Uitspraak
19 3471 ZW
PROCESVERLOOP
mr. Reith verschenen. Het Uwv heeft zich door middel van videobellen laten vertegenwoordigen door mr. K. Ait Moha.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, die zijn beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond verklaarde. Appellant, die als medewerker horecabediening werkzaam was, had zich op 22 maart 2017 ziek gemeld met psychische en lichamelijke klachten. Het Uwv kende hem een Ziektewet-uitkering toe, maar beëindigde deze later omdat appellant in staat werd geacht meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was en dat de vastgestelde belastbaarheid van appellant, zoals neergelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML), juist was. Appellant voerde in hoger beroep aan dat zijn beperkingen niet correct waren vastgesteld en dat er meer rekening gehouden moest worden met zijn diagnose CVS/ME. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht geen aanleiding zag om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek en dat er voldoende functies waren die de schatting konden dragen. De door appellant overgelegde informatie van het CVS/ME Centrum werd als niet relevant beschouwd, omdat deze betrekking had op een periode na de datum in geding. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.