ECLI:NL:RBAMS:2021:7228

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 oktober 2021
Publicatiedatum
11 december 2021
Zaaknummer
13/751784-21 (EAB III)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van een Italiaans Europees Aanhoudingsbevel

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 september 2021 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Procura Generale presso la Corte di Appello di Reggio Calabria in Italië. De vordering was ingediend door de officier van justitie op 23 juli 2021 en betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1984, die op dat moment gedetineerd was in Nederland. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en geconstateerd dat hij de Poolse nationaliteit heeft. Tijdens de openbare zitting op 20 juli 2021 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S.A.A.P. van Hees, en een tolk in de Poolse taal.

De rechtbank heeft de vordering beoordeeld aan de hand van de Overleveringswet (OLW) en de relevante Europese regelgeving. De officier van justitie heeft gesteld dat voldaan is aan de vereisten van artikel 12 OLW, terwijl de verdediging zich niet heeft uitgelaten over dit artikel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet is verschenen bij het proces dat heeft geleid tot de veroordeling in Italië, maar dat hij wel was vertegenwoordigd door een gemachtigde raadsman. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing is.

Daarnaast heeft de rechtbank de vraag van dubbele strafbaarheid onderzocht. De officier van justitie heeft aangegeven dat het feit niet dubbel strafbaar is, maar heeft verzocht om van de weigeringsgrond af te zien. De rechtbank heeft vastgesteld dat het feit inzake het onttrekken aan huisarrest geen strafbaar feit naar Nederlands recht oplevert, maar heeft desondanks besloten om van de weigering af te zien, gezien de omstandigheden van de zaak. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn, waardoor de overlevering is toegestaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751784-21 (EAB III)
RK nummer: 21/4119
Datum uitspraak: 28 september 2021
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 23 juli 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 27 november 2020 door
Procura Generale presso la Corte di Appello di Reggio Calabria(Italië) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1984
thans gedetineerd in het [detentieadres]
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 20 juli 2021. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. C.L.E. McGivern.
De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S.A.A.P. van Hees, advocaat te Breda en door een tolk in de Poolse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Referte

De raadsvrouw heeft geen weigeringsgronden aangevoerd en refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.

4.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
- Enforcement order, issued by Procura Generale della Corte die Appello di Reggio Calabria (Prosecution Office General, Appellate Court of Reggio Calabria) on 16th October 2019 – N SIEP 348/2019;
- Enforceable judgement issued by the Lawcourt of Palmi on 22 October 2015, enforceable on

26th September 2014, ref n: 597/2015 R Sent.

In het EAB staat vermeld dat de opgeëiste persoon niet is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 8 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest en maakt tevens onderdeel uit van de order aggregation of sentences van de Procureur bij het Hof van Reggio Calabria van 16 oktober 2019, waarbij deze en 2 andere straffen zijn samengevoegd tot een straf van 2 jaar, 3 maanden en 25 dagen. Dit arrest betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

5.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

Standpunten
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat voldaan is aan het vereiste van artikel 12 OLW.
De verdediging heeft zich niet uitgelaten over artikel 12 OLW.
Oordeel van de rechtbank
In het EAB staat vermeld dat de opgeëiste persoon niet is verschenen bij het proces in hoger beroep dat heeft geleid tot het arrest van
the Appellate Court of Reggio Calabriavan 22 oktober 2015 maar dat hij ter zitting wel is verdedigd door een door hem gemachtigde raadsman.
In de brief van de Italiaanse autoriteit van 12 augustus 2021 staat nog vermeld dat de opgeëiste persoon hoger beroep heeft ingesteld tegen het vonnis van eerste aanleg van
the Court of Palmi van 10 juli 2012. Voorts staat vermeld dat de opgeëiste persoon op
3 november 2015 cassatie heeft ingesteld maar dat deze bij beslissing van
the Court of Cassationvan 8 september 2016 is afgewezen.
De rechtbank leidt uit het bovenstaande af dat in het arrest in hoger beroep definitief uitspraak is gedaan over de schuld van de opgeëiste persoon en over de aard en de duur van de opgelegde straf..
Gelet op de arresten Tupikas [1] en Zdziaszek [2] van het Hof van Justitie dient in dit geval alleen voor de procedure in hoger beroep te worden onderzocht of artikel 12 OLW van toepassing is.
Voor wat betreft de samenvoeging van de straffen door de officier van justitie in Italië heeft de rechtbank eerder, te weten bij uitspraak van 26 oktober 2017 (ECLI:NL:RBAMS:2017:7856) vastgesteld dat bij een dergelijke beslissing geen beoordelingsmarge bestaat in de zin van punt 88 van het voormelde arrest in de zaak Zdziaszek, zodat deze niet relevant kan worden beschouwd voor toepassing van artikel 4 bis lid 1 van Kaderbesluit 2002/584/JBZ danwel artikel 12 OLW.
Gelet op het voorgaande doet voor het proces in hoger beroep de uitzondering van
artikel 12 onder b OLW zich voor. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing is.

6.Strafbaarheid

Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
Standpunten
De officier van justitie acht het feit niet dubbel strafbaar maar verzoekt de rechtbank af te zien van de weigeringsgrond van artikel 7, eerste lid, OLW.
De verdediging heeft zich niet uitgelaten over de dubbele strafbaarheid van dit feit.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat het in het EAB omschreven feit inzake het onttrekken aan huisarrest door de opgeëiste persoon geen strafbaar feit naar Nederlands recht oplevert. Op grond van artikel 7, aanhef en eerste lid onder a sub 2, OLW kan de overlevering door de rechtbank worden geweigerd.
De rechtbank ziet echter, met de officier van justitie, in dit geval aanleiding om van de weigering af te zien. De rechtbank vindt daarbij redengevend dat dit feit geen aanknopingspunten heeft met de Nederlandse rechtsorde - het feit is immers begaan in Italië, en dat door de rechtbank is beslist dat de overlevering van de opgeëiste persoon voor de EAB’s I en II, waarin de tenuitvoerlegging van onvoorwaardelijke vrijheidsstraffen wordt verzocht, wordt toegestaan.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven [3] , dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
de Procura Generale Della Repubblica presso la Corte di Appello di Reggio Calabria(Italië).
Aldus gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en D.P. Hein, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 28 september 2021.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.HvJ EU 10 augustus 2017, C-270/17 PPU, ECLI:EU:C:2017:628 (Tupikas).
2.HvJ EU 10 augustus 2017, C-271/17 PPU, ECLI:EU:C:2017:629 (Zdziaszek).
3.Rechtbank Amsterdam, 30 maart 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:1804