ECLI:NL:RBAMS:2021:6319

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 november 2021
Publicatiedatum
4 november 2021
Zaaknummer
13/751864-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel; beoordeling van detentieomstandigheden en gelijkstelling met een Nederlander

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 november 2021 uitspraak gedaan op een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de rechtbank van eerste aanleg van Henegouwen, afdeling van Tournai, België. De opgeëiste persoon, geboren in Marokko, is verdacht van diefstal met geweld, gepleegd in de nacht van 3 op 4 november 2010 in Moeskroen. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering behandeld op openbare zittingen op 14 en 21 oktober 2021. Tijdens deze zittingen was de opgeëiste persoon niet aanwezig, maar zijn raadsman was wel aanwezig.

De rechtbank heeft overwogen dat het EAB voldoet aan de vereisten van de OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De raadsman heeft betoogd dat de opgeëiste persoon gelijkgesteld kan worden met een Nederlander, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat dit beroep niet kan slagen, omdat de opgeëiste persoon niet heeft aangetoond dat hij ten minste vijf jaren ononderbroken rechtmatig in Nederland heeft verbleven. Daarnaast heeft de rechtbank de detentieomstandigheden in België beoordeeld en geconcludeerd dat er geen reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling van de opgeëiste persoon in de Belgische detentie.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de overlevering toe te staan, omdat het EAB voldoet aan de eisen van de OLW en er geen belemmeringen zijn voor de uitvoering van het verzoek. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751864-20
RK nummer: 21/4926
Datum uitspraak: 4 november 2021
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 17 augustus 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 24 juni 2021 door de rechtbank van eerste aanleg van Henegouwen, afdeling van Tournai, Doornik (België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 1984,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] ,
gedetineerd in [detentieadres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Zitting 14 oktober 2021
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 14 oktober 2021. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. N.R. Bakkenes.
De opgeëiste persoon was niet aanwezig. Zijn raadsman, mr. S. Ettalhaoui, advocaat te Amsterdam, was wel aanwezig. In verband met het aanwezigheidsrecht van de opgeëiste persoon is de behandeling van de vordering aangehouden tot de zitting van 21 oktober 2021.
Zitting 21 oktober 2021
De behandeling van de vordering is voortgezet op de openbare zitting van 21 oktober 2021.
Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. S. Ettalhaoui, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Arabische taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
2. Identiteit van de opgeëiste persoon
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Marokkaanse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een ‘Europees aanhoudingsbevel bij verstek’, uitgevaardigd op 24 juni 2021. Bij e-mail van 3 september 2021 is het aan het EAB ten grondslag liggende nationale aanhoudingsbevel toegezonden. Het betreft een aanhoudingsbevel bij verstek van de onderzoeksrechter bij de rechtbank van eerste aanleg van Henegouwen, afdeling van Tournai (Doornik) van 24 juni 2021 (dossier no 11/015).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Belgisch recht strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Genoegzaamheid

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het feit niet genoegzaam is omschreven, zodat de overlevering moet worden geweigerd.
De officier van justitie is van oordeel dat dit verweer moet worden verworpen.
De rechtbank overweegt dat het EAB gegevens dient te bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht en het voor de rechtbank duidelijk is of het verzoek voldoet aan de in de Overleveringswet geformuleerde vereisten. Daartoe dient het EAB een beschrijving te bevatten van de omstandigheden waaronder het strafbare feit is gepleegd, met vermelding van, in ieder geval, het tijdstip, de plaats en de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij het strafbare feit. Bovendien dient die beschrijving de naleving van het specialiteitsbeginsel te kunnen waarborgen.
Uit onderdeel e) van het EAB blijkt dat de opgeëiste persoon ervan wordt verdacht zich als (mede)dader schuldig te hebben gemaakt aan diefstal met geweld (de dood tot gevolg hebbend) te Moeskroen in de nacht van 3 op 4 november 2010. Het feit is daarmee naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam omschreven. Ook is het voor de opgeëiste persoon voldoende duidelijk waar hij van wordt verdacht.

5.Strafbaarheid; feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 18, te weten:
georganiseerde of gewapende diefstal.
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op dit feit naar Belgisch recht een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

6.Onschuldverweer

De opgeëiste persoon heeft verklaard niet schuldig te zijn aan het feit. Hij heeft dit echter tijdens het verhoor ter zitting niet aangetoond.
De onschuldbewering kan reeds om die reden niet leiden tot weigering van de overlevering.

7.Beroep op gelijkstelling met een Nederlander als bedoeld in artikel 6 OLW

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de opgeëiste persoon kan worden gelijkgesteld met een Nederlander, zodat hij aanspraak kan maken op een zogenaamde terugkeergarantie om een eventuele straf in Nederland te ondergaan.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het beroep op gelijkstelling – bij gebrek aan een schriftelijke onderbouwing – niet kan slagen. De opgeëiste persoon beschikt over een reguliere verblijfsvergunning voor bepaalde tijd. Hij heeft niet aangetoond dat hij ten minste vijf jaren ononderbroken rechtmatig in Nederland heeft verbleven (zoals bedoeld in artikel 6, derde lid, OLW). Bovendien blijkt uit de brief van 29 september 2021 van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) dat de verwachting niet bestaat dat de opgeëiste persoon zijn recht van verblijf in Nederland niet zal verliezen ten gevolge van een hem na overlevering op te leggen straf of maatregel.

8.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

Bij uitspraak van 22 juni 2021 [1] heeft de rechtbank geconcludeerd dat in België een reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling voor gedetineerden die terecht komen in een instelling waar sprake is van grondslapers waardoor de minimale persoonlijke ruimte van 3 m2 in een meerpersoonscel niet meer is gewaarborgd, alsmede waar sprake is van niet-afgeschermde toiletten in meerpersoonscellen. De detentie-instellingen waarvan hier sprake is, zijn: Antwerpen, Gent, Brugge, Oudenaarde, Hasselt, Dendermonde en Mechelen.
De
General Counsellorbij het
Directorate General Legislation, Fundamental Rights and Freedomsheeft bij brief van 9 september 2021 de volgende algemene garantie gegeven:
“Als algemene regel, kunnen in België de volgende algemene waarborgen gegeven worden bij een overlevering in het kader van de tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel :
- De overgeleverde persoon zal in een cel worden opgesloten waarvan de oppervlakte en de inrichting beantwoordt aan de normen van het CPT van de Europese Raad (minimum 3m2). Dit zowel wanneer hij alleen verblijft in een cel als wanneer hij een daarvoor aangepaste en grotere cel deelt met een andere persoon.
- De sanitaire blokken, doorgaans voorzien van een wasbak en toilet, zijn afgescheiden van de rest van de cel door een muur of door een scherm. Soms is er ook een douche voorzien. In dat geval is het sanitair complex afgescheiden van de rest van de cel.”
Eerder in deze brief wordt ten aanzien van gevangenissen waar gedetineerden op een extra matras slapen, ofwel waar de ‘grondslapers-problematiek’ zich voordoet, over de celruimte en de sanitaire blokken de volgende opmerking gemaakt:
“Bovendien garanderen wij dat in de gevangenissen waarin dit fenomeen zich voordoet, er zal op toegezien worden dat de overgeleverden niet zullen worden opgesloten in een dergelijke afdeling zodat de overgeleverde personen ten minste over 3m2 personal space beschikken exclusief de sanitaire blokken.”
In haar uitspraak van 7 oktober 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:5759) heeft de rechtbank overwogen dat de hiervoor genoemde brief van de Belgische autoriteiten van 9 september 2021 in elke overleveringszaak geldig is, zoals de Belgische autoriteiten in bedoelde brief hebben bevestigd, en dat het om die reden niet noodzakelijk is dat voor elke individuele opgeëiste persoon een detentiegarantie wordt opgevraagd. Gelet op het voorgaande staan de detentieomstandigheden niet aan overlevering in de weg.

9.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

10.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

11.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de rechtbank van eerste aanleg van Henegouwen, afdeling van Tournai, Doornik (België).
Aldus gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. J.P.W. Helmonds en M. Snijders Blok-Nijensteen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N.M. van Trijp, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 4 november 2021.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.