderd dat de vordering, gelet op mogelijke medeverdachten in de toekomst, hoofdelijk zal worden toegewezen.
De vordering is niet betwist.
De rechtbank stelt vast dat aan de benadeelde partij [naam moeder] door de bewezenverklaarde medeplichtigheid aan moord van haar zoon [slachtoffer] affectieschade is toegebracht. Op grond van het Besluit vergoeding affectieschade maakt zij aanspraak op vergoeding van het gevorderde bedrag aan affectieschade. De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij dan ook toe tot een bedrag van € 17.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 oktober 2020.
Veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam moeder] voornoemd, behalve voor zover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij, naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 17.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 oktober 2020.
Benadeelde partijen [naam broer 1] en [naam broer 2] (broers)
De rechtbank overweegt ten aanzien van de – door de verdediging betwiste – vorderingen van de broers van het slachtoffer, [naam broer 1] en [naam broer 2] , als volgt.
Broers zijn niet opgenomen in de opsomming in de wet van personen die aanspraak kunnen maken op vergoeding van affectieschade. De wetgever heeft er dus uitdrukkelijk voor gekozen hen niet standaard een recht op affectieschade toe te kennen. Dit sluit niet uit dat zij in bijzondere gevallen een beroep kunnen doen op voornoemde hardheidsclausule. In uitzonderlijke gevallen kan door broers of zussen toch een aanspraak op vergoeding van affectieschade worden toegekend, zoals in de wetsgeschiedenis genoemde situatie waarin broers hun leven lang samenwonen én voor elkaar zorgen (Kamerstukken II 2014/15, 34257, nr. 3 (MvT), p. 15). In geval van een dergelijke nauwe persoonlijke relatie kan vergoeding van affectieschade gerechtvaardigd zijn. Daarbij is het aan de nabestaande om deze nauwe persoonlijke relatie aannemelijk te maken. De wetgever heeft in de memorie van toelichting naast een concreet voorbeeld ook handvatten geboden in de vorm van wegingsfactoren om te beoordelen of er sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking. Voor het aannemen van een nauwe persoonlijke betrekking dient een hechte affectieve relatie te worden aangetoond. Niet de formele maar de feitelijke verhouding is daarbij beslissend, waarbij de omstandigheden van het geval bepalend zijn. Factoren van belang zijn onder meer de intensiteit, de aard en de duur van de relatie. Daarbij is relevant op welke wijze het overlijden van het slachtoffer een feitelijke ommezwaai in het leven van de nabestaande kan betekenen.
De rechtbank neemt als uitgangspunt dat bij de uitleg van de hardheidsclausule zoveel mogelijk aangesloten moet worden bij de bedoeling van de wetgever, zoals die blijkt uit de memorie van toelichting en wetsgeschiedenis. Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat de wetgever heeft bedoeld dat broers slechts in uitzonderlijke gevallen aanspraak kunnen maken op vergoeding van affectieschade en dat het onvoldoende is als uitsluitend komt vast te staan dat zij bij elkaar woonden en een goede en hechte band hadden.
De rechtbank begrijpt uit de toelichting op de vorderingen dat [naam broer 1] en [naam broer 2] een zeer hechte band hadden met hun broer en dat zij al op jonge leeftijd op elkaar waren aangewezen. Er bestaat geen twijfel over de (lots)verbondenheid van de broers, die mede is ontstaan door de langdurige afwezigheid van hun vader in hun jeugd wegens detentie en vervolgens, betrekkelijk recent, de zelfdoding van hun vader. De rechtbank begrijpt eveneens dat hierdoor de band tussen de broers hechter is geworden en dat het gemis van [slachtoffer] voor de nabestaanden immens groot is. Zonder af te doen aan de hechte band die de nabestaanden met hun broer hadden is dit evenwel onvoldoende om in aanmerking te komen voor affectieschade via de hardheidsclausule. Dat de broers zijn blijven wonen in het ouderlijk huis, maakt niet dat daarmee ook kan worden gezegd dat sprake is van bedoelde uitzonderlijke situatie.
Deze schadepost ‘affectieve schade’ is, gelet op de restrictieve uitleg van de wetgever, onvoldoende onderbouwd. [naam broer 1] en [naam broer 2] worden daarom ten aanzien van hun vorderingen niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partijen kunnen hun vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De benadeelde partijen en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.
9.2.
Benadeelde partij in zaak B: T-Mobile Netherlands B.V.
De benadeelde partij T-Mobile Netherlands B.V. vordert € 74.029,25 aan vergoeding van materiële schade (bestaande uit € 71.704,- aan gestolen telefoons en € 2.325,25 aan gemaakte kosten voor slachtofferhulp), te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering is betwist.
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. Op basis van de aanwezige stukken is de rechtbank bij een beoordeling van de vordering genoodzaakt om (niet onderbouwde) aannames te doen. Het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden heropend, hetgeen een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. Daarnaast merkt de rechtbank op dat het op de weg van een dergelijke professionele partij was gelegen om een duidelijk onderbouwde vordering in te dienen waaruit voor zowel de rechtbank als voor de verdediging duidelijk is op te maken welke goederen zijn meegenomen en hoe dit en de waarde hiervan is vastgesteld.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 36f, 47, 48, 49, 55, 57, 289, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het in zaak A primair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
 Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hiervoor in paragraaf 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
 Het bewezen verklaarde levert op:
zaak A subsidiair: medeplichtigheid bij en tot het medeplegen van moord;
zaak B feit 1 en feit 2: eendaadse samenloop van diefstal, voorafgegaan door bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken, bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en van afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
 Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 15(vijftien)
jaar.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
 Verklaart verbeurd:
1 STK Peilbaken, omschrijving: PL1300-2020221127-G5985199.
 Vorderingen van de benadeelde partijen:
[naam moeder]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [naam moeder] toe tot een bedrag van € 17.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 oktober 2020. Veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam moeder] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens anderen is betaald. Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam moeder] , aan de Staat € 17.500,- (zeventienduizend vijfhonderd euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander of anderen is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 122 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
[naam broer 1]
Verklaart [naam broer 1] niet ontvankelijk in zijn verklaring.
Bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten dragen.
[naam broer 2]
Verklaart [naam broer 2] niet ontvankelijk in zijn verklaring.
Bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten dragen.
T-Mobile Netherlands B.V.
Verklaart T-Mobile Netherlands B.V. niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.P.C.M. Waarts, voorzitter,
mrs. M.A.E. Somsen en N. Aandewiel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A. Koudadi, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 mei 2022.