3.1Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
In overeenstemming met de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) dient de rechtbank allereerst vast te stellen of de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid. Als dit niet het geval is, dient te worden beoordeeld of zich één van de onder a tot en met d van artikel 12 OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Doet zich een van die omstandigheden voor, dan mag de rechtbank de overlevering niet weigeren op grond van artikel 12 OLW. Doet zich geen van die omstandigheden voor, dan kan de rechtbank rekening houden met andere omstandigheden die haar in staat stellen zich ervan te vergewissen dat de overlevering geen schending van de rechten van de verdediging inhoudt.
In het kader van deze beoordeling is van belang of de opgeëiste persoon uit eigen beweging uitdrukkelijk of stilzwijgend afstand heeft gedaan van het recht van een verdachte om in persoon te verschijnen op het proces, op voorwaarde dat dit ondubbelzinnig vaststaat.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich – kort gezegd – op het standpunt gesteld dat er voor het vinnis van 28 april 2021 weliswaar een verzetsgarantie is afgegeven, maar niet duidelijk is wanneer de termijn van dertig dagen begint waarbinnen de opgeëiste persoon verzet moet instellen. De verzetsgarantie is niet duidelijk en de overlevering moet worden geweigerd.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verzetsgarantie zoals die door de Letse autoriteiten is afgegeven, voldoet aan de eisen van artikel 12, sub d, OLW en dat de overlevering kan worden toegestaan.
De rechtbank stelt vast dat het EAB voor wat betreft het vonnis van 28 april 2021 strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering niet weigeren, als de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat
( i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
(ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
In het EAB is onder 3.4 het volgende vermeld:
the person was not personally served with the judgment, but
- the person will be personally served with this decision without delay after the surrender, and
- when served with the decision, the person will be expressly informed of his or her right to a retrial or appeal, in which he or she has the right to participate and which allows the merits of the case, including fresh evidence, to be re-examined, and which may lead to the original decision being reversed, and
- the person will be informed of the time frame within which he or she bas to request a retrial or appeal, which will be 30 days.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft bij brief van 16 december 2021 het volgende verklaard:
“According to the section 465 part 2 of the Criminal procedural law of the Republic of Latvia a court ruling that has been made by trying a case in the absence of the accused (in absentia) shall enter into effect in accordance with general procedures.Nevertheless, the convicted person may appeal the ruling in accordance with appellate or cassation procedure within 30 days from the day when a copy of the ruling has been received.”
Uit het EAB en uit deze passage leidt de rechtbank af dat de opgeëiste persoon beschikt over een duidelijke verzetsgarantie. Naar het oordeel van de rechtbank voldoet deze verklaring aan de eisen van artikel 12, sub d, OLW en doet de in dit artikel bedoelde weigeringsgrond zich niet voor.