ECLI:NL:RBAMS:2021:7858

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 november 2021
Publicatiedatum
13 januari 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 958
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van Ziektewetuitkering en geschil over arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 16 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. E. Wolter, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres had een Ziektewetuitkering ontvangen na zich op 24 oktober 2019 ziek te melden vanwege psychische en lichamelijke klachten. Het Uwv beëindigde haar uitkering per 5 december 2020, wat eiseres betwistte. De rechtbank beoordeelde of het Uwv deze beëindiging terecht had doorgevoerd.

De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat de rapporten van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen aan de vereisten voldeden. Eiseres had aangevoerd dat zij nog niet hersteld was en niet in staat was om te werken, maar de rechtbank concludeerde dat het Uwv op basis van de beschikbare medische rapporten tot de juiste conclusie was gekomen. De rechtbank wees erop dat het aan eiseres was om aan te tonen dat de rapporten onjuist waren, wat zij niet had gedaan.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat de beëindiging van de Ziektewetuitkering door het Uwv standhield. Eiseres kreeg geen gelijk en er werd geen veroordeling in proceskosten of vergoeding van griffierecht uitgesproken. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/958

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 november 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. E. Wolter),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
( [gemachtigde verweerder] ).
Partijen worden hierna [eiseres] en het Uwv genoemd.

Procesverloop

Met een besluit van 4 november 2020 (het primaire besluit) heeft het Uwv de uitkering van [eiseres] op grond van de Ziektewet (ZW) per 5 december 2020 beëindigd.
Met een besluit van 5 januari 2021 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van [eiseres] ongegrond verklaard.
[eiseres] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden via een videoverbinding op 26 oktober 2021.
[eiseres] was aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Wat aan deze procedure voorafging
1. [eiseres] is werkzaam geweest als [functie] bij Stichting Cordaan. [eiseres] heeft zich op 24 oktober 2019 ziekgemeld wegens psychische en lichamelijke klachten, waarna zij een ZW-uitkering heeft ontvangen.
2. Naar aanleiding van de eerstejaars Ziektewetbeoordeling heeft het Uwv onderzoek laten doen door een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige. De verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige hebben ieder een rapport uitgebracht. De verzekeringsarts heeft op
19 oktober 2020 een rapport uitgebracht en de beperkingen van [eiseres] in de functionele mogelijkheden lijst (FML) van 19 oktober 2020 vastgelegd. Uit het rapport van de arbeidsdeskundige van 29 oktober 2020 volgt dat [eiseres] niet geschikt is voor haar eigen werk, maar wel geschikt is voor de door hem geselecteerde functies. [eiseres] kan daarmee meer dan 65% van haar laatstverdiende loon verdienen. Met het primaire besluit is daarom de ZW-uitkering van [eiseres] beëindigd.
3. Met het bestreden besluit heeft het Uwv het bezwaar van [eiseres] ongegrond verklaard. Het Uwv heeft aan dit besluit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 11 december 2020 ten grondslag gelegd. Naar het oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep bestaat er geen aanleiding om af te wijken van de primaire medische beoordeling. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft ook een rapport uitgebracht van 4 januari 2021. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft geoordeeld dat [eiseres] nog steeds de eerder geselecteerde functies kan verrichten.
Standpunt [eiseres]
4. [eiseres] stelt dat zij nog onvoldoende hersteld is en niet in staat is om daadwerkelijk arbeid te kunnen verrichten. [eiseres] heeft last van forse psychische klachten als gevolg van een burn-out, zij is chronisch vermoeid en functioneel beperkt aan haar handen en voeten. Volgens [eiseres] ondervindt zij nog veel beperkingen bij de alledaagse levensverrichtingen en is zij aangewezen op de hulp van derden bij het verrichten van de huishoudelijke taken en zorg voor haar kinderen. [eiseres] is door de bedrijfsarts meer beperkt geacht ten aanzien van persoonlijk en sociaal functioneren, hand- en vingergebruik en lopen tijdens het werk en volgens [eiseres] moet deze beoordeling door het Uwv ook gevolgd worden. Daarnaast zou er volgens [eiseres] een urenbeperking moeten worden aangenomen. [eiseres] heeft volgens de internist een chronisch vermoeidheidssyndroom (CVS). [eiseres] haalt in dit verband moties aan van Kamerleden en een advies van de Gezondheidsraad met betrekking tot de erkenning van CVS als chronische ziekte. Zij meldt verder dat het programma KASSA aandacht heeft gevraagd voor ME- en CVS-patiënten, en dat het Uwv daarop heeft gereageerd met een persbericht waarin onder andere staat dat hij uitvoering zal geven aan de motie van een van de Kamerleden. [eiseres] voert ten slotte aan dat zij de geselecteerde functies niet kan verrichten.
Het oordeel van de rechtbank
5. De rechtbank moet beoordelen of het Uwv de ZW-uitkering van [eiseres] terecht heeft beëindigd per 5 december 2020.
6. Het Uwv mag zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in beginsel baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de bevindingen. Als rapporten aan deze voorwaarden voldoen, is het aan [eiseres] om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet juist zijn.
Het medische deel van het besluit
7. Naar het oordeel van de rechtbank is het medisch onderzoek zorgvuldig geweest, voldoende gemotiveerd en komen de conclusies logisch voort uit de bevindingen. De rechtbank overweegt hierover als volgt. De verzekeringsartsen hebben [eiseres] op spreekuur gezien respectievelijk gesproken op de telefonische hoorzitting, het dossier bestudeerd en de medische stukken in hun beoordeling meegenomen. De verzekeringsartsen hebben de depressieve klachten, vermoeidheid en pijn aan de handen en voeten meegenomen in hun beoordeling. Volgens de verzekeringsartsen is er geen sprake van een situatie van geen benutbare mogelijkheden. Zij hebben dit getoetst aan het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (het Besluit). De criteria uit dit Besluit zijn niet van toepassing aangezien [eiseres] niet is opgenomen in een instelling, zij niet bedlegerig is en [eiseres] wel lichamelijk en psychisch zelfredzaam is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 11 december 2020 geconcludeerd dat [eiseres] niet aanvullend beperkt kan worden geacht. Deze verzekeringsarts heeft de functionele stoornis en de CVS meegenomen in zijn beoordeling, dit leidt echter niet tot meer beperkingen. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is door de internist, reumatoloog en de neuroloog geen geobjectiveerde oorzaak gevonden voor de klachten van [eiseres] . De subjectieve beleving aan klachten kan de verzekeringsarts bezwaar en beroep daarom niet overnemen in de FML. De verzekeringsarts heeft in het rapport van 19 oktober 2020 toegelicht dat hij een urenbeperking conform de Standaard verminderde arbeidsduur niet aan de orde acht. [eiseres] is namelijk niet verminderd beschikbaar wegens intensieve therapie en er is geen reden om een urenbeperking op grond van preventieve redenen aan te nemen. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep vallen de afspraak bij de fysiotherapeut en een arts of psycholoog onder het reguliere ziekteverzuim. In zijn rapport van 19 oktober 2021 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in reactie op wat [eiseres] in beroep over CVS heeft geschreven, onder andere gemotiveerd dat de energetische beperkingen van [eiseres] in de FML zijn verdisconteerd.
8. De verwijzing van [eiseres] naar de Gezondheidsraad, moties uit de Tweede Kamer, en het programma KASSA brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Uit vaste rechtspraak [1] volgt dat een verwijzing naar de Gezondheidsraad namelijk een advies van algemene aard is en niet specifiek ingaat op de situatie van [eiseres] . Dit geldt naar het oordeel van de rechtbank ook voor de moties uit de Tweede Kamer en het programma KASSA.
9. De rechtbank is het niet eens met de stelling van [eiseres] dat de door de bedrijfsarts opgestelde FML door het Uwv overgenomen moet worden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft met zijn rapport van 19 oktober 2021 toegelicht waarom de beperkingen van de bedrijfsarts niet overgenomen kunnen worden. Overigens heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep beperkingen aangenomen die de bedrijfsarts niet heeft aangenomen zoals duwen, trekken, tillen en dragen. Uit rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep [2] volgt dat niet kan worden gezegd dat een beoordeling door de verzekeringsarts onjuist is geweest omdat deze (sterk) afwijkt van de beoordeling door de bedrijfsarts. Uit deze rechtspraak volgt ook dat het op de eerste plaats uitsluitend de taak is van de verzekeringsarts om de beperkingen van een verzekerde in kaart te brengen en vast te leggen in een FML. De verzekeringsarts is daarbij niet gehouden tot een bijzondere motivering in het geval deze vastlegging een andere uitkomst heeft dan een door de bedrijfsarts ingevuld exemplaar van de FML. De door de bedrijfsarts opgestelde FML dient daarnaast een ander doel dan de beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid in het kader van de ZW.
Het arbeidskundige deel van het besluit
10. [eiseres] heeft geen specifieke arbeidskundige gronden aangevoerd. Zoals hiervoor overwogen, gaat de rechtbank uit van de juistheid van de FML van
19 oktober 2020. De rechtbank heeft in het dossier geen aanknopingspunten gevonden om aan te nemen dat de geduide functies na heroverweging door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in medisch opzicht voor [eiseres] ongeschikt zijn. Waar sprake was van een signalering heeft de arbeidsdeskundige gemotiveerd weergegeven waarom deze functies voor [eiseres] geschikt zijn. De rechtbank concludeert daarom dat het bestreden besluit ook op een deugdelijke arbeidskundige grondslag berust.
Conclusie
11. Het beroep is ongegrond. [eiseres] krijgt geen gelijk. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten of voor vergoeding van het griffierecht.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr.
A. Vijn, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 november 2021.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 17 maart 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:619.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 4 september 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BJ7039.