ECLI:NL:RBAMS:2022:2278

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 maart 2022
Publicatiedatum
26 april 2022
Zaaknummer
13/751864-20, RK 21/410
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met aandacht voor detentieomstandigheden in België

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 maart 2022 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen in België. De vordering, ingediend door de officier van justitie, betreft de overlevering van een opgeëiste persoon die wordt verdacht van deelname aan een criminele organisatie en informaticacriminaliteit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon correct is en dat hij zowel de Nederlandse als de Marokkaanse nationaliteit heeft.

De rechtbank heeft de detentieomstandigheden in België beoordeeld, met name in het licht van eerdere uitspraken waarin werd geconcludeerd dat er een reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling van gedetineerden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de garantie van de Belgische autoriteiten voldoende is om de overlevering toe te staan. De rechtbank heeft de argumenten van de raadsman verworpen, die stelde dat de detentieomstandigheden in België verslechterd zijn en dat er opnieuw onderzoek nodig was. De rechtbank concludeerde dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering en dat de afgifte van in beslag genomen goederen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit kan worden bevolen.

De rechtbank heeft de overlevering toegestaan en de afgifte van verschillende in beslag genomen voorwerpen, waaronder telefoons en bankbiljetten, bevolen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform artikel 29, tweede lid, van de Overleveringswet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/751864-20
RK nummer: 21/410
Datum uitspraak: 23 maart 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 14 januari 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 16 september 2020 door de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen (België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 2000,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 9 maart 2022. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. A. Boumanjal, advocaat te Utrecht, als waarnemer voor mr. A.C. Vingerling, tevens advocaat te Utrecht.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Nederlandse en Marokkaanse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een aanhoudingsbevel bij verstek, uitgevaardigd door de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen (België) op 9 september 2020.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Belgisch recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Het EAB houdt verder een verzoek in om inbeslagname en afgifte van de voorwerpen die zijn aangetroffen in het bezit van de opgeëiste persoon.

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummers 1 en 11, te weten:
Deelneming aan een criminele organisatie;
Informaticacriminaliteit.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

5.Garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft onder meer de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van het feit waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De procureur des Konings in Turnhout heeft op 21 januari 2022 de volgende garantie gegeven:
Overeenkomstig artikel 5 §3 van het kaderbesluit van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel, bied ik u de garantie voor de terugkeer naar Nederland van de door u over te leveren onderdaan of ingezetene, in casu [opgeëiste persoon] .
Deze garantie houdt in dat, eens betrokkene in België onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld, deze persoon naar Nederland zal terugkeren om zijn straf of maatregel daar te ondergaan.
De terugkeer zal gebeuren op basis van het Europees Kaderbesluit inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op de vrijheidsbenemende straffen of maatregelen uitgesproken in een lidstaat van de Europese Unie (2008/909/JBZ).
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

6.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 11 OLW: detentieomstandigheden

Inleiding

Bij uitspraak van 22 juni 2021 [1] heeft de rechtbank geconcludeerd dat in België een reëel gevaar bestaat op een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie (Handvest) voor gedetineerden die terecht komen in een instelling waar sprake is van grondslapers, waardoor de minimale persoonlijke ruimte van 3m2 in een meerpersoonscel niet meer is gewaarborgd, alsmede waar sprake is van niet-afgeschermde toiletten in meerpersoonscellen. De detentie-instellingen waar hiervan sprake was, waren op dat moment: Antwerpen, Gent, Brugge, Oudenaarde, Hasselt, Dendermonde en Mechelen.
Bij brief van 9 september 2021, afkomstig van de Directeur-generaal bij het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele Rechten en Vrijheden, is de volgende garantie gegeven:
Als algemene regel, kunnen in België de volgende algemene waarborgen gegeven worden bij een overlevering in het kader van de tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel:
  • De overgeleverde persoon zal in een cel worden opgesloten waarvan de oppervlakte en de inrichting beantwoordt aan de normen van het CPT van de Europese Raad (minimum 3m2). Dit zowel wanneer hij alleen verblijft in een cel als wanneer hij een daarvoor aangepaste en grotere cel deelt met een andere persoon.
  • De sanitaire blokken, doorgaans voorzien van een wasbak en toilet, zijn afgescheiden van de rest van de cel door een muur of door een scherm. Soms is er ook een douche voorzien. In dat geval is het sanitair complex afgescheiden van de rest van de cel.
Eerder in deze brief is ten aanzien van gevangenissen waar gedetineerden op een extra matras slapen, ofwel waar de ‘grondslapers-problematiek’ zich voordoet, over de celruimte en de sanitaire blokken de volgende opmerking gemaakt:
Bovendien garanderen wij dat in de gevangenissen waar dit fenomeen zich voordoet, er zal op toegezien worden dat de overgeleverden niet meer zullen worden opgesloten in een dergelijke afdeling zodat de overgeleverde personen ten minste over 3m2 personal space beschikken exclusief de sanitaire blokken.
In haar uitspraak van 7 oktober 2021 [2] heeft de rechtbank overwogen dat de hiervoor genoemde brief van de Belgische autoriteiten van 9 september 2021 in elke overleveringszaak geldig is, zoals de Belgische autoriteiten in bedoelde brief hebben bevestigd, en dat het om die reden niet noodzakelijk is dat voor elke individuele opgeëiste persoon een detentiegarantie wordt opgevraagd.
Standpunt van de raadsman
De rechtbank begrijpt het verweer van de raadsman zo dat hij zich op het standpunt heeft gesteld dat de algemene detentiegarantie niet langer voldoet, nu de detentieomstandigheden in België verder zijn verslechterd, waardoor eerst opnieuw onderzoek moet worden gedaan naar de detentieomstandigheden alvorens uit kan worden gegaan van de gegeven garantie.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank verwerpt het verweer. Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in de algemene detentiegarantie. [3] De niet onderbouwde stelling dat de detentieomstandigheden in België zouden zijn verslechterd, doet aan die garantie op zichzelf niets af. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om nadere informatie op te vragen over de huidige staat van de detentie-instellingen in België.
Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat het reële gevaar op een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest dat zij ten aanzien van voornoemde penitentiaire inrichtingen heeft aangenomen, met de afgegeven detentiegarantie is weggenomen
.
De rechtbank verwerpt het verweer.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.
Daaruit volgt dat de afgifte van de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
  • Apple telefoon, grijs (PL2700-21-002999-1)
  • Apple telefoon, wit (PL2700-21-002999-2)
  • Bankbiljet van €50,-, 47 stuks (totale waarde van €2.350,-) (PL2700-21-002999-3)
  • Bankbiljet van €100,-, 8 stuks (totale waarde van €800,-) (PL2700-21-002999-4)
  • Bankbiljet van €20,-, 2 stuks (totale waarde van €40,-) (PL2700-21-002999-5)
  • Bankbiljet van €5,-, 2 stuks (totale waarde van €10,-) (PL2700-21-002999-6)
  • Acer laptop, blauw (PL2700-21-002999-7)
  • Laptop oplader, 2 stuks, zwart (PL2700-21-002999-8)
  • Princess koffer, zwart (PL2700-21-002999-9)
aan de uitvaardigende justitiële autoriteit kan worden bevolen.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6, 7, 11, 49 en 50 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen (België) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
BEVEELTde afgifte van de in beslag genomen voorwerpen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit.
BEDINGTdaarbij dat die voorwerpen onmiddellijk zullen worden teruggezonden nadat daarvan het voor de strafvordering nodige gebruik zal zijn gemaakt.
Aldus gedaan door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. P. van Kesteren en E.G.M.M. van Gessel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M. Rus, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 23 maart 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rechtbank Amsterdam 22 juni 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:3243.
2.Rechtbank Amsterdam 7 oktober 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:5759.
3.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, zaak ML (C-220/18 PPU, ECLI:EU:C:2018:589), punt 114.