6.2.Uit de parlementaire geschiedenis van de NOW-3 blijkt dat aandacht is besteed aan de situatie dat een ondernemer een nihilaangifte heeft gedaan, zoals hier aan de orde is. In dat verband stelt de rechtbank vast dat de minister op 19 april 2021 vragen van leden van de Tweede Kamer heeft beantwoord.Daarin heeft de minister het volgende vermeld:
“Afwijken van de referentiemaand juni 2020 is geen optie. Bij elke maand die gekozen wordt, zullen er bepaalde werkgevers zijn die juist gebaat zouden zijn bij een andere maand. De referentiemaand aanpassen tijdens de looptijd van de regeling is niet mogelijk, omdat een dergelijke wijziging andere werkgevers benadeelt. Het bieden van een keuze op basis van twee verschillende referentiemaanden is vervolgens in de uitvoering niet mogelijk gezien de risico’s op fouten en de vertragingen die dit met zich meebrengt. Dit geldt ook voor het uitwijken naar een andere referentiemaand in het geval van een nihilaangifte. Dit zou betekenen dat er een grote herstelactie plaats zou moeten vinden voor de derde en vierde tranche van de NOW. Concreet zou dit betekenen dat in ieder geval de uitbetaling van de voorschotten van de huidige vierde tranche van de NOW substantiële vertraging oploopt, evenals de opening van het loket voor de volgende tranche die gepland staat voor half mei 2021. Hoewel ik betreur dat hierdoor werkgevers mogelijk NOW-subsidie mislopen, zie ik geen oplossing voor dit probleem zonder dat dit te grote risico’s betekent voor de huidige uitvoering van de regelingen”.
7. De rechtbank concludeert dat de wetgever aandacht heeft gehad voor de eventueel nadelige gevolgen van de snelheid waarmee de regeling tot stand is gebracht en voor de gevolgen van een eenvoudige en snelle uitvoering die wordt bereikt met de keuze voor het tijdvak juni 2020. Met de artikelen 16, tweede lid, en 22, tweede lid, van de regeling is ruimte gegeven voor afwijken van het tijdvak, echter alleen voor een specifieke groep van gevallen waar geen loongegevens bekend zijn over het tijdvak juni 2020. Dat betekent dat de wetgever in de NOW-3 heel bewust heeft gekozen voor de peildatum juni 2020, zich bewust is geweest van de gevolgen van een vast tijdvak en dat er dus een politiek-bestuurlijke afweging is gemaakt. De stelling van eiseres dat het vasthouden aan de gegevens zoals bekend op 26 augustus 2020 een onevenredig gevolg voor haar heeft, omdat de peildatum in kwestie in de huidige regeling voor zowel voor de derde, vierde, als de vijfde tranche voor de berekening van een tegemoetkoming in de loonkosten geldt, maakt het voorgaande naar het oordeel van de rechtbank niet anders.
8. Voor zover eiseres heeft willen betogen dat verweerder van de later door eiseres gecorrigeerde loonaangifte dient uit te gaan en op basis van die gegevens een tegemoetkoming aan haar moet toekennen, vat de rechtbank dit op als een verzoek om exceptieve toetsing. De rechter kan een algemeen verbindend voorschrift dat geen wet in formele zin is, in een zaak over een besluit toetsen op rechtmatigheid en het voorschrift onder meer buiten toepassing laten als het in strijd is met de algemene rechtsbeginselen of het evenredigheidsbeginsel.
9. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de artikelen 16, tweede lid, en 22, tweede lid, van de NOW-3 buiten toepassing moeten worden gelaten. De NOW-3 is een regeling waarbij snel een zeer groot aantal werkgevers duidelijkheid moest worden verschaft over de aard en de inhoud van de regeling. Hierdoor heeft de NOW-3 noodgedwongen een generiek en grofmazig karakter en kan er niet steeds maatwerk worden geboden. Het is een bewuste keuze van de minister geweest om voor het berekenen van de hoogte van de subsidie uit te gaan van de gegevens, zoals vastgelegd in de polisadministratie, waarbij er op grond van artikel 16, derde lid, en artikel 22, derde lid, van de NOW-3 een correctie plaatsvindt om te komen tot de loontijdvak van een maand indien dit niet als aangiftetijdvak is gehanteerd. Voor een handmatige aanpassing van deze gegevens aan de hand van de feitelijke loonbetaling, zoals blijkt uit de loonstaat of loonstroken, bestaat geen ruimte. Dit zou de uitvoering van de NOW in gevaar kunnen brengen. Er is daarom naar het oordeel van de rechtbank mede gelet op het doel van de regeling, het noodgedwongen generieke karakter van de regeling, en ondanks het feit dat met de regeling niet alle werkgevers worden geholpen, geen sprake van strijd met het evenredigheidsbeginsel of een ander beginsel van behoorlijk bestuur.
10. Verweerder heeft terecht beslist dat eiseres geen recht heeft op een tegemoetkoming op basis van de NOW-3 voor de derde en de vijfde tranche, omdat de eerste opgegeven en in de polisadministratie verwerkte loonsom in juni 2020 € 0,- was.
11. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt.
12. Voor een veroordeling in de proceskosten of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.