Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Onderzoek ter terechtzitting
2.Inleiding en beschuldiging
3.Verzoek om bewijsuitsluiting
Het voorwaardelijke verzoek tot het horen van getuigen moet worden afgewezen, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet is onderbouwd. Verder geldt dat de aanscherping van de jurisprudentie betreffende de beoordeling van getuigenverzoeken niet zonder meer opgaat voor rechtmatigheidsgetuigen.
4.Waardering van het bewijs
al sinds lange tijd werkt aan de uiteindelijke verkoop van een omvangrijke private equity portefeuille (half miljard euro)”. [11] Kennelijk doelde hij daarbij op de portefeuille van [financieel dienstverlener] . [verdachte] deelt het door hem gelegde contact dezelfde dag ook met [medeverdachte] . [12] Vervolgens maakt [verdachte] met [persoon 2] van [naam 3] een afspraak op 30 oktober 2014 in het [naam 4] Hotel in Amsterdam. [13]
uitkomst wordt OF doorgaan en dus nieuwe commitments OF verkoop. In elk geval zeer waarschijnlijk niet meer “op winkel passen”. [15]
schiet het voorstel maar af want ik begrijp dat ik niet ga krijgen wat ik wil hebben." [19] [naam 3] haakt vervolgens op 1 december 2014 als koper af vanwege de door [medeverdachte rechtspersoon] neergelegde voorwaarden van een success fee en een retainer fee. [20] Op 20 november 2014 stuurt [medeverdachte] een privé
e-mailadres aan [verdachte] en deelt mee dat er geen contact meer moet zijn via mobiele telefoon en andere e-mailaccounts. [21] Vanaf dat moment ontstaan er twee communicatiestromen: een zakelijke en een heimelijke via het privé e-mailadres van [medeverdachte] . Medio december 2014 schaft [medeverdachte] ook een prepaid mobiele telefoon aan, waarmee hij en [verdachte] voortaan mee communiceren. [22]
iedereen dan weet dat [naam 2] B.V. eigenlijk van hem is.” [37] Op 23 december 2014 wordt in een aandeelhouders-overeenkomst vastgelegd dat [medeverdachte] een calloptie heeft op het laatste aandeel van [naam 2] B.V. [38] In een e-mail van 5 januari 2015 schrijft [medeverdachte] aan [verdachte] dat hij de projectgroep binnen [financieel dienstverlener] heeft overtuigd en hen op zijn hand heeft om de private equity te verkopen. [verdachte] moet zorgen voor een goed contact met [naam 1] zodat zij, na formele goedkeuring van [financieel dienstverlener] om de private equity te verkopen, kunnen worden uitgenodigd. [39] Op 9 januari 2015 wordt een overeenkomst van converteerbare obligatielening gesloten tussen [naam 2] B.V. en [medeverdachte rechtspersoon] . [40] Deze overeenkomst geeft aan [naam 2] B.V. (en dus [medeverdachte] ) het recht op 50% van het aandelenkapitaal van [medeverdachte rechtspersoon] en daarmee uiteindelijk ook 50% van de provisie als die in het vermogen van [medeverdachte rechtspersoon] zou vallen. [41] [naam 2] B.V. betaalt in dat verband op 12 januari 2015 € 50.000,- aan [medeverdachte rechtspersoon] en dat geldbedrag is afkomstig van [medeverdachte] . [42] Op 9 januari 2015 vindt er ook een e-mailwisseling plaats tussen [medeverdachte] (privé e-mailadres) en [verdachte] over de inhoud van de provisieovereenkomst tussen [medeverdachte rechtspersoon] en [naam 1] . [medeverdachte] schrijft daarover
“als dit waterdicht contract is dan zetten we alles op alles om zoveel en liefst alle PE-belangen te verkopen. Heb er wel vertrouwen in dat [financieel dienstverlener] en [naam 1] tot deal gaan komen en wij ook vervolgens beloond worden.”en
“blijf goed opletten dat als je mij mail stuurt inzake contract tussen [medeverdachte rechtspersoon] en [naam 1] dat je niet per abuis [naam 1] in cc plaatst want dan is alles naar de haaien…”. [43] [financieel dienstverlener] is dan nog altijd niet op de hoogte van de betrokkenheid van [verdachte] en dus ook niet van wat er zich tussen [medeverdachte] en [verdachte] afspeelt.
“Als je hier donderdag vertrekt, neem dan gewoon afscheid zoals altijd zonder te smoesen of nog even wat in het Nederlands tegen mij te zeggen en vertrek samen met [naam 1] de deur uit. [55] Als [medeverdachte] op 13 mei 2015 door zijn collega [persoon 6] wordt ge-e-maild dat [naam 3] interesse heeft getoond in de private equity portefeuille, e-mailt [medeverdachte] terug dat [naam 3] geen geschikte partij is. [56]
e-mailadres aan [verdachte] dat [naam 1] 92% moet bieden omdat [financieel dienstverlener] wel wil meewerken aan een uitgestelde betaling. [63] [naam 1] doet op 25 juni 2016 een hernieuwd bod overeenkomstig de suggestie van [medeverdachte] en dat bod wordt door [financieel dienstverlener] geaccepteerd. [64] Op 18 november 2015 wordt de Sale and Purchase Agreement ondertekend door [naam 1] en [financieel dienstverlener] . [65] In de periode januari-maart 2016 betaalt [naam 1] de afgesproken fee van (omgerekend) circa € 7.400.000,- in drie termijnen aan [medeverdachte rechtspersoon] . [66] [naam 7] N.V. (de rechtsopvolger van [financieel dienstverlener] ) heeft op 18 oktober 2019 aangifte gedaan van passieve en actieve niet-ambtelijke omkoping. [67]
een kleine 3m” of “
2,1 mln netto”aan [medeverdachte] uit te keren. [78] [persoon 1] heeft op 23 januari 2017 de aannemer ge-e-maild dat de verbouwingskosten door [medeverdachte rechtspersoon] overgenomen zouden worden. [79] [medeverdachte rechtspersoon] heeft vervolgens ook de tweede en derde factuur van de aannemer voor een totaalbedrag van € 115.591,35 betaald. [80]
5.Bewezenverklaring
6.Motivering van de straf
7.Beslag
8.Toepasselijke wettelijke voorschriften
9.Beslissing
taakstraf van 240 (tweehonderdveertig) uur, met bevel voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 (honderdtwintig) dagen.
8 (acht) maanden.