ECLI:NL:RBAMS:2022:1890

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 februari 2022
Publicatiedatum
8 april 2022
Zaaknummer
13/751089-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot strafzaak in Frankrijk

Op 15 februari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Frankrijk op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 24 januari 2022 en betreft een vonnis bij verstek dat op 8 november 2021 door de 13de Strafkamer van het Tribunal Judiciaire te Bobigny is uitgesproken. De opgeëiste persoon, geboren in 1985 en met de Nederlandse nationaliteit, is beschuldigd van illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, waarvoor een vrijheidsstraf van vijf jaar is opgelegd.

Tijdens de openbare zitting op 1 februari 2022 werd de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd. De verdediging voerde aan dat de overlevering geweigerd moest worden omdat de opgeëiste persoon verzet had ingesteld tegen het Franse vonnis, waardoor het vonnis niet meer onherroepelijk zou zijn. De officier van justitie betoogde echter dat het EAB nog steeds geldig was, aangezien de Franse autoriteiten de overlevering wensten en er geen grond was voor aanhouding van de zaak.

De rechtbank oordeelde dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden waren. De rechtbank stelde vast dat de opgeëiste persoon na de overlevering in Nederland zijn straf zou kunnen ondergaan, en dat de detentieomstandigheden in Frankrijk geen risico op onmenselijke behandeling met zich meebrachten. De rechtbank besloot daarom de overlevering toe te staan, waarbij werd opgemerkt dat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel openstaat.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/751089-22
RK nummer: 22/476
Datum uitspraak: 15 februari 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 24 januari 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 4 januari 2022 door de Procureur van de Republiek te Bobigny (Frankrijk) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[de opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [woonplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 1 februari 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. C.L.E. Mcgivern. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. M. Jonk, advocaat te Amsterdam.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis bij verstek uitgesproken op 8
november 2021 door de 13de Strafkamer van de [rechtbank] 'Tribunal Judiciaire' te Bobigny, referentie: parketn° 20275000228.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 5 jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering niet weigeren, als de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat
( i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
( ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
In het EAB staat het volgende vermeld:
X 3.4.De beslissing niet persoonlijk aan de betrokkene betekend, maar
- de beslissing zal hem na overlevering onverwijld persoonlijk worden betekend, en
- bij de betekening van deze beslissing aan betrokkene, deze uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd, over zijn recht op een nieuw proces of om beroep in te stellen, waarbij hij
het recht heeft aan het nieuwe proces deel te nemen, de zaak (opnieuw) ten gronde wordt
behandeld, inclusief nieuw bewijsmateriaal, en een en ander kan leiden tot vernietiging van de oorspronkelijke beslissing, en
- de betrokkene zal geïnformeerd worden over de termijn waarover hij beschikt om verzet of hoger beroep aan te tekenen, namelijk 10 dagen.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft verder per e-mail van 31 januari 2022 het volgende verklaard:
“The French Lawyer of [de opgeëiste persoon] has started a retrial/appeal procedure this afternoon the 31 january 2022. […] In the course of these proceedings, [de opgeëiste persoon] will be retried the 14 march 2022 at 1 PM.”
Standpunt van de verdediging
De overlevering dient te worden geweigerd omdat de opgeëiste persoon al verzet heeft ingesteld tegen het Franse vonnis van 8 november 2021. Daardoor is het vonnis niet meer onherroepelijk zodat geen sprake meer is van een executie-EAB. Subsidiair dient de overlevering te worden geweigerd omdat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit bezit, zodat Nederland de straf kan overnemen. Meer subsidiair dient het verzoek tot overlevering aangehouden te worden om nadere vragen te stellen aan de Franse autoriteiten.
Standpunt officier van justitie
Indien een opgeëiste persoon alsnog verzet instelt tegen een vonnis dient het executie-EAB volgens vaste jurisprudentie te worden beschouwd als een vervolgings-EAB. [1] Er ligt een EAB dat gebaseerd is op een veroordeling en uit het contact met de Franse autoriteiten blijkt dat zij nog steeds willen dat de opgeëiste persoon wordt overgeleverd. Er is geen grond voor aanhouding van de zaak dan wel voor het stellen van nadere vragen.
Oordeel van de rechtbank
Aan het EAB ligt een voor tenuitvoerlegging vatbaar vonnis ten grondslag, waartegen de OP nog een rechtsmiddel kan aanwenden. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de onder artikel 12, sub d, OLW bedoelde omstandigheid zich voordoet en de rechtbank de overlevering niet mag weigeren op grond van artikel 12 OLW.
Niet aannemelijk is geworden dat het enkele indienen van verzet/hoger beroep naar Frans recht betekent dat het vonnis niet meer voor tenuitvoerlegging vatbaar is.
Ten aanzien van het subsidiaire verweer overweegt de rechtbank dat het EAB dient ter tenuitvoerlegging van een vonnis dat, gelet op de verstrekte verzetgarantie waarvan de opgeëiste persoon intussen al gebruik heeft gemaakt, niet onherroepelijk is zodat ook de weigeringsgrond van artikel 6a, eerste lid, OLW zich niet voordoet. De omstandigheid dat de opgeëiste persoon na de uitvaardiging van het EAB verzet tegen het vonnis heeft aangetekend betekent niet dat aan het EAB geen gevolg kan worden gegeven. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding tot het stellen van vragen aan de Franse autoriteiten en verwerpt het verweer.

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Frankrijk een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
Het IRC heeft per e-mail op 18 januari 2022 het volgende verzoek gedaan aan het
Substitut du procureur de la République, Tribunal judicaire de Bobigny:
“Guarantee of return[de opgeëiste persoon] is a Dutch national. As a consequence, pursuant to Article 5, paragraph 3 of the Framework Decision on the European Arrest Warrant (2002/584/JHA), and article 6, paragraph 1 of the Dutch Surrender Act, the surrender may only be authorized after it can be guaranteed that, in case the wanted person after the surrender is sentenced to an unconditional and irrevocable prison sentence in France, he will be allowed to carry out this punishment in the Netherlands (pursuant to the European Framework Decision 2008/909/JBZ). We kindly request this guarantee of return.
De
Substitut du procureur de la République, Tribunal judicaire de Bobignyheeft per e-mail op 19 januari 2022 de volgende garantie gegeven:
“I, the undersigned, hereby confirm that the Public Prosecutor’s Office of BOBIGNY will allow the guarantee of return requested in behalf of [de opgeëiste persoon] as a Dutch national.”
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

6.Detentieomstandigheden

De rechtbank heeft in eerdere uitspraken [2] geoordeeld dat er ten aanzien van de detentie-instelling in Nîmes een algemeen reëel gevaar bestaat dat personen die daar zijn gedetineerd onmenselijk of vernederend worden behandeld, in de zin van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest).
In de e-mail van 19 januari 2022 heeft de
Substitut du procureur de la République, Tribunal judicaire de Bobigny, laten weten dat de opgeëiste persoon niet in de detentie-instelling in Nîmes wordt gedetineerd.
Aldus is de rechtbank van oordeel dat de opgeëiste persoon na overlevering aan Frankrijk niet het gevaar loopt aan een behandeling in strijd met artikel 4 Handvest te worden onderworpen.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er een garantie is gegeven als bedoeld in artikel 12 sub d OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5, 6, 7 en 12 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[de opgeëiste persoon]aan de Procureur van de Republiek te Bobigny (Frankrijk) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en C.M. Delstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.A.B. Fransen, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 15 februari 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

2.Zoals blijkt uit onder andere ECLI:NL:RBAMS:2017:3763.