Op 7 januari 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Procureur des Konings te Leuven, België. De vordering tot overlevering is ingediend door de officier van justitie en betreft de tenuitvoerlegging van twee vonnissen van de rechtbank van eerste aanleg Leuven. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en onderzocht of aan de voorwaarden voor overlevering is voldaan, met inachtneming van de relevante wetgeving, waaronder de Overleveringswet (OLW). De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft, wat betekent dat de overlevering alleen kan plaatsvinden onder bepaalde voorwaarden. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan voor het eerste vonnis, maar geweigerd voor het tweede vonnis, omdat dit vonnis onherroepelijk was en de opgeëiste persoon niet in persoon was verschenen bij de behandeling die tot dat vonnis heeft geleid. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar relevante jurisprudentie van het Hof van Justitie van de EU, waaronder het arrest in de zaak ZB, en heeft geoordeeld dat de garanties voor rechtsbescherming in dit geval voldoende zijn.