Op 24 november 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Onderzoeksrechter in de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, België. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 22 september 2021. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft. De verdediging voerde aan dat de beschrijving van de deelname aan een criminele organisatie in het EAB onvoldoende was onderbouwd, maar de officier van justitie betoogde dat er voldoende aanwijzingen waren voor deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank oordeelde dat het EAB voldeed aan de vereisten van de Overleveringswet (OLW) en dat de feiten genoegzaam waren omschreven.
De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in België beoordeeld. Er werd vastgesteld dat er een reëel gevaar bestond voor onmenselijke of vernederende behandeling in bepaalde Belgische detentie-instellingen, maar de rechtbank oordeelde dat de gegeven garanties door de Belgische autoriteiten voldoende waren om te waarborgen dat de opgeëiste persoon na overlevering niet in dergelijke omstandigheden zou worden geplaatst. De rechtbank concludeerde dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering en dat deze kon worden toegestaan. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met mr. C. Klomp als voorzitter, en de griffier was mr. K. Spanjaart.