1.5.In het bijbehorende beeldverslag is onder andere een hekwerk in de woonkamer te zien. Ook is de plattegrond bijgevoegd die [naam 1] tijdens het huisbezoek heeft laten zien.
2. Verweerder heeft vervolgens aan eiser een bestuurlijke boete van € 6.000 opgelegd. Volgens verweerder volgt uit het rapport dat eiser een zelfstandige woning in onzelfstandige woonruimten heeft omgezet zonder de daarvoor vereiste vergunning. Dat is in strijd met artikel 21, aanhef en onder c, van de Huisvestingswet.
3. Eiser heeft het bestreden besluit gemotiveerd betwist. De door eiser aangevoerde gronden zullen onder “de beoordeling van de rechtbank” apart worden besproken.
4. De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage die onderdeel uitmaakt van de uitspraak.
Beoordeling door de rechtbank
Zijn de toezichthouders de woning op rechtmatige wijze binnengetreden?
5. Eiser voert meerdere gronden aan over de manier waarop het huisbezoek heeft plaatsgevonden. Ten eerste is er volgens eiser niet gebleken van bevoegdheid van de toezichthouders. Er is namelijk geen aanwijzingsbesluit in de zin van artikel 4.2 van de Wet Basisregistratie personen of een machtiging, zoals vereist in artikel 34 van de Huisvestingswet. Verder is er geen toestemming gegeven voor een huisbezoek met dit doel. Eiser was in de veronderstelling dat het onderzoek plaatsvond in het kader van de Landelijke Aanpak Adreskwaliteit en niet vanwege de Huisvestingswet. Omdat de toezichthouders eiser niet vóór het binnentreden hebben laten weten wat het doel van het huisbezoek was, is het huisbezoek onder valse voorwendselen afgelegd. Ook hebben de toezichthouders blijk gegeven van vooringenomenheid door direct bij binnenkomst in de woning al op te merken dat de woonkamer voldoet aan de eis van 11m2. Deze eis komt uitsluitend voor in de wet- en regelgeving ten aanzien van omzetting naar onzelfstandige woonruimte. Zij hadden bij het binnentreden dus al het standpunt ingenomen dat er sprake was van omzetting, aldus eiser.
6. Anders dan eiser stelt, is de rechtbank van oordeel dat uit het rapport blijkt dat de toezichthouders de woning op rechtmatige wijze zijn binnengetreden. De toezichthouders hebben zich gelegitimeerd en het doel van hun bezoek duidelijk gemaakt. Er is dus voldaan aan artikel 1, eerste lid, van de Algemene wet op het binnentreden. In het rapport is verder aangekruist dat de bewoner uitdrukkelijk toestemming heeft verleend de woning te betreden. Omdat [naam 1] toestemming heeft gegeven voor het binnentreden van de woning, is geen machtiging vereist. Over het doel van het onderzoek staat in het rapport vermeld: “Ik vertel de man dat wij onderzoek doen naar het gebruik van de woning en of dit gebruik in overeenstemming is met de Huisvestingswet. Ook leg ik uit dat wij onderzoeken of de inschrijvingen in de woning overeenkomen met onze informatie.” Hieruit blijkt dat de toezichthouders nog vóór daadwerkelijke uitvoering van hun onderzoek [naam 1] en [naam vertegenwoordiger] hebben geïnformeerd over het doel van hun huisbezoek. Van het onder “valse voorwendselen” verrichten van het huisbezoek is dan ook geen sprake geweest. Er is geen grond voor eisers stelling dat deze informatie al gegeven diende te worden, voordat de toezichthouders de woning binnentraden. Tenslotte is de opmerking van de toezichthouders over de oppervlakte van de woonkamer feitelijk van aard en geeft deze geen blijk van enige vooringenomenheid. De gronden slagen niet.
Hadden [naam 1] en [naam vertegenwoordiger] de cautie moeten krijgen?
7. Eiser voert aan dat de onderzoeken ter plaatse en de verklaringen van [naam vertegenwoordiger] niet ten grondslag aan het bestreden besluit kunnen worden gelegd. De toezichthouders hebben namelijk vooraf of bij het binnentreden niet aangekondigd dat het onderzoek is gericht op het opleggen van bestuursrechtelijke sancties. Ook aan [naam vertegenwoordiger] is geen cautie in de zin artikel 5:10a van de Algemene wet bestuursrecht gegeven, terwijl zij als vertegenwoordiger van eiser werd verhoord aangaande een bestuurlijke sanctie.
8. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat de toezichthouders aan [naam 1] en [naam vertegenwoordiger] geen cautie hoefden te geven. Het staat vast dat eiser in het voornemen is gewezen op zijn recht om niet te hoeven antwoorden. Omdat het in deze zaak gaat om de boete die aan eiser is opgelegd, is terecht aan hem de cautie gegeven. Verweerder hoefde [naam 1] als bewoner en [naam vertegenwoordiger] als vertegenwoordiger van eiser niet te wijzen op het zwijgrecht, omdat het niet gaat om een eventuele boete die aan hen zou kunnen worden opgelegd. Voor zover er aan [naam vertegenwoordiger] al een cautie had moeten worden gegeven, is eiser overigens niet benadeeld. Immers, niet gebleken is dat de opmerkingen die [naam vertegenwoordiger] tijdens het huisbezoek heeft gemaakt, ten grondslag zijn gelegd aan de boeteoplegging. De grond slaagt niet.
Is het zorgvuldigheidsbeginsel geschonden?
9. Eiser voert aan dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid, omdat het uitsluitend is gebaseerd op de plaatsopneming. Daarmee is volgens eiser de feitelijke en juridische situatie niet, althans niet voldoende, vastgesteld. Zo heeft verweerder ten onrechte geen onderzoek gedaan naar de huurovereenkomst en onderhuurovereenkomst.
10. Deze grond slaagt niet. Het besluit tot boeteoplegging is tot stand gekomen na een administratief vooronderzoek en twee huisbezoeken. Tijdens deze bezoeken is de woning bekeken en is er met een bewoner gesproken. Vervolgens is er een rapport opgesteld, waarin al deze aspecten zijn opgenomen. De rechtbank acht deze gang van zaken en de wijze waarop het besluit tot stand is gekomen, zorgvuldig. De grond slaagt niet.
Heeft eiser een vergunning nodig voor het omzetten van de woning?
11. Eiser stelt zich op het standpunt dat de vergunningplicht niet ziet op de woning. De wijk ‘Nieuwe Pijp’, waarin de woning ligt, is niet als zodanig aangewezen in de Huisvestingsverordening (de Verordening), zodat artikel 21 van de Huisvestingswet niet van toepassing is. Bovendien is de gemeenteraad buiten haar bevoegdheden van artikel 2 van de Huisvestingswet getreden door alle zelfstandige woningen – en dus ook het duurdere segment waartoe de woning behoort – aan te wijzen. Het doel van de bevoegdheden is om onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste van goedkope woonruimte te bestrijden. Niet aangetoond is dat het aanwijzen van alle zelfstandige woonruimten noodzakelijk en geschikt is om dit doel te bereiken. Volgens eiser moet artikel 3.1.1. van de Verordening dan ook buiten beschouwing worden gelaten en/of onverbindend worden verklaard. Hij verwijst naar de toelichting op artikel 2 van de Huisvestingswet en de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 29 augustus 2018en de rechtbank Oost-Brabant van 2 januari 2019.