ECLI:NL:RBAMS:2021:7174

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 december 2021
Publicatiedatum
9 december 2021
Zaaknummer
C/13/710009 HA RK 21/395
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in het Marengoproces

Op 9 december 2021 heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Amsterdam een verzoek tot wraking van de rechters-commissarissen in het Marengoproces afgewezen. Het verzoek was ingediend door mr. I.N. Weski, die de rechters beschuldigde van vooringenomenheid. De wrakingsprocedure volgde op een eerdere beslissing van de rechters om een verzoek om uitstel van een getuigenverhoor op 19 november 2021 niet te honoreren. De rechters gaven aan dat het getuigenverhoor een complexe logistieke operatie is en dat het niet mogelijk was om het verhoor uit te stellen. De wrakingskamer heeft de argumenten van verzoeker beoordeeld en geconcludeerd dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechters. De rechters hadden hun beslissing zorgvuldig gemotiveerd en de wrakingskamer oordeelde dat de enkele opmerking van een rechter, die als een lach werd geïnterpreteerd, niet voldoende was om te concluderen dat de rechters niet onpartijdig waren. Het verzoek tot wraking werd dan ook afgewezen, waarbij de wrakingskamer opmerkte dat het indienen van het verzoek leek op een oneigenlijk gebruik van het wrakingsinstrument.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer
Beslissing van 9 december 2021 op het per e-mail van 18 november 2021 gedane en onder zaaknummer C/13/710009 HA RK 21/395 verzoek van:
[verzoeker] ,
geboren op [geboortedag] 1977 te [geboorteplaats] ,
bijgestaan door mrs. I.N. Weski en L.E. Versluis,
hierna verzoeker,
welke verzoek strekt tot wraking van de rechters-commissarissen in de Rechtbank Amsterdam, hierna de rechters.

1.De procedure

De wrakingskamer heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- de tekst van een e-mail van de rechters van 18 november 2021 (verstuurd om 12.00 uur) aan mr. Weski waarin is opgenomen dat het op 17 november 2021 gedane verzoek tot uitstel van het op 19 november 2021 geplande getuigenverhoor niet is ingewilligd;
- een e-mail van mr. Weski van 18 november 2021 (verstuurd om 16.10 uur) aan de rechters waarin is opgenomen dat verzoeker de rechters wraakt;
- een aanvullende e-mail van mr. Weski van 18 november 2021 (verstuurd om 19.06 uur) aan de rechters;
- een e-mail van de rechters van 19 november 2021, gericht aan de griffier van de wrakingskamer, waarin is opgenomen dat zij niet in de wraking berusten, met twee bijlagen (hun relaas van wat tijdens het getuigenverhoor op 17 november 2021 is besproken met mr. Versluis èn de tekst van de hiervoor genoemde e-mail van de rechters van 18 november 2021 aan mr. Weski);
- een e-mail van mr. Weski van 22 november 2021 gericht aan de griffier van de wrakingskamer (met als bijlage het hiervoor genoemde relaas van de rechters waarin door mr. Versluis toevoegingen zijn aangebracht);
- een e-mail van de rechters van 23 november 2021 gericht aan de griffier van de wrakingskamer;
- een e-mail van mr. Weski van 28 november 2021 gericht aan de griffier van de wrakingskamer (met als bijlage een WhatsApp en e-mail conversatie);
- het schriftelijke standpunt van het OM, op 1 december 2021 ingediend bij de griffier van de wrakingskamer;
- de pleitnota van mr. Weski ten behoeve van de zitting van de wrakingskamer op 2 december 2021.
De rechters hebben niet in de wraking berust.
De wrakingskamer heeft het verzoek op 2 december 2021 achter gesloten deuren behandeld. Hierbij waren aanwezig de rechters, de officieren van justitie, mr. Weski en mr. Versluis. De beslissing is bepaald op 9 december 2021.

2.2. De feiten

a) Verzoeker is een van de verdachten in de strafzaak bekend onder de naam ‘Marengo’ (parketnummer 13-997006-18).
b) Op 10 november 2021 heeft in de zaak van verzoeker een getuigenverhoor plaatsgevonden. Omdat het verhoor op die datum niet kon worden voltooid, is bepaald dat het op 19 november 2021 zou worden voortgezet. In de zaak van de andere verdachten in ‘Marengo’ is dezelfde getuige gehoord op 17 november 2021. Bij het verhoor op 17 november 2021 was mr. Weski niet en mr. Versluis wel aanwezig namens verzoeker.
c) Bij aanvang van dat verhoor (toen door de griffier nog geen geluidsopname werd gemaakt) heeft mr. Versluis uitstel verzocht van het vervolg van het getuigenverhoor in de zaak van verzoeker dat op 19 november 2021 plaats moest vinden. De reden hiervoor was dat mr. Weski ziek was. De rechters hebben dit verzoek niet ingewilligd en zij hebben deze beslissing op 17 november 2021 mondeling aan mr. Versluis medegedeeld.
d) In het door de rechters opgestelde relaas is hierover het volgende opgenomen:
De rechter-commissaris deelt na beraad het volgende mede. Het verzoek namens mr. I. Weski om uitstel van de tweede verhoordag van de getuige op 19 november 2021 wordt niet gehonoreerd. De rechter-commissaris heeft alle belangen zorgvuldig afgewogen. Vooropgesteld wordt dat gaat om een extra verhoordag. Op 10 november jl is al een volle dag besteed aan het verhoor. Omdat mr. I. Weski tijdens het verhoor aangaf dat zij niet al haar vragen heeft kunnen stellen, is de getuige opnieuw opgeroepen voor 19 november 2021. Dit was mogelijk omdat deze dag al geruime tijd bij iedereen -alle betrokken advocaten, de officier van justitie, de rechter-commissaris en de getuige- was gereserveerd als uitloopdag. De rechter-commissaris wijst daarnaast op de zwaarwegende belangen die ermee gemoeid zijn om het verhoor op 19 november 2021 voort te zetten en af te ronden. Het zal duidelijk zijn dat de organisatie van een verhoor als onderhavige een complexe, logistieke uitdaging vormt, waarmee bijzondere technische-, afscherming- en veiligheidsaspecten gemoeid zijn. Het raakt voorts de afscherming van de getuige indien het verhoor op een ander moment dan 19 november 2021 zou moeten plaatsvinden, omdat dit meer reisbewegingen oplevert. Alles is nu gereed voor afronding van het verhoor op 19 november 2021. Daar komt bij dat de rechter-commissaris op 10 november 2021 van mr. I. Weski heeft begrepen dat de vragen voor de getuige voor het verhoor op 10 november waren voorbereid en op schrift zijn gesteld (142 vragen). Er hebben zich voorts voor verdachte [verzoeker] meerdere advocaten gesteld in deze zaak en er hebben eerder bij meerdere verhoren verschillende advocaten als waarnemer opgetreden. Door mr I. Weski is nu via mr Versluis zonder duidelijke motivering negatief gereageerd op de suggestie van de rechter-commissaris om de schriftelijke vragen aan de rechter-commissaris te sturen of een collega en/of waarnemer bij het verhoor de vragen te laten stellen. Daar komt bij dat voor mr I. Weski altijd de mogelijkheid bestaat om, indien daartoe in de beantwoording van de schriftelijke vragen – — - op 10 en 19 november -- - a aanleiding wordt gezien, bij de rechtbank om nog een verhoor te vragen. Desgewenst kan de rechter-commissaris zich ook voorstellen dat op 19 november a.s. momenten worden gecreëerd voor telefonisch overleg met mr. I.Weski (die volgens mededeling van mr Versluis nu al aan de beterende hand zou zijn). De rechter-commissaris komt tot de conclusie dat van mr I.Weski, alles afwegende, in redelijkheid kan worden gevraagd zich op 19 november as te laten vervangen (of dat zij de schriftelijke vragen voor de getuige aan de rechter-commissaris opstuurt). De rechter-commissaris verzoekt mr. Versluis om morgen te laten weten wie er aanwezig zal zijn bij de voortzetting van het verhoor op 19 november 2021.e) Op 18 november 2021 om 12.00 uur hebben de rechters deze beslissing per e-mail aan mr. Weski bevestigd. Dit bericht begint als volgt: “
Gisteren hebben wij vernomen dat u ziek bent en dat u naar verwachting pas na het weekend weer op de been zult zijn. Wij wensen u veel beterschap.”Diezelfde dag - bij e-mailbericht van 16.10 uur - heeft mr. Weski de rechters gewraakt. Na indiening van het wrakingsverzoek hebben de rechters het verhoor op 19 november 2021 geannuleerd.

3.3. Het verzoek

Het wrakingsverzoek komt – zakelijk weergegeven – neer op het volgende. Er is sprake van uitzonderlijke gebeurtenissen waardoor bij verzoeker – naar objectieve maatstaven – de gerechtvaardigde vrees bestaat voor vooringenomenheid bij de rechters.
Het getuigenverhoor kon op 10 november 2021 niet worden voltooid en zou op 19 november 2021 worden voortgezet. Mr. Weski is in de avond van 15 november 2021 ziek geworden. Zij moest op dat moment al haar werkzaamheden neerleggen.
Mr. Versluis heeft de rechters om die reden op 17 november 2021 verzocht het getuigenverhoor van 19 november 2021 aan te houden tot een latere datum. Daarbij heeft zij kenbaar gemaakt dat kantoorgenoten van mr. Weski haar werkzaamheden niet konden overnemen omdat zij ofwel verhinderd waren ofwel onvoldoende waren ingevoerd in de complexe materie waarover de getuige zou worden gehoord. De rechters hebben lachend (beschimpend) op dit verzoek gereageerd en vroegen zich af of mr. Versluis wel begreep dat dit getuigenverhoor een ontzettende logistieke planning vergt en dus niet zomaar kon worden verzet. Ook vroegen zij of mr. Weski niet al op 19 november 2021 ‘opgelapt’ kon zijn. Zij insinueerden dat mr. Weski – die nota bene 40 jaar niet ziek is geweest – de ziekte voorwendde om het verhoor te kunnen verzetten. Vervolgens wezen de rechters het verzoek af zonder redelijke reden. Van mr. Versluis, die pas twee maanden advocaat-stagiair is, kan niet worden verwacht zij dit soort complexe kwesties behandelt. De rechters waren hiervan op de hoogte. Ook de andere opties die de rechters boden zouden een effectieve bevraging van de getuige in de weg staan en waren voor de verdediging niet aanvaardbaar. De beslissing van de rechters is al met al in strijd met de artikelen 6 en 13 van het EVRM. Overigens kan in het geheel niet worden ingezien dat het verhoor niet op 1 december 2021 had kunnen worden voortgezet. Dit was immers een van de data die door alle betrokken reeds was ingepland voor het houden van getuigenverhoren.

4.4. De reactie van de rechters

Er zijn geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Het is onjuist dat de rechters schamper, lachend en/of beledigend hebben gereageerd op de mededeling van mr. Versluis dat mr. Weski ziek was. Wel was sprake van een lach/verzuchting, denkend aan de enorme logistieke operatie rondom de organisatie van de getuigenverhoren in deze zaak. Een van de rechters heeft hierna meteen ‘
sorry dat ik lach’ gezegd en uitgelegd wat hiervoor de reden was.
De beslissing om het uitstelverzoek niet te honoreren is aan mr. Versluis mondeling medegedeeld op 17 november 2021 en per e-mail van 18 november 2021 bevestigd aan mr. Weski. Die beslissing is gegrond op een zorgvuldige afweging van alle betrokken belangen. De organisatie van een verhoor als het onderhavige vormt een complexe logistieke uitdaging, waarmee allerlei veiligheidsaspecten zijn gemoeid. In dit geval zou de bescherming van de getuige direct worden geraakt, indien het verhoor op een ander moment dan op 19 november 2021 had moeten plaatsvinden. Onjuist is dat op 1 december 2021 reeds een verhoor met deze getuige stond ingepland. Dat was slechts een dag die algemeen voor deze procedure werd vrijgehouden in de agenda’s van betrokkenen. De rechters hebben voorts begrepen dat mr. Weski een lijst met 142 vragen aan deze getuige reeds had voorbereid. De vragen hadden dus kunnen worden gesteld door een waarnemer van mr. Weski (er hebben zich namens verzoeker meerdere advocaten gesteld die als waarnemer voor mr. Weski mogen optreden). Aangeboden is om tijdens het verhoor op 19 november 2021 momenten in te bouwen om mr. Weski telefonisch te raadplegen. Mr. Weski heeft bovendien de mogelijkheid de rechtbank in een later stadium nog om een aanvullend verhoor van deze getuige te vragen.
Het komt de rechters voor dat het wrakingsverzoek zich in de kern richt tegen een beslissing die verzoeker onwelgevallig is. Indien verzoeker het niet eens is met die beslissing kan dit geen grond vormen voor wraking.
Het verhoor op 19 november 2021 is inmiddels als gevolg van de wraking geannuleerd. De rechters ervaren dit als een oneigenlijk gebruik van het wrakingsinstrument.

5.5. De reactie van het openbaar ministerie

Het verzoek tot wraking is ongegrond. De beslissing van de rechters om geen uitstel te verlenen is duidelijk gemotiveerd. Dat het verzoek zou zijn “weggelachen” mist feitelijke grondslag. Hooguit was sprake van een korte lach van verzuchting, waarvoor een van de rechters direct haar verontschuldigingen aanbood en waarna zij uitlegde dat dit voortkwam uit de gedachte aan de enorme logistieke complicaties die een uitstel van het verhoor met zich zou brengen. Het heeft er alle schijn van dat de verdediging met het indienen van het wrakingsverzoek alsnog heeft willen bewerkstelligen dat het verhoor zou worden uitgesteld, hetgeen ook is gelukt.

6.De beoordeling

6.1
Op grond van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan een rechter worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarbij staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een procespartij partijdig is, althans dat de bij die partij daarvoor bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
6.2
Aanleiding voor het wrakingsverzoek is de beslissing van de rechters om het uitstelverzoek van het op 19 november 2021 geplande getuigenverhoor niet in te willigen.
6.3
In het arrest van de Hoge Raad van 25 september 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1413) is onder meer het volgende overwogen:
3.3. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen in strafzaken brengt mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing noch over het verzuim te beslissen. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak.
3.4.
Het middel stelt de vraag aan de orde of en in hoeverre dit ook geldt voor de motivering van de (tussen)beslissing. Bij de beantwoording van die vraag moet uitgangspunt zijn dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen zich evenzeer ertegen verzet dat die motivering grond kan vormen voor wraking, ook indien het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven.
6.4
De beslissing van de rechters om geen uitstel te verlenen kan gezien de restrictieve en strakke bewoordingen in het hiervoor geciteerde arrest van de Hoge Raad als zodanig geen grond voor wraking vormen. Dit zou alleen anders kunnen zijn als de motivering in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid. In dit geval geeft de motivering geen blijk van vooringenomenheid. Verzoeker is het niet eens met die beslissing, maar dat is iets anders. Verzoeker heeft vervolgens aangevoerd dat uit andere omstandigheden die bij het nemen van de beslissing een rol speelden blijkt dat de rechters hem en zijn verdediging niet serieus namen, waaruit hun vooringenomenheid zou blijken. Verzoeker doelt er hierbij op dat de rechters ‘beschimpend’ zouden hebben gelachen toen het verzoek werd ingediend, dat zij niet geloofden dat mr. Weski ziek was, dat mr. Weski haar ziekte enkel zou hebben voorgewend om uitstel te verkrijgen en dat de opties die de verdediging werden geboden om het verhoor toch te kunnen laten doorgaan volstrekt ontoereikend waren, gezien de complexiteit van dit strafproces en het belang van deze getuige voor de verdediging.
6.5
De wrakingskamer is van oordeel dat uit deze door verzoeker geschetste omstandigheden naar objectieve maatstaven niet kan worden afgeleid dat de rechters vooringenomen waren bij het nemen van hun beslissing, dan wel dat sprake is van een objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor. Dat een van de rechters zou hebben gelachen toen mr. Versluis het verzoek indiende is hiervoor onvoldoende, te meer gezien hetgeen de rechters en het openbaar ministerie hierover naar voren hebben gebracht. De rechters hebben aan mr. Versluis meteen mondeling excuses aangeboden voor de lach en de reden ervan uitgelegd. Voorts hebben zij de volgende dag mr. Weski per e-mail van 12.00 uur, ruim vier uur vóór indiening van het wrakinsverzoek beterschap gewenst. Dat de rechters niet geloofden dat mr. Weski ziek was, is dan ook op geen enkele manier komen vast te staan. Dat zij verzoeker opties hebben aangeboden die in zijn ogen ontoereikend waren, kan evenmin als vooringenomen worden aangemerkt. Het wrakingsverzoek zal dan ook worden afgewezen.
6.6
Het op 19 november 2021 geplande getuigenverhoor is als gevolg van het wrakingsverzoek geannuleerd. De rechters hebben kenbaar gemaakt dit te hebben ervaren als een oneigenlijk gebruik van het wrakingsinstrument. De wrakingskamer wijst erop dat in het Marengoproces namens verzoeker al eerder wrakingsverzoeken zijn gedaan waarin het hiervoor geciteerde arrest van de Hoge Raad is miskend. De wrakingskamer ziet op dit moment echter geen aanleiding om gebruik te maken van haar bevoegdheid als bedoeld in artikel 515, vierde lid Sv.

7.De beslissing

De Wrakingskamer:
- wijst het wrakingsverzoek af.
Aldus gegeven door mr. P.B. Martens, voorzitter, en mrs. T.H. van Voorst Vader en P.L.C.M. Ficq, leden, en uitgesproken op 9 december 2021.