ECLI:NL:RBAMS:2021:6178

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 oktober 2021
Publicatiedatum
28 oktober 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 4286
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen beëindiging partner toeslag op grond van de Algemene Ouderdomswet

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 oktober 2021 uitspraak gedaan in een beroep van [eiser] tegen een besluit van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) dat zijn (partner)toeslag op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) per 1 november 2019 is beëindigd. Het primaire besluit werd op 27 september 2019 verzonden, maar [eiser] ontving dit besluit pas meer dan een maand later in Marokko. De Svb verklaarde het bezwaar van [eiser] niet-ontvankelijk omdat het bezwaarschrift niet binnen de wettelijke termijn van zes weken was ingediend en de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. De rechtbank heeft vastgesteld dat [eiser] het primaire besluit weliswaar later ontving, maar dat dit niet betekent dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. De rechtbank heeft geen inhoudelijke beoordeling van de beëindiging van de toeslag gedaan, maar enkel de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar beoordeeld. De rechtbank concludeert dat de Svb het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en verklaart het beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 20/4286

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 oktober 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] (Marokko), eiser (hierna: [eiser] )

en
de raad van bestuur van de sociale verzekeringsbank,verweerder (hierna: de Svb).

Procesverloop

Met een besluit van 27 september 2019 (het primaire besluit) heeft de Svb op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) de (partner)toeslag van [eiser] beëindigd per 1 november 2019.
Met een besluit van 11 mei 2020 (het bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van [eiser] niet-ontvankelijk verklaard.
[eiser] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft partijen op grond van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de gelegenheid gesteld om binnen een termijn van vier weken aan te geven of zij op een zitting willen worden gehoord. De rechtbank heeft van partijen geen reactie ontvangen. De rechtbank heeft daarom bepaald dat er geen zitting zal plaatsvinden en het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Met het bestreden besluit heeft de Svb het bezwaar van [eiser] niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaarschrift niet binnen zes weken na verzending van het primaire besluit is ingediend en de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is.
2. [eiser] voert aan dat hij het primaire besluit pas meer dan een maand later heeft ontvangen. Hij ontvangt zijn post op het Marokkaanse platteland en de post vanuit het buitenland komt daar pas na weken dan wel maanden aan. Daarnaast voert [eiser] aan dat hij oud en ziek is, vanwege zijn gezondheidstoestand hoge zorgkosten heeft en dat hij zonder pensioen niet in zijn levensonderhoud kan voorzien.
3. De rechtbank stelt voorop dat het beroep van [eiser] alleen gaat over de vraag of de Svb zijn bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Aan een inhoudelijke beoordeling van de beëindiging van de toeslag komt de rechtbank niet toe. De door [eiser] in dit kader aangevoerde gronden blijven dan ook buiten beschouwing.
4. [eiser] erkent het primaire besluit te hebben ontvangen en de verzending van het primaire besluit op 27 september 2019 wordt niet bestreden, maar hij heeft desgevraagd aangegeven dat dit meer dan een maand te laat werd bezorgd. De Svb heeft het primaire besluit niet aangetekend verzonden en gaat er, gelet op de mededeling van [eiser] , van uit dat [eiser] dit in ieder geval binnen twee maanden heeft ontvangen, dus uiterlijk op
29 november 2019. Het lag volgens de Svb op de weg van [eiser] om binnen twee weken na ontvangst van het besluit bezwaar te maken. Het bezwaarschrift van [eiser] is gedateerd op 23 december 2019 en op 23 januari 2020 door de Svb ontvangen. Volgens de Svb heeft [eiser] daarmee niet zo spoedig mogelijk bezwaar gemaakt.
5. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt zes weken. [1] De termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. [2] De bekendmaking van besluiten geschiedt door toezending of uitreiking. [3] De niet-ontvankelijkverklaring van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift blijft achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. [4]
6. De rechtbank gaat uit van verzending van het primaire besluit op de daarop vermelde datum, nu [eiser] dit niet heeft bestreden. Dat hij het besluit veel later heeft ontvangen, moet volgens rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) worden opgevat als een beroep op artikel 6:11 van de Awb. [5] Het bezwaarschrift is niet binnen zes weken ontvangen en daarmee buiten de termijn ingediend. [eiser] heeft niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. De omstandigheid dat [eiser] op het Marokkaanse platteland woont en daardoor zijn post uit het buitenland vaak later ontvangt, betekent niet dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Volgens vaste rechtspraak van de Raad geldt de termijn van zes weken ook voor iemand die in het buitenland verblijft, tenzij bij wet in formele zin anders is geregeld. [6] De bezwaartermijn is met opzet ruim gekozen en daarbij is rekening gehouden met feestdagen en andere vertragende factoren, bijvoorbeeld in de postbezorging. Verder heeft de Svb zich terecht op het standpunt gesteld dat de geadresseerde bij latere ontvangst niet alsnog de volle termijn ter beschikking heeft, maar bezwaar moet maken zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk is. Dat is in beginsel binnen twee weken na kennisneming van het besluit. De rechtbank kan de Svb volgen in het standpunt dat [eiser] in elk geval niet binnen twee weken na kennisneming van het besluit alsnog bezwaar heeft gemaakt.
Conclusie
7. De rechtbank is van oordeel dat de Svb het bezwaarschrift op goede gronden niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Het beroep is ongegrond. Voor een vergoeding van het door [eiser] betaalde griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E.J.M. Gielen, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.M. Mazurel, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
27 oktober 2021.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie artikel 6:7 van de Awb.
2.Zie artikel 6:8, eerste lid, van de Awb.
3.Zie artikel 3:41 van de Awb.
4.Zie artikel 6:11 van de Awb.
5.Zie de uitspraken van 7 juni 2005, ECLI:NL:CRVB:2005:AT7061 en 14 augustus 2018,
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 1 april 2004, ECLI:NL:CRVB:2004:AP4464.