Op 10 november 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 3 september 2021 en betreft een vonnis van het District Court in Trzcianka van 6 maart 2019, waarbij de opgeëiste persoon is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van één jaar en zes maanden. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Poolse nationaliteit heeft. Tijdens de zitting op 27 oktober 2021 is de opgeëiste persoon bijgestaan door zijn raadsman en een tolk.
De rechtbank heeft de argumenten van de raadsman, die stelde dat de overlevering geweigerd moest worden vanwege zorgen over de detentieomstandigheden in Polen, zorgvuldig overwogen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen objectieve en betrouwbare gegevens zijn die wijzen op een reëel gevaar voor onmenselijke of vernederende behandeling van gedetineerden in Polen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de overlevering niet in strijd is met het recht op een eerlijk proces, aangezien er geen zwaarwegende gronden zijn die de onafhankelijkheid van de rechterlijke instantie in twijfel trekken.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan, waarbij de beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier en uitgesproken in openbare zitting. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in artikel 29, tweede lid, OLW.