Op 15 maart 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, afdeling Mechelen, op 13 juli 2021. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar de opgeëiste persoon, die wordt verdacht van een feit dat onder Belgisch recht strafbaar is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn van 90 dagen voor het nemen van een beslissing op het overleveringsverzoek was verstreken, maar dat dit geen belemmering vormde voor de overlevering, aangezien er geen grondslag meer was voor gevangenhouding.
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft ook de garantie van de Belgische autoriteiten beoordeeld, die waarborgt dat de opgeëiste persoon in Nederland zijn straf zal ondergaan indien hij in België wordt veroordeeld. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de detentieomstandigheden in België voldoende zijn gewaarborgd en dat er geen reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling.
De raadsman van de opgeëiste persoon heeft verzocht om aanhouding van de beslissing, maar dit verzoek is afgewezen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn. De rechtbank heeft daarom besloten de overlevering toe te staan, zodat de opgeëiste persoon kan worden overgeleverd aan de Belgische autoriteiten voor het strafrechtelijk onderzoek.