ECLI:NL:RBAMS:2021:5742

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 augustus 2021
Publicatiedatum
11 oktober 2021
Zaaknummer
AWB - 21 _ 291
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

WIA-uitkering; beoordeling arbeidsongeschiktheid en medische rapportages

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 24 september 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres], een Belgische, en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de afwijzing van haar aanvraag voor een WIA-uitkering. De rechtbank behandelt de zaak naar aanleiding van een primaire beslissing van het Uwv op 24 juli 2020, waarin de aanvraag van [eiseres] werd afgewezen. Na een ongegrond verklaard bezwaar op 4 december 2020, heeft [eiseres] beroep ingesteld. De rechtbank heeft de zaak op 18 augustus 2021 behandeld, waarbij zowel [eiseres] als het Uwv vertegenwoordigd waren.

De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsartsen zorgvuldig hebben gehandeld en dat de rapportages waarop het Uwv zijn besluit baseerde, van bijzondere waarde zijn. [eiseres] had de mogelijkheid om medische informatie aan te leveren, maar heeft dit niet gedaan. De rechtbank concludeert dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat [eiseres] op 10 december 2019 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, en dat zij daarom geen recht heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank wijst het verzoek van [eiseres] om een deskundige te benoemen af, omdat er geen twijfel bestaat over de medische beoordeling. De uitspraak eindigt met de beslissing dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/291

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 september 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] (België), eiseres (hierna: [eiseres] )

(gemachtigde: mr. L.N. Hermans),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder (hierna: Uwv)
(gemachtigde: J.F.C.A.M. Weterings).

Procesverloop

Op 24 juli 2020 (het primaire besluit) heeft het Uwv de aanvraag van [eiseres] om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) afgewezen.
Op 4 december 2020 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van [eiseres] ongegrond verklaard.
[eiseres] heeft hiertegen beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak op 18 augustus 2021 behandeld op een zitting met beeld- en geluidverbinding (Skype). [eiseres] is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Wat voorafging aan deze procedure
1. [eiseres] werkte als laatst als meewerkend manager versafdeling. Op 12 december 2017 meldde zij zich ziek vanuit de Werkloosheidswet (WW). Na een wachttijd van 104 weken heeft zij een WIA-uitkering aangevraagd.
2. Het Uwv heeft [eiseres] voor de WIA-beoordeling laten onderzoeken door een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige. De verzekeringsarts heeft zijn bevindingen opgenomen in een rapport en functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 24 juni 2020. Op basis hiervan heeft de arbeidsdeskundige functies geselecteerd die [eiseres] met haar beperkingen nog kan uitvoeren. De arbeidsdeskundige concludeert dat [eiseres] vanaf de datum in geding (10 december 2019) 0% arbeidsongeschikt is. Omdat [eiseres] minder dan 35% arbeidsongeschikt is, ontvangt zij van het Uwv geen WIA-uitkering.
3. [eiseres] heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Daarom heeft het Uwv opnieuw onderzoek laten doen naar de arbeidsongeschiktheid van [eiseres] door een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. De verzekeringsarts bezwaar en beroep wijkt af van het oordeel van de primaire verzekeringsarts en heeft op 10 november 2020 een gewijzigde FML opgesteld. Op basis hiervan heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep het arbeidsongeschiktheidspercentage opnieuw berekend en vastgesteld dat [eiseres] 0% arbeidsongeschikt is. Het Uwv heeft daarom het bezwaar van [eiseres] ongegrond verklaard.
4. [eiseres] vindt dat zij wél recht heeft op een WIA-uitkering en wil een oordeel van de rechtbank over het bestreden besluit.
Het oordeel van de rechtbank
5. In geschil is of het Uwv terecht geen WIA-uitkering aan [eiseres] heeft toegekend, omdat zij op 10 december 2019 minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
6. Aan rapporten opgesteld door een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep komen, indien deze rapporten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, geen inconsistenties bevatten en concludent zijn, naar vaste rechtspraak een bijzondere waarde toe, in die zin dat het Uwv zijn besluiten omtrent de arbeidsongeschiktheid van een betrokkene op dit soort rapporten mag baseren. Zulks betekent echter geenszins dat deze rapportages en het daarop gebaseerde besluit in beroep of in hoger beroep onaantastbaar zijn. Het is echter gelet op artikel 8:69 van de Algemene wet bestuursrecht wel aan betrokkene om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat de rapportages niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, inconsistenties bevatten, niet concludent zijn, dan wel dat de in de rapportages gegeven beoordeling onjuist is. Het aannemelijk maken dat de rapportages niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, inconsistenties bevatten, dan wel niet concludent zijn kan geschieden door niet medisch geschoolden. Voor het aannemelijk maken dat de gegeven beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapportage van een regulier medicus noodzakelijk. [1]
De zorgvuldigheid van de medische beoordeling
7. [eiseres] stelt zich op het standpunt dat het medisch onderzoek onzorgvuldig tot stand is gekomen. [eiseres] heeft een onafhankelijk expertiserapport van 18 juni 2020 ingebracht en het Uwv heeft dit rapport niet bij de beoordeling betrokken. Verder vindt [eiseres] het onzorgvuldig dat de verzekeringsarts geen medische stukken heeft opgevraagd bij haar behandelend specialisten en huisarts.
8. De rechtbank oordeelt dat de onderzoeken van de verzekeringsartsen zorgvuldig tot stand zijn gekomen en voldoen aan de gestelde eisen. De primaire verzekeringsarts heeft kennisgenomen van het medisch dossier van [eiseres] en haar op een spreekuur gezien. [eiseres] is lichamelijk en psychisch onderzocht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft tijdens de telefonische hoorzitting met [eiseres] over haar lichamelijke en psychische klachten gesproken. Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep het expertiserapport van 18 juni 2020 bij de beoordeling betrokken. De klachten die [eiseres] ervaart, staan ook genoemd bij het onderdeel ‘beschouwing’ van het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De rechtbank oordeelt verder dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep van zijn eigen deskundigheid mag uitgaan. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep is niet verplicht om medische informatie op te vragen of advies in te winnen indien daartoe geen aanleiding wordt gezien. Raadpleging van de behandelend sector is aangewezen in die gevallen waarin al een behandeling in gang is gezet of zal worden gezet die een beduidend effect zal hebben op de mogelijkheden tot het verrichten van arbeid, of indien iemand stelt dat de behandelend sector een beredeneerd afwijkend standpunt heeft over zijn beperkingen. [2] [eiseres] heeft niets aangedragen waaruit blijkt dat een van beide situaties zich hier voordoet. Een operatie met een hersteltijd van twaalf weken valt hier naar het oordeel van de rechtbank niet onder. Bovendien had zij de informatie van de behandelend specialisten en de huisarts ook zelf kunnen inbrengen.
9. Ook heeft het Uwv volgens [eiseres] haar verzoek om een urenbeperking ten onrechte niet beoordeeld en niet vastgesteld hoe hoog haar belastbaarheid is in herhalingen en tijdsduur.
10. De rechtbank constateert dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in haar rapport de urenbeperking heeft beoordeeld en concludeert dat daarvoor geen aanleiding bestaat. [eiseres] heeft geen objectieve medische gegevens overgelegd waaruit blijkt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten onrechte geen urenbeperking heeft aangenomen. De rechtbank volgt daarom het oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
De medische beoordeling
11. [eiseres] voert aan dat zij meer beperkingen heeft dan door het Uwv is aangenomen. Daarom is de FML onjuist. Bij het persoonlijk en sociaal functioneren en bij de dynamische en statische houdingen worden beperkingen met factor 1 aangehouden ten opzichte van de normaalwaarden. Deze beoordeling is te licht en vormt een overbelasting van haar psychische en fysieke belastbaarheid. Zij kan niet dragen, tillen, trekken, duwen, draaien, reiken en traplopen. Ook kan zij niet langer dan tien minuten staan, zitten en lopen. Verder raakt zij overbelast als zij doelgericht moet handelen, zich moet concentreren, in duurbelasting handelingen moet uitvoeren, moet samenwerken of emotionele problemen moet hanteren. Ter ondersteuning van haar standpunt verwijst zij naar het expertiserapport van 18 juni 2020 waarin is gekeken naar de medische situatie van [eiseres] op
10 augustus 2017. Hoewel het rapport is opgesteld vóór de datum in geding, is het medische feitencomplex nog steeds actueel en heeft [eiseres] zelfs meer beperkingen.
12. De rechtbank vindt de rapporten van de verzekeringsartsen inzichtelijk en kan de conclusies daarvan volgen. Hetgeen [eiseres] aanvoert, leidt naar het oordeel van de rechtbank niet tot een andere conclusie. De rechtbank overweegt dat [eiseres] geen objectieve medische gegevens heeft ingebracht om de conclusies van de verzekeringsartsen in twijfel te trekken. Ook overweegt de rechtbank dat [eiseres] geen medische stukken heeft overgelegd waaruit volgt dat haar psychische en fysieke klachten moeten leiden tot meer beperkingen dan reeds zijn aangenomen. Dit doet niet af aan de wijze waarop [eiseres] haar klachten ervaart, maar de rechtbank kan alleen maar letten op klachten die objectief aanwijsbaar zijn. Daarvoor kijkt de rechtbank naar de beoordeling van de verzekeringsartsen. Ten aanzien van het expertiserapport merkt de rechtbank op dat het rapport ziet op de toestand van [eiseres] op 10 augustus 2017, terwijl de datum in geding in deze procedure 28 maanden later is. Naar het oordeel van de rechtbank hebben de verzekeringsartsen de benutbare mogelijkheden van [eiseres] juist vastgesteld.
De arbeidskundige beoordeling
13. [eiseres] voert aan dat zij niet in staat is om de geselecteerde functies uit te oefenen, omdat haar beperkingen in de FML zijn onderschat en de arbeidsdeskundige uitgaat van verkeerde informatie. Het arbeidskundige onderzoek is onzorgvuldig uitgevoerd.
14. De rechtbank oordeelt dat het arbeidskundige onderzoek voldoet aan de eisen. De arbeidsdeskundige is uitgegaan van de FML van 10 november 2020. Op basis daarvan zijn de functies wikkelaar en productiemedewerker metaal en industrie komen te vervallen. De functies monteur printplaten, productiemedewerker industrie en administratief ondersteunend medewerker vindt de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep nog steeds passend. Daar waar sprake is van signaleringen en mogelijke overschrijdingen, heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep onderbouwd waarom de geduide functies geschikt zijn voor [eiseres] .
Benoemen deskundige
15. Aan het verzoek van [eiseres] om een deskundige te benoemen, geeft de rechtbank geen gehoor. De rechtbank benoemt een deskundige indien twijfel bestaat over de juistheid van de medische beoordeling. De door [eiseres] ingebrachte gegevens leiden niet tot die twijfel.
Conclusie
16. Omdat [eiseres] minder dan 35% arbeidsongeschikt is, heeft het Uwv terecht geen WIA-uitkering aan [eiseres] toegekend.
17. Het beroep is ongegrond. [eiseres] krijgt dus geen gelijk.
18. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H.M. van de Ven, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.M. Mazurel, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep, postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Als hoger beroep is ingesteld, kan daar worden verzocht om een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 22 mei 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1683.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 9 maart 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BV8337.