ECLI:NL:RBAMS:2022:1543

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 maart 2022
Publicatiedatum
29 maart 2022
Zaaknummer
9609208 \ EA VERZ 21-829
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot herstel van dienstbetrekking en schadevergoeding na ontslag bij AkzoNobel

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 31 maart 2022 uitspraak gedaan in een verzoek van [verzoeker], de besloten vennootschap AKZO NOBEL Nederland B.V., tot herstel van de arbeidsovereenkomst na opzegging door AkzoNobel. [verzoeker] had op 29 december 2021 een verzoek ingediend, waarin hij onder andere vroeg om herstel van zijn dienstbetrekking en een billijke vergoeding wegens schending van goed werkgeverschap. De procedure volgde op een ontslagaanvraag die AkzoNobel op 1 april 2021 bij het UWV had ingediend, welke toestemming kreeg om de arbeidsovereenkomst op te zeggen. De kantonrechter oordeelde dat AkzoNobel voldoende aannemelijk had gemaakt dat de arbeidsplaats van [verzoeker] per 1 januari 2021 was vervallen om bedrijfseconomische redenen. De rechter benadrukte dat het aan de werkgever is om te bepalen welke functies binnen de organisatie blijven bestaan en dat deze beslissingen marginaal worden getoetst. De rechter verwierp de stelling van [verzoeker] dat zijn functie uitwisselbaar was met een nieuw gecreëerde functie, en concludeerde dat er geen sprake was van een schending van goed werkgeverschap. De verzoeken van [verzoeker] werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 9609208 \ EA VERZ 21-829
beschikking van: 31 maart 2022
func.: 25

beschikking van de kantonrechter

I n z a k e

[verzoeker]

wonende te [woonplaats]
verzoeker
nader te noemen: [verzoeker]
gemachtigde: mr. M.A.M. Lem
t e g e n

de besloten vennootschap AKZO NOBEL Nederland B.V.

gevestigd te 's-Gravenhage
verweerster
nader te noemen: AkzoNobel
gemachtigde: mr. J.J.J. Janse de Jonge

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

[verzoeker] heeft op 29 december 2021 een verzoek ingediend dat strekt (onder andere) tot herstel van de arbeidsovereenkomst, met bijlagen. AkzoNobel heeft een verweerschrift ingediend met een zelfstandig voorwaardelijk tegenverzoek, eveneens met bijlagen.
Het verzoek is mondeling behandeld ter terechtzitting van 3 maart 2022. [verzoeker] is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Namens AkzoNobel zijn verschenen mevrouw [naam 1] , manager mobiliteitscentrum, en de gemachtigde. Beide partijen hebben hun standpunt nader toegelicht, mede aan de hand van pleitnotities. Tenslotte is beschikking bepaald op heden.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

De feiten

1. Uitgegaan wordt van de volgende als onbetwist vaststaande feiten.
1.1.
AkzoNobel is een dochter van AkzoNobel N.V., die zich wereldwijd bezighoudt met de productie van verf en coatings.
1.2.
[verzoeker] , geboren op [geboortedatum] 1968, is op 1 februari 2019 in dienst getreden van AkzoNobel in de functie van [functie] (niveau MM6), voor 40 uur per week. Het laatstverdiende salaris bedroeg € 10.166,67 bruto per maand, inclusief vakantietoeslag, exclusief emolumenten.
1.3.
Voorafgaand aan zijn indiensttreding bij AkzoNobel heeft [verzoeker] diverse functies bekleed bij grote multinationals op inkoopgebied. [verzoeker] is door een headhunter benaderd voor de positie bij AkzoNobel.
1.4.
Van mei 2019 tot december 2019 en opnieuw van juli 2020 tot september 2020 heeft [verzoeker] tevens werkzaamheden verricht met betrekking tot [ afdeling 1] .
1.5.
Op 6 oktober 2018 heeft AkzoNobel de Centrale Ondernemingsraad (COR) om advies gevraagd over een voorgenomen wijziging van de inkooporganisatie. De COR heeft daarover op 6 december 2018 positief geadviseerd.
1.6.
Dit heeft tot een aantal wijzigingen geleid, die van eind 2018 tot midden 2019 zijn doorgevoerd, waaronder centralisering van inkoopprocessen. Eind 2019 is AkzoNobel gebleken dat er naast positieve effecten van de eerste reorganisatie ook enkele verbeterpunten waren, in het bijzonder ten aanzien van de kleinere inkoopprocessen (tot € 100.000,00). Met name bij [afdeling 2] , [ afdeling 1] en [afdeling 3] was er behoefte om ook op lokaal niveau de inkoop en onderhandeling te kunnen sturen.
1.7.
Vervolgens is in het kader van een tweede reorganisatie aangestuurd op een hybride model, waarbij bij kleinere inkopen zowel centraal als lokaal kon worden gewerkt. Op 17 december 2019 heeft de COR positief geadviseerd over deze tweede reorganisatie.
1.8.
Over 2019 en 2020 werd het functioneren van [verzoeker] beoordeeld met een score 2 (op een totaal van 5): “meer verwacht”.
1.9.
Als gevolg van de tweede reorganisatie kwam AkzoNobel tot het besluit om onder meer de functie van [verzoeker] van [functie] te laten vervallen. Dit is [verzoeker] voor het eerst meegedeeld op 8 november 2019.
1.10.
Op 20 oktober 2020 heeft AkzoNobel [verzoeker] formeel aangezegd dat zijn functie per 1 januari 2021 zou komen te vervallen en dat hij per die datum boventallig werd verklaard.
1.11.
[verzoeker] heeft op 15 december 2020 hiertegen bezwaar gemaakt bij de Landelijke Bezwarencommissie van AkzoNobel. Hij heeft daarbij aangevoerd dat zijn functie uitwisselbaar is met de nieuw gecreëerde functie [nieuwe functie] en dat hij geschikt is voor deze functie. De Bezwarencommissie heeft op 12 maart 2021 geoordeeld dat de functie van [verzoeker] van [functie] niet uitwisselbaar is met de nieuwe functie en niet passend is.
1.12.
AkzoNobel heeft [verzoeker] een voorstel gedaan tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden op basis van het Sociaal Plan AkzoNobel Nederland 2017-2021 (het Sociaal Plan), waarbij hem een vergoeding van € 37.731,00 bruto werd aangeboden bij een einddatum van 1 juli 2021. [verzoeker] heeft dit voorstel niet geaccepteerd.
1.13.
Op 1 april 2021 heeft AkzoNobel een ontslagaanvraag bij UWV ingediend. Na verweer van [verzoeker] heeft UWV op 16 juni 2021 toestemming gegeven om de arbeidsovereenkomst op te zeggen.
1.14.
UWV heeft daarbij onder meer overwogen dat AkzoNobel overtuigend heeft uitgelegd waarom zij een hybride structuur voor de inkoopprocessen heeft doorgevoerd, waarbij zij genoodzaakt was om de arbeidsplaats van [verzoeker] te laten vervallen en tevens:
Het behoort tot de beleidsvrijheid van een ondernemer om zijn onderneming naar eigen inzicht in te richten. Tot deze beleidsvrijheid behoort ook de beslissing om bepaalde werkzaamheden of functies binnen de onderneming te laten vervallen, uit te besteden of intern te herpositioneren. De beleidsbeslissingen van de ondernemer toetsen wij marginaal. Dit houdt in dat wij beoordelen of een redelijk handelende werkgever dezelfde keuzes zou kunnen maken. Dat hoeft nog niet in te houden dat (dat) besluit ook per definitie ‘het beste’ zou zijn.Het verweer van werknemer dat zijn werkzaamheden niet komen te vervallen, volgen wij dan ook niet. (…)Ontslagvolgorde (…)Uit het toegestuurde personeelsoverzicht blijkt dat er binnen de onderneming, één werknemer is in de functie van [functie] . Werknemer stelt in zijn verweer dat zijn functie uitwisselbaar is met de nieuwe functie [nieuwe functie] . Wij merken hierover het volgende op. Het belangrijkste element van de nieuwe functie [nieuwe functie] is de directe aansturing van een wereldwijd team, zijnde dertien direct reports, terwijl dit niet het geval is bij de functie van werknemer. Daarnaast is de financiële verantwoordelijkheid in de functie van [nieuwe functie] € 225 mio. hoger ten opzichte van de functie van [functie] . Ook is sprake van een verschil in beloning (…). De [functie] geeft leiding, maar op een coördinerende wijze, terwijl bij de [nieuwe functie] een strategische manier van leidinggeven vereist is. (…)Tot slot zijn wij van mening dat werknemer onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij op de peildatum [1 januari 2021, ktr] het “ [ afdeling 1] ”-gedeelte vervulde. (…) In het onderhavige geval achten we het aannemelijk dat werknemer een unieke functie bekleedt en zijn functie derhalve niet onderling uitwisselbaar is met andere functies binnen de onderneming, met name die van [nieuwe functie] . (…)Herplaatsing (…)Voor werknemer is de redelijke termijn één maand, omdat dit de voor werkgever in acht te nemen wettelijke opzegtermijn is. Uit de ontslagaanvraag blijkt dat werkgever heeft gekeken naar de herplaatsingsmogelijkheden binnen de onderneming en de groep. (…) Het verweer van werknemer dat hij geplaatst dient te worden in de functie van [nieuwe functie] kan naar onze mening niet slagen. Werkgever heeft aan werknemer de mogelijkheid geboden om op de functie van [nieuwe functie] te solliciteren. (…) Het had voor werknemer op de weg gelegen om te solliciteren. Nu hij dit naar ons weten heeft nagelaten, zijn wij van mening dat werknemer niet zonder meer van werkgever kan verwachten dat hij op deze functie geplaatst dient te worden. Bij de beoordeling van de ontslagvolorde hebben wij reeds geconcludeerd dat er sprake is van substantiële verschillen tussen beide functies. (…) Een werkgever heeft in dat geval de vrije keuze om de meest geschikte kandidaat in deze positie te benoemen. (…)
1.15.
AkzoNobel heeft vervolgens bij brief van 21 juni 2021 de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] opgezegd tegen 1 november 2021, onder betaling van een ontslagvergoeding van € 37.731,00 bruto conform het Sociaal Plan.
1.16.
In het kader van het Sociaal Plan heeft AkzoNobel tevens een werk-naar-werktraject en outplacement aangeboden. Van dit laatste heeft [verzoeker] geen gebruik gemaakt.
1.17.
Op 7 januari 2021 heeft [naam 1] (manager mobiliteitscentrum van AkzoNobel) met [verzoeker] een gesprek gevoerd in het kader van het werk-naar-werktraject. Op 18 februari 2021 is in dat kader een voortgangsgesprek gevoerd. Op 17 en 29 maart 2021 stonden wederom twee voortgangsgesprekken gepland, maar [verzoeker] is op die gesprekken zonder afbericht niet verschenen, evenals op de op 6 april 2021 en 27 mei 2021 geplande gesprekken.

Het verzoek

2. [verzoeker] verzoekt
primair:1. om de dienstbetrekking tussen [verzoeker] en AkzoNobel per eerst mogelijke datum te herstellen en daarbij te bepalen,
2. dat aan [verzoeker] over de periode van 1 november 2021 en datum herstel dienstbetrekking een bruto vergoeding toekomt ter hoogte van het totale salaris ad
€ 10.166,67 bruto per maand, exclusief emolumenten, te vermeerderen met emolumenten, te vermeerderen met de wettelijke verhoging, over de periode 1 november 2021 tot datum herstel dienstbetrekking, alsook vanaf datum herstel dienstbetrekking;
subsidiair:AkzoNobel te veroordelen om aan [verzoeker] te voldoen een billijke vergoeding;
meer subsidiair:1. te verklaren voor recht dat AkzoNobel ten opzichte van [verzoeker] toerekenbaar tekort geschoten is in de nakoming van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:686 BW, door aan [verzoeker] eenzijdig de werkzaamheden behorend bij zijn functie per 1 januari 2021 te ontnemen, en dat AkzoNobel verplicht is de (inkomens- en pensioen)schade die [verzoeker] dientengevolge lijdt aan hem te vergoeden;
2. te verklaren voor recht dat de door [verzoeker] te lijden (inkomens- pensioen)schade dient te worden berekend uitgaande van de fictieve situatie dat [verzoeker] vanaf 1 november 2021 nog 6 jaar in dienst van zou zijn gebleven, en derhalve over de periode van 1 november 2021 tot 1 november 2027;
3. AkzoNobel te veroordelen, om aan [verzoeker] te vergoeden alle kosten (van rechtsbijstand) die [verzoeker] vanaf 1 oktober 2021 heeft moeten maken ter zake het vaststellen van de aansprakelijkheid van AkzoNobel, en de vaststelling van de dientengevolge door hem geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat;
alles met veroordeling van AkzoNobel in de kosten van deze procedure.
3. [verzoeker] heeft daartoe aangevoerd – samengevat – dat er geen sprake is van bedrijfseconomische redenen waardoor zijn functie is vervallen, althans dat de onderbouwing hiervan onduidelijk is. [verzoeker] stelt dat zijn functie althans zijn werkzaamheden van [functie] & [ afdeling 1] niet zijn vervallen, omdat deze functie van voor de reorganisatie uitwisselbaar is met de nieuw gecreëerde functie van [nieuwe functie] van na de reorganisatie. [verzoeker] stelt dat moet worden uitgegaan van de functie [functie] met de toevoeging “ [ afdeling 1] ”, omdat hij die in feite vervulde. Verder stelt [verzoeker] dat hij op objectieve gronden geschikt moet worden geacht voor de nieuwe functie van na de reorganisatie op grond van artikel 9 van de Ontslagregling en dat AkzoNobel, gelet op de omstandigheden van het geval, niet heeft voldaan aan de op haar rustende herplaatsingsplicht.
4. [verzoeker] betwist de door AkzoNobel gestelde en ook door UWV aanvaarde bedrijfseconomische noodzaak voor het verval van zijn functie. [verzoeker] meent recht te hebben op inzage in het aan de reorganisatie ten grondslag gelegde rapport van McKinsey uit 2018. AkzoNobel weigert echter dit rapport aan [verzoeker] ter beschikking te stellen, zodat [verzoeker] een en ander niet kan controleren.
5. Subsidiair betwist [verzoeker] dat de door AkzoNobel gestelde verschillen tussen zijn oude functie en de nieuw gecreëerde functie van [nieuwe functie] aan uitwisselbaarheid en herplaatsing in de weg zouden staan. De functiebeschrijvingen komen nagenoeg overeen, met uitzondering van de beloningsschaal. [verzoeker] verwijst naar de door de Hoge Raad geformuleerde criteria in ECLI:NL:HR:2019:229. Niet is gebleken dat sprake is van de vereiste aanzienlijke verzwaring op verschillende punten ten opzichte van de oude functie.
6. Indien wordt geoordeeld dat er geen sprake is van uitwisselbare functies, dan had AkzoNobel hem ingevolge artikel 9 Ontslagregeling moeten herplaatsen in de nieuwe functie van [nieuwe functie] , althans dan had hij tenminste geschikt moeten worden bevonden voor die functie, aldus [verzoeker] . [verzoeker] stelt dat zijn lage score voor zijn functioneren in 2019 en 2020 onterecht was evenals het idee van AkzoNobel dat hij niet over de juiste competenties voor de nieuwe functie zou beschikken. AkzoNobel heeft door haar vooringenomen houding in strijd gehandeld met de eisen van goed werkgeverschap. Ook heeft AkzoNobel nagelaten om te voorzien in scholing of andere voorzieningen om te bewerkstelligen dat [verzoeker] in de nieuwe functie herplaatst kon worden. AkzoNobel heeft volgens [verzoeker] dan ook onvoldoende herplaatsingsinspanningen verricht.
7. Meer subsidiair stelt [verzoeker] zich op het standpunt dat AkzoNobel hem eenzijdig de bedongen werkzaamheden heeft ontnomen, wat in strijd met goed werkgeverschap moet worden geacht. AkzoNobel is hierdoor op grond van artikel 6:74 jo. 7:686 BW toerekenbaar tekort geschoten in de nakoming van een van de kernverplichtingen uit de arbeidsovereenkomst, te weten het in staat stellen van [verzoeker] om persoonlijk zijn arbeid te kunnen verrichten. [verzoeker] stelt dat hij hierdoor inkomens- en pensioenschade lijdt. Ook heeft hij kosten voor rechtsbijstand moeten maken, die volgens hem op grond van artikel 6:96 BW voor vergoeding in aanmerking komen.

Het verweer en voorwaardelijk tegenverzoek

8. AkzoNobel heeft gemotiveerd verweer gevoerd dat strekt tot afwijzing van de verzoeken. Dit verweer zal – voorzover hier van belang – hierna aan de orde komen.
9. AkzoNobel verzoekt voorwaardelijk – voor het geval het verzoek tot herstel van de arbeidsovereenkomst van [verzoeker] wordt toegewezen – veroordeling van [verzoeker] om binnen zeven dagen na betekening van deze beschikking aan AkzoNobel te betalen het brutobedrag van de reeds betaalde beëindigingsvergoeding van € 37.731,00, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente en dat indien het verzoek van [verzoeker] tot herstel wordt toegewezen de datum waarop de arbeidsovereenkomst wordt hersteld, althans moet worden hersteld, wordt bepaald op een moment nádat [verzoeker] volledig heeft voldaan aan terugbetaling van de hiervoor bedoelde beëindigingsvergoeding.

De beoordeling

10. [verzoeker] heeft primair verzocht om herstel van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:682 lid 1 BW omdat de opzegging in strijd is met artikel 7:669 lid 1 of lid 3 sub a BW. Beoordeeld moet worden of er een redelijke grond was voor het ontslag van [verzoeker] en herplaatsing niet mogelijk was, zoals UWV heeft beslist.
Bedrijfseconomische noodzaak
11. Met UWV is de kantonrechter van oordeel dat AkzoNobel voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de arbeidsplaats van [verzoeker] per 1 januari 2021 is vervallen om bedrijfseconomische redenen die noodzakelijk zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering. Dergelijke beslissingen vallen onder de vrijheid van de onderneming om haar organisatie naar eigen inzicht in te richten en worden dan ook terughoudend getoetst. Dat er niet een, maar twee reorganisaties voor nodig waren om tot het gewenste resultaat te komen, is niet onbegrijpelijk en door AkzoNobel voldoende toegelicht: na de eerste reorganisatie werden op inkoopgebied schaalvoordelen gerealiseerd, maar bleek dat er met name bij kleinere inkoopprocessen verbeterpunten waren, die hebben geleid tot de tweede reorganisatie en de zogenaamde hybride structuur, waarbij ook de functie van [nieuwe functie] werd gecreëerd. Ook is van belang dat de COR beide keren positief heeft geadviseerd. De kantonrechter deelt - binnen voornoemd beoordelingskader - niet de mening van [verzoeker] dat de onderbouwing van de beide reorganisaties onduidelijk is. Er is geen rechtsregel die [verzoeker] recht geeft op inzage in het aan de reorganisatie ten grondslag gelegde rapport van McKinsey uit 2018, [verzoeker] heeft dat ook niet gesteld. Voor zover de betwisting van de bedrijfseconomisch noodzaak daarop is gegrond faalt deze.
Uitwisselbaarheid
12. Het betoog van [verzoeker] houdt verder in dat zijn functie [functie] uitwisselbaar is met de nieuwe gecreëerde functie [nieuwe functie]
12. Ingevolge artikel 13 Ontslagregeling is een functie uitwisselbaar met een andere functie als:
( a) de functies vergelijkbaar zijn voor zover het betreft de inhoud van de functie, de voor de functie vereiste kennis, vaardigheden en competenties, en de tijdelijke of structurele aard van de functie; en
( b) het niveau van de functie en de bij de functie behorende beloning gelijkwaardig zijn.
Deze factoren worden in onderlinge samenhang beoordeeld.
14. Uit de toelichting op artikel 13 Ontslagregeling volgt dat het bij de beoordeling van de uitwisselbaarheid van functies gaat om een objectieve, niet aan een individuele werknemer gekoppelde, vergelijking van de functies. Het gaat er dus niet om hoe een individuele werknemer een functie in de praktijk uitoefent, noch of een bepaalde werknemer zowel de ene als de andere functie kan vervullen. Dat het gaat om de functie en niet om de werknemer, betekent niet dat de functie-inhoud en de daarvoor vereiste kennis, vaardigheden en competenties uitsluitend mogen worden vastgesteld aan de hand van de functiebeschrijving, al zal deze beschrijving doorgaans wel een belangrijke bron van informatie zijn. Naast de functiebeschrijving kunnen alle andere omstandigheden van belang zijn die op de gezichtspunten, genoemd in artikel 13 Ontslagregeling, een licht kunnen werpen, zoals wat de functie in de praktijk in het algemeen behelst en onder welke algemene omstandigheden de functie moet worden uitgeoefend. Het gaat er bij de beoordeling van uitwisselbaarheid immers om dat een vergelijking tussen functies wordt gemaakt op basis van de werkelijke inhoud ervan (ECLI:NL:GHDHA:2019:1944).
15. [verzoeker] heeft naar de kern genomen gesteld dat zijn functie met een andere naam is blijven bestaan en dat uit de functieomschrijvingen geen verschil zou blijken. Deze stellingen zijn onvoldoende komen vast staan. Daartoe wordt het volgende overwogen.
16. In de eerste plaats neemt [verzoeker] ten onrechte tot uitgangspunt dat hij als [functie] permanent de toevoeging “ [ afdeling 1] ” voerde, terwijl vast staat dat het “ [ afdeling 1] ”-deel geen vast onderdeel uitmaakte van zijn functie. Blijkens de arbeidsovereenkomst en de aanstellingsbrief van 8 december 2018 is [verzoeker] aangesteld in de functie van [functie] . Tussen partijen staat vast dat [verzoeker] de bijkomende “ [ afdeling 1] ” taken slechts tijdelijk heeft verricht.
17. [verzoeker] stelt zelf dat het vertrek van de heer [naam 6] , die als extern interim manager de functie van [functie] & [ afdeling 1] vervulde, in april 2019 de reden was om deze werkzaamheden te gaan verrichten. Vast staat dat het “ [ afdeling 1] ” gedeelte op verzoek van [verzoeker] in december 2019 is komen te vervallen opdat [verzoeker] zich op [afdeling 2] kon focussen. [verzoeker] is in juli 2020 vanwege een hartoperatie van zijn manager het “ [ afdeling 1] ” weer tijdelijk gaan verrichten, maar als waarnemer, zo is onbetwist gesteld. Bij die waarneming heeft [verzoeker] niet 13 inkoopmanagers aangestuurd, zo leidt de kantonrechter af uit hetgeen over en weer is gesteld. Na november 2019 werd de ingezette centralisatie van [afdeling 2] & [ afdeling 1] immers weer teruggebracht naar aansturing op regionaal niveau. [verzoeker] heeft in samenwerking met het inkoopteam zich wel beziggehouden met het opstellen van een strategie model/plan van aanpak van de organisatie van [afdeling 2] & [ afdeling 1] voor 2021 – 2023. Daargelaten dat deze werkzaamheden, als gezegd, een tijdelijk karakter hadden, kan op basis van de aangevoerde feiten en omstandigheden niet worden gezegd dat de uitoefening van de functie van [functie] door [verzoeker] in de praktijk dermate overeenstemt met de nieuw gecreëerde functie van [nieuwe functie] dat om die reden sprake is van uitwisselbare functies.
18. Anders dan [verzoeker] stelt leidt de kantonrechter uit de functieomschrijvingen af dat het functieniveau (beoordeeld aan de hand van het Hay functieclassificatiesysteem) van beide functies in belangrijke mate verschilt: de oude functie van [verzoeker] was op management niveau (MM6 middle management) en de nieuw gecreëerde functie is op Directors-niveau (SE1 senior executive). In de nieuwe functie is sprake van deelname aan een wereldwijd Enginering Leadership Team met aansturing van dertien direct reports, welke aansturing in de functieomschrijving van [functie] & [ afdeling 1] ontbreekt. Aldus is sprake van een wezenlijk verschil in positie in de organisatie. Dit verschil in niveau komt ook tot uiting in een aanzienlijk verschil in beloning (het bonus percentage van MM6 is maximaal de helft van SE1 en MM6 personeel komt niet in aanmerking voor de aandelenregeling LTI). In dit verband is onweersproken dat [verzoeker] in de periode dat hij het “ [ afdeling 1] gedeelte” verrichte een STI bonus uitkering heeft ontvangen. Onbestreden is dat deze bonusregeling is gekoppeld aan functies op MM6 niveau. De beloning van [verzoeker] in de praktijk duidt er dus evenmin op dat zijn functie als gelijkwaardig is aan te merken.
18. Het ontbreken van gelijkwaardigheid wordt tot slot duidelijk door het verschil in verantwoordelijkheid, te weten een directe financiële eindverantwoordelijkheid van
€ 375 miljoen tegenover een indirecte verantwoordelijkheid van circa € 150 miljoen. Bovenstaande gezichtspunten heeft [verzoeker] niet (gemotiveerd) bestreden en vormen objectiveerbare aanwijzingen dat geen sprake is van uitwisselbaarheid tussen de functies. Bovendien gaat [verzoeker] in zijn stelling dat de functies nagenoeg gelijk zijn eraan voorbij dat de functieomschrijving waarop hij zich beroept betrekking heeft op de functie [functie 2]
.Dit was - zo bleek al hiervoor - niet de functie van [verzoeker] . De functie van [verzoeker] was een unieke functie waarvoor geen functiebeschrijving bestond.
18. Een en ander leidt tot de conclusie dat correct is afgespiegeld.
Herplaatsing
21. Ten aanzien van de vraag of AkzoNobel is tekortgeschoten in de op haar rustende verplichting om te onderzoeken of er herplaatsingsmogelijkheden waren geldt het volgende. Het Sociaal Plan was van toepassing verklaard op [verzoeker] . In het Sociaal Plan is nader invulling gegeven aan de op AkzoNobel rustende inspanningsverplichtingen tot herplaatsing. Opgenomen zijn een intensief werk-naar-werktraject van drie maanden en een outplacementtraject. Namens AkzoNobel heeft mevrouw [naam 1] contact onderhouden met [verzoeker] om de mogelijkheden te onderzoeken voor een andere passende functie. Volgens AkzoNobel verliep dit contact moeizaam, maar is dit niettemin ook na 1 april 2021 nog voortgezet, toen het traject formeel volgens het Sociaal Plan al was afgelopen. AkzoNobel heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat het probleem was dat [verzoeker] zich louter richtte op plaatsing in de nieuw gecreëerde functie van [nieuwe functie] , waarvoor AkzoNobel hem niet geschikt achtte. In dit verband staat als onbetwist vast dat AkzoNobel [verzoeker] actief heeft benaderd voor vacatures van functies op MM5/MM6 niveau, maar dat [verzoeker] hierop niet heeft gereageerd, en dat hij niet is ingegaan op uitnodigingen voor gesprekken om de herplaatsing naar passende functies vorm te geven .
21. Het betoog van [verzoeker] spitst zich er op toe dat AkzoNobel hem ten onrechte niet geschikt achtte voor de nieuwe functie en – naar de kantonrechter begrijpt – hem ook geen eerlijke kans heeft gegeven door dat al vooraf te laten weten, onder verwijzing naar de twee matige beoordelingen over 2019 en 2020, waar [verzoeker] het ook niet mee eens is. Los van de vraag of deze beoordelingen terecht waren, welke vraag in deze procedure niet voor ligt, blijft het punt dat de nieuwe functie aanzienlijk zwaarder was dan de oude functie van [verzoeker] , zoals hierboven al is overwogen. Het is aan AkzoNobel als werkgever om te beoordelen of een functie passend is gelet op de specifieke kwaliteiten, kennis en ervaring van de betrokken werknemer. AkzoNobel mocht menen dat de nieuwe positie van [nieuwe functie] [verzoeker] niet passend was, dat deze functie ook niet op korte termijn passend zou kunnen worden gemaakt door scholing en dat zij derhalve niet verplicht was hem in die functie te herplaatsen. Niettemin heeft zij medegedeeld dat het [verzoeker] vrij stond om te solliciteren, maar onbetwist is dat [verzoeker] dit heeft nagelaten.
21. Voor wat betreft de stelling dat Akzo Nobel [verzoeker] ten onrechte niet geschikt achtte wordt nog het volgende overwogen. Uit de toelichting op artikel 9 Ontslagregeling volgt – kort gezegd – dat het aan de werkgever is om te beoordelen welke werknemer het meest geschikt is voor het vervullen van de vacature, waarbij hij zijn keuze moet verantwoorden als die ter discussie wordt gesteld. AkzoNobel heeft, zoals hiervoor besproken, gemotiveerd gesteld dat bij de functie van [nieuwe functie] naast het eerder besproken “ [ afdeling 1] ” gedeelte, ook nog aanzienlijk meer (inhoudelijke) aspecten qua leidinggeven, strategie en verantwoordelijkheid komen kijken. Daarbij moet op het gebied van communicatie en het creëren van draagvlak bij uitstek goed worden gescoord aldus AkzNobel, hetgeen [verzoeker] in zijn functioneren in 2019 en 2020 klaarblijkelijk onvoldoende heeft laten zien door de score van een 2 (van de 5) “meer verwacht”. Het uitstekend kunnen leidinggeven en aansturen van managers in de lagen onder SE-niveau is volgens AkzoNobel onontbeerlijk. De kantonrechter acht voorgaande verantwoording voor haar keuze om [verzoeker] niet geschikt te achten niet onbegrijpelijk.
21. De stelling van [verzoeker] dat het de persoonlijke overtuiging van Chief Procurement officer [naam 2] was dat [verzoeker] niet geschikt was heeft AkzoNobel betwist. In oktober en november 2020 heeft [verzoeker] meerdere gesprekken gehad met [naam 2] en zijn leidinggevende [naam 3] , alsmede met H.R. managers, [naam 4] en [naam 5] over de boventalligheid en de nieuwe functie. [verzoeker] heeft deze gesprekken (zonder medeweten van de betrokkenen) opgenomen. De passages waarnaar [verzoeker] verwijst bieden geen steun aan zijn stelling. Uit deze passages, maar ook uit de overige transcripties valt, kort gezegd, af te leiden dat [verzoeker] het ermee oneens mee was dat de nieuwe functie wezenlijk zwaarder is, en dat hij behoefte had aan meer uitleg. Die uitleg is gegeven, maar overtuigde [verzoeker] niet. Verder is verschil van mening over de waardering van het werk dat [verzoeker] in zijn [afdeling 2] en [ afdeling 1] -rol heeft verricht. Het hoofdprobleem ligt volgens AkzoNobel in de communicatie en dat [verzoeker] zijn stakeholders en inkoopcollega’s niet mee krijgt, wat volgens [verzoeker] was veroorzaakt doordat hij al in 2019 was aangezegd. Hoe het ook zij, naar het oordeel van de kantonrechter zijn er geen concrete aanwijzingen gesteld of gebleken dat AkzoNobel [verzoeker] op onjuiste of onredelijke gronden niet geschikt achtte voor de nieuwe zwaardere functie. Dat die inschatting van AkzoNobel niet op alle vlakken objectief meetbaar is, is op het niveau van dit soort functies niet doorslaggevend om aan te nemen dat AkzoNobel niet aan de herplaatsingsplicht heeft voldaan. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat, los van de focus van [verzoeker] op herplaatsing in de nieuwe functie, voldoende is gesteld en gebleken dat AkzoNobel zich heeft ingespannen om [verzoeker] te herplaatsen in een passende (andere) functie.
21. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de primaire en subsidiaire verzoeken niet toewijsbaar zijn.
Goed werkgeverschap
26. [verzoeker] heeft meer subsidiair aanspraak gemaakt op een schadevergoeding gebaseerd op artikel 7:686 BW, omdat AkzoNobel [verzoeker] eenzijdig de bedongen werkzaamheden behorend bij de functie van [functie] & [ afdeling 1] dan wel [nieuwe functie] heeft ontnomen, wat in strijd met goed werkgeverschap moet worden geacht.
26. [verzoeker] heeft ter onderbouwing van zijn meer subsidiaire verzoek dezelfde feiten en omstandigheden aangevoerd als voor zijn primaire en subsidiaire verzoek, waarover hiervoor is overwogen dat deze zullen worden afgewezen. Hiermee ontvalt de grondslag voor dit deel van het verzoek. Immers, de ontneming van de werkzaamheden is het gevolg van de boventalligheid en het ontbreken van uitwisselbare functies, terwijl AkzoNobel zich voldoende heeft ingespannen om [verzoeker] te herplaatsen.
26. Nieuw is de stelling van [verzoeker] dat een werkgever niet te gemakkelijk moet denken over beëindiging van de arbeidsovereenkomst met een werknemer, ook gelet op de aan te bieden vergoeding. Wat dit laatste betreft: uit het dossier blijkt niet dat AkzoNobel haar rol als werkgever zodanig licht opvat dat sprake zou kunnen zijn van schending van het goed werkgeverschap. Integendeel, AkzoNobel heeft zorggedragen voor de opstelling van een Sociaal Plan, op grond waarvan zij heeft voorzien in de voor haar verplichte herplaatsingsactiviteiten en ook outplacement. Ook voorziet het Sociaal Plan in een ten opzichte van de wettelijke transitievergoeding royale beëindigingsvergoeding. Er moet dan ook worden geoordeeld dat ook het meer subsidiaire verzoek moet worden afgewezen.
26. Nu de verzoeken van [verzoeker] worden afgewezen, behoeft het voorwaardelijke verzoek van AkzoNobel geen behandeling.
26. Bij deze uitkomst zal [verzoeker] worden veroordeeld in de proceskosten.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst de verzoeken af;
veroordeelt [verzoeker] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van AkzoNobel begroot op € 996,00 aan salaris gemachtigde, voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt [verzoeker] in de na deze beschikking ontstane kosten, begroot op € 62,00 aan salaris gemachtigde, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. F.J. Lourens, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 31 maart 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.