In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 november 2021 uitspraak gedaan op een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de rechtbank van eerste aanleg van Henegouwen, afdeling van Tournai, België. De opgeëiste persoon, geboren in Marokko, is verdacht van diefstal met geweld, gepleegd in de nacht van 3 op 4 november 2010 in Moeskroen. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering behandeld op openbare zittingen op 14 en 21 oktober 2021. Tijdens deze zittingen was de opgeëiste persoon niet aanwezig, maar zijn raadsman was wel aanwezig.
De rechtbank heeft overwogen dat het EAB voldoet aan de vereisten van de OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De raadsman heeft betoogd dat de opgeëiste persoon gelijkgesteld kan worden met een Nederlander, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat dit beroep niet kan slagen, omdat de opgeëiste persoon niet heeft aangetoond dat hij ten minste vijf jaren ononderbroken rechtmatig in Nederland heeft verbleven. Daarnaast heeft de rechtbank de detentieomstandigheden in België beoordeeld en geconcludeerd dat er geen reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling van de opgeëiste persoon in de Belgische detentie.
De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de overlevering toe te staan, omdat het EAB voldoet aan de eisen van de OLW en er geen belemmeringen zijn voor de uitvoering van het verzoek. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.