In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 oktober 2021 uitspraak gedaan in een beroep van [eiser] tegen een besluit van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) dat zijn (partner)toeslag op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) per 1 november 2019 is beëindigd. Het primaire besluit werd op 27 september 2019 verzonden, maar [eiser] ontving dit besluit pas meer dan een maand later in Marokko. De Svb verklaarde het bezwaar van [eiser] niet-ontvankelijk omdat het bezwaarschrift niet binnen de wettelijke termijn van zes weken was ingediend en de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. De rechtbank heeft vastgesteld dat [eiser] het primaire besluit weliswaar later ontving, maar dat dit niet betekent dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. De rechtbank heeft geen inhoudelijke beoordeling van de beëindiging van de toeslag gedaan, maar enkel de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar beoordeeld. De rechtbank concludeert dat de Svb het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en verklaart het beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht.