In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 10 maart 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een 29-jarige Amsterdammer, eiser, en het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder. De zaak betreft de herziening en terugvordering van de bijstandsuitkering van eiser over de maanden januari, maart en augustus 2019, omdat hij in drugs zou hebben gehandeld.
Op 2 december 2019 heeft het college de bijstandsuitkering van eiser herzien en teruggevorderd. Eiser heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd op 6 april 2020 niet-ontvankelijk verklaard. Na een nieuwe beslissing op bezwaar op 7 oktober 2020, waarin het bezwaar ongegrond werd verklaard, heeft eiser beroep ingesteld. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 10 februari 2021, waarbij eiser aanwezig was en het college vertegenwoordigd werd door zijn gemachtigde.
De rechtbank oordeelt dat het college aannemelijk heeft gemaakt dat eiser op drie verschillende data in 2019 in drugs heeft gehandeld. Dit blijkt uit processen-verbaal van de politie en verklaringen van eiser. De rechtbank concludeert dat eiser zijn inlichtingenplicht heeft geschonden door deze activiteiten niet te melden, wat heeft geleid tot de herziening van zijn bijstandsuitkering. De rechtbank verklaart het beroep tegen het besluit van 6 april 2020 niet-ontvankelijk en het beroep tegen het besluit van 7 oktober 2020 ongegrond. Eiser krijgt echter het betaalde griffierecht vergoed.