ECLI:NL:RBAMS:2022:1412

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 maart 2022
Publicatiedatum
23 maart 2022
Zaaknummer
13/751313-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Italiaans Europees Aanhoudingsbevel met verzetgarantie

Op 22 maart 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Openbaar Ministerie van Napels, Italië. De vordering tot overlevering dateert van 11 juli 2019 en betreft een vrijheidsstraf van zes jaar die aan de opgeëiste persoon is opgelegd voor illegale handel in verdovende middelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon overeenkomt met de gegevens in het EAB en dat de Italiaanse autoriteiten de juiste procedure hebben gevolgd bij het uitvaardigen van het EAB.

Tijdens de zittingen op 10 oktober 2019, 6 januari 2022, 10 februari 2022 en 8 maart 2022 zijn verschillende aspecten van de zaak behandeld, waaronder de aanwezigheid van de opgeëiste persoon en de rol van zijn raadsman. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn van 90 dagen voor het nemen van een beslissing is verstreken, maar dat dit geen belemmering vormt voor de overlevering, aangezien de rechtbank heeft geoordeeld dat er geen grond is voor weigering op basis van de Overleveringswet (OLW).

De rechtbank heeft ook de verzetgarantie beoordeeld die door de Italiaanse autoriteiten is gegeven. Deze garantie houdt in dat de opgeëiste persoon na overlevering in staat zal zijn om verzet aan te tekenen tegen het vonnis dat in zijn afwezigheid is gewezen. De rechtbank concludeert dat aan de eisen van de OLW is voldaan en dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft daarom de overlevering van de opgeëiste persoon aan Italië toegestaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751313-19 (EAB II)
RK nummer: 19/4218
Datum uitspraak: 22 maart 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 11 juli 2019 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 6 maart 2019 door
the Prosecutor’s Office attached tot the Court of Naples(Italië) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
alias [alias opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats 1] (Nigeria) op [geboortedag 1] 1968
alias te [geboorteplaats 2] (Nigeria) op [geboortedag 2] 1979,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [woonplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Zitting 10 oktober 2019
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 10 oktober 2019. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. W.R. Jonk, advocaat te Almere en door een tolk in de Engelse taal.
Zitting 6 januari 2022
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 6 januari 2022, in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Westerman. De behandeling van de zaak is op die zitting aangehouden omdat de raadsman van opgeëiste persoon besmet was met het coronavirus en daarom niet ter zitting aanwezig kon zijn.
Zitting 10 februari 2022
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 10 februari 2022, in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft. De behandeling van de zaak is op die zitting aangehouden omdat de opgeëiste persoon niet was verschenen en er geen akte van uitreiking aan de opgeëiste persoon in het dossier aanwezig was.
Zitting 8 maart 2022
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 8 maart 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Westerman. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. E.G.S. Roethof, advocaat te Amsterdam, die daarbij waarneemt voor mr. J.S.W. Boorsma en door een tolk in de Engelse taal.
De rechtbank stelt vast dat in deze zaak de termijn van 90 dagen waarbinnen de rechtbank ex artikel 22, eerste en derde lid, OLW op het overleveringsverzoek moet beslissen, reeds is verstreken. Dat betekent dat de rechtbank de beslistermijn niet meer kan verlengen en dat als gevolg daarvan geen grondslag meer bestaat voor gevangenhouding of gevangenneming.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia in zoverre juist zijn dat op grond van de stukken die zich in het dossier bevinden (te weten: vergelijkend dactyloscopisch onderzoek) vastgesteld kan worden dat de opgeëiste persoon daadwerkelijk de door de Italiaanse autoriteiten gezochte persoon is en dat hij de Nigeriaanse nationaliteit heeft.

3.Bevoegdheid uitvaardigende autoriteit

Standpunten ter zitting 8 maart 2022
De raadsman betoogt dat de Italiaanse officier van justitie niet als rechterlijke autoriteit kan worden aangemerkt en daarom niet bevoegd is het EAB uit te vaardigen. De officier van justitie heeft aangevoerd dat het EAB op een rechtmatige wijze is uitgevaardigd.
Oordeel Rechtbank
Het EAB is uitgevaardigd door de
the Prosecutor’s Office attached tot the Court of Naples(Italië)
.De rechtbank stelt op basis van de informatie vervat in de
Questionnaire Eurojust en European Judicial Networkvan 6 april 2020 (die in opdracht van de Raad van de EU is opgesteld) vast dat deze autoriteit, hoewel geen rechter, kan worden aangemerkt als ‘uitvaardigende rechterlijke autoriteit’ in de zin van het kaderbesluit 2002/584/JBZ en dus als ‘uitvaardigende justitiële autoriteit’ in de zin van de OLW. Deze autoriteit, die onderdeel uitmaakt van het Italiaanse Openbaar Ministerie, neemt deel aan de strafrechtsbedeling en is onafhankelijk. Aan de uitvaardiging van het EAB ligt een
judgement issued by the Ordinary Court of Naples /een
judgement issued by the Court of Appeal of Naplesten grondslag. Tegen de achtergrond van het voorgaande concludeert de rechtbank dat voldaan is aan het vereiste van effectieve rechterlijke bescherming door middel van het voor tenuitvoerlegging vatbare vonnis.

4.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis van 29 mei 2007 van
the Ordinary Court of Naples,bevestigd door een arrest van 13 januari 2011 van
the Court of Appeal of Naples(referentie: 1854/2012 SIEP).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 6 jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis en arrest.
Dit vonnis en arrest betreffen de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

5.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

Als de strafprocedure meer instanties heeft omvat en tot opeenvolgende beslissingen heeft geleid, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis lid 1 Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW, voor zover bij die laatste beslissing definitief uitspraak is gedaan over de schuld van de betrokkene en aan hem een straf is opgelegd, nadat de zaak in feite en in rechte ten gronde is behandeld (zie het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 10 augustus 2017 in de zaak
Tupikas, ECLI:EU:C:2017:628).
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis in hoger beroep terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering niet weigeren, als de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat
( i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
( ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft in onderdeel d) van het EAB het volgende verklaard:
The person concerned has not been summoned in person or otherwise informed of the date and place of the hearing which led to the decision rendered in absentia but has the following legal guarantees after surrender (such guarantees can be given in advance).
Specify the legal guarantees: Article 175 paragraphs 2 and 2 bis of the Code of Criminal Procedure, as amended by Law 60/2005, in accordance with which, in case of judgment rendered in absentia, a new time limit may be granted to the defendant to lodge an out of time appeal or opposition, except when he or she has had actual knowledge of the proceedings or order and he or she voluntarily renounced to appear or to file an appeal, or opposition.
Maria Carolina De Pasquale, officier van justitie bij het Arrondissementsparket te Napels (Italië), heeft bij brief van 7 oktober 2019 onder meer het volgende verklaard:
The judgment of 29 May 2007 against [alias opgeëiste persoon] was delivered in absentia by Naples Court.
(…) He was reported to be unreachable, and it was ordered to serve the deeds on his defence counsel. The judgement was delivered in absentia of the defendant and the defence counsel appealed. Further research was conducted by the Police to serve the order of imprisonment signed on 6 June 2012, but he was not found either.
(…) In [alias opgeëiste persoon] case, upon the sentenced person’s request, the text of Article 175 par. 2 c.p.p. shall be applied, as modified by 1 D.L. No 17 of 21 February 2005, and passed into law with amendments by Law No. 60 of 22 April 2005 stating that “the defendant, at this request, shall be allowed to appeal or object beyond the time limit, unless he had an actual knowledge of the proceedings or the order and he intentionally decided not to attend or appeal or object it. Judicial authorities shall carry out all the necessary verifications to this end”.
In [alias opgeëiste persoon] case, he will be able to submit a request for appealing the judgement delivered by Naples Court beyond the time limit within the deadline provided for in Article 175 par. 2 bis c.p., i.e. thirty days from the date of the delivery abroad.
Since the notifications took place by delivery to his Court-appointed lawyer with whom he probably and reasonably had not built a real professional relationship, and the deeds of the proceedings do not show that the defendant knew about the proceedings – that was closed with a first-degree judgment – this Prosecution Office believes that requirements are met in the case of the sentenced person under examinations. So, once the request for appealing the decision beyond the time limit has been submitted, the Court of Appeal may comply with it and then [alias opgeëiste persoon] will be able to appeal the judgment delivered by the Court on 29 May 2007.
In een eerdere uitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat een vergelijkbare Italiaanse verzetgarantie mede gelet op vergelijkbare aanvullende informatie van de Italiaanse officier van justitie, aangemerkt kon worden als onvoorwaardelijke verzetgarantie. [1]
In deze zaak heeft de Italiaanse officier van justitie in de brief van 7 oktober 2019 aangegeven dat de opgeëiste persoon destijds onvindbaar was en dat er een advocaat is benoemd, maar er tijdens de procedure geen sprake is geweest van een professionele band tussen de advocaat en de opgeëiste persoon. Verder is uit de processtukken niet gebleken dat de opgeëiste persoon kennis heeft gehad van de procedure die is beslecht met het vonnis in eerste aanleg.
De Italiaanse officier van justitie spreekt daarom de verwachting uit dat is voldaan aan de voorwaarden om tegen het vonnis in verzet te gaan. Bij email van 4 januari 2022 heeft de officier van justitie van de rechtbank Napels Francesca Falconi de inhoud van de brief van 7 oktober 2019 bevestigd.
De raadsman heeft aangevoerd dat de verzetgarantie toch niet onvoorwaardelijk is omdat de Italiaanse officier van justitie in de mail van 4 januari 2022 aangeeft dat de opgeëiste persoon met “fresh evidence” moet komen alvorens in aanmerking te komen voor een nieuw proces. Deze stelling berust evenwel op een onjuiste lezing van deze mail, aangezien die voorwaarde geldt indien een ander rechtsmiddel dan verzet wordt aangewend, namelijk een “review of the trial”. Er zijn in dit geval immers meerdere mogelijkheden om het verstekarrest aan te vechten, zoals ook aangegeven in de laatste 2 alinea’s van de brief van 7 oktober 2019.
Naar het oordeel van de rechtbank voldoet de in onderdeel d) van het EAB gegeven verzetgarantie – bezien in samenhang met de brief van de Italiaanse officier van justitie en met verwijzing naar genoemde eerdere uitspraak – aan de eisen van artikel 12 sub d OLW en is de in dit artikel bedoelde weigeringsgrond niet van toepassing.

6.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Italië een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

7.Beroep op gelijkstelling met een Nederlander als bedoeld in artikel 6 OLW

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de opgeëiste persoon kan worden gelijkgesteld met een Nederlander, zodat hij aanspraak kan maken op een zogenaamde terugkeergarantie om een eventuele straf in Nederland te ondergaan.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het beroep op gelijkstelling – bij gebrek aan een schriftelijke onderbouwing – niet kan slagen. De opgeëiste persoon beschikt over een reguliere verblijfsvergunning voor bepaalde tijd en heeft niet aangetoond dat hij ten minste vijf jaren ononderbroken rechtmatig in Nederland heeft verbleven (zoals bedoeld in artikel 6, derde lid, OLW).

8.Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden

Voor een aantal Italiaanse penitentiaire inrichtingen heeft de rechtbank een algemeen reëel gevaar van schending van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: het Handvest) aangenomen.
De rechtbank verwijst naar de uitspraak van 30 maart 2021, [2] waarin als volgt is overwogen:
De rechtbank is verder van oordeel dat het inmiddels voldoende vaststaat dat de brieven van 2 en 4 maart 2020 inhoudende een algemene detentiegarantie in elke overleveringszaak geldig zijn, zoals de Italiaanse autoriteiten in bedoelde brieven hebben bevestigd. De rechtbank acht het niet langer noodzakelijk dat voor elke individuele opgeëiste persoon een bevestiging wordt gevraagd bij de Italiaanse autoriteiten.
Gelet op deze algemene detentiegarantie is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van de opgeëiste persoon geen sprake is van een reëel gevaar van schending van door het Handvest gewaarborgde grondrechten.

9.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er een garantie is gegeven als bedoeld in artikel 12 sub d OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

10.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

11.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon] alias [alias opgeëiste persoon]aan
the Prosecutor’s Office attached tot he Court of Naples(Italië).
Aldus gedaan door
mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries, C.M. Delstra rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.J.G. van der Want, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 22 maart 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rechtbank Amsterdam 19 februari 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:1163.
2.Rechtbank Amsterdam 30 maart 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:1804.