10. De kantonrechter is in dit geval van oordeel dat de Suppletieregeling kwalificeert als een gelijkwaardige voorziening als bedoeld in artikel 7:673b BW (oud). Daartoe wordt het volgende overwogen.
10. Gezien voorgaand toetsingskader is uitgangspunt of de gekapitaliseerde waarde van de Suppletieregeling op het tijdstip van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst gelijkwaardig is aan hetgeen [verzoekster] aan transitievergoeding zou ontvangen. Uit de door ABN AMRO gemaakte berekening, die [verzoekster] niet heeft betwist, blijkt dat de premievrije voortzetting van de pensioenopbouw op de einddatum van de arbeidsovereenkomst een gekapitaliseerde potentiële waarde had van
€ 68.464,00 bruto. Dit bedrag overstijgt de door [verzoekster] berekende transitievergoeding van € 22.383,84 aanzienlijk.
10. [verzoekster] heeft naar de kern genomen aangevoerd dat zij vanwege haar ziekte – progressieve MS – waarschijnlijk niet zal kunnen genieten van de pensioenuitkering. Van een uitkering van de transitievergoeding zou ze nu juist wel kunnen genieten. Ter zitting heeft [verzoekster] nog opgemerkt dat zij niet begrijpt waarom zij niet in aanmerking komt voor uitkering van de arbeidsongeschiktheidsverzekering van ABN AMRO. Een en ander voelt heel onrechtvaardig, aldus [verzoekster] .
10. Met betrekking tot laatst genoemd punt kan worden vastgesteld dat bedoelde arbeidsongeschiktheidsverzekering voorziet in aanvulling tot maximaal 75% van het laatstelijk salaris. [verzoekster] ontvangt door de IVA-uitkering reeds 75% van haar laatst verdiende loon. Voorgaande is namens ABN AMRO ter zitting onbetwist toegelicht.
10. Aldus is op zich juist dat [verzoekster] in inkomen is achteruit gegaan sinds haar arbeidsongeschiktheid. Er is echter geen sprake van dat [verzoekster] minder krijgt dan waarop zij recht heeft. Afgezien van eventuele emolumenten in het verleden ontvangt [verzoekster] thans aan uitkering ongeveer evenveel (of zelfs meer) dan het salaris dat zij verdiende voordat zij arbeidsongeschikt werd (€ 2.542,58 bruto exclusief vakantiegeld resp. 2.354,29 bruto per maand inclusief vakantietoeslag), zo is ter zitting besproken (en blijkt ook uit de overgelegde bewijsstukken). [verzoekster] ontvangt deze arbeidsongeschiktheidsuitkering (zo nodig aangevuld door ABN AMRO) tot de datum van haar pensioengerechtigde leeftijd.
10. In het geval van [verzoekster] voorziet de Suppletieregeling feitelijk alleen in de financiering van een pensioentoezegging met premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid. Een soortgelijke situatie speelde in de uitspraak, waarop [verzoekster] beroep heeft gedaan. Volgens het Hof was daarom geen sprake van een voorziening die is getroffen voor het geval de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd, terwijl dat bij de transitievergoeding wel het geval is. Zoals de ABN AMRO heeft aangevoerd is bedoelde uitspraak van het Hof vernietigd door Hoge Raad3. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat voor de gelijkwaardigheid van een voorziening niet is vereist dat de voorziening is getroffen voor het geval dat de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd, noch dat deze pas na beëindiging van de arbeidsovereenkomst wordt verstrekt of haar werking heeft.
10. Met andere woorden, de omstandigheid dat de Suppletieregeling bij [verzoekster] neerkomt op een uitgestelde voorziening, is geen argument om aan te nemen dat de Suppletieregeling geen gelijkwaardige voorziening is.
10. Blijft over de door [verzoekster] gestelde omstandigheid dat zij tegen de tijd dat ze haar pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt vanwege haar ziekte waarschijnlijk geen voordeel zal hebben van de Suppletieregeling. De kantonrechter ziet in dat deze omstandigheid, indien bewaarheid, voor [verzoekster] onrechtvaardig voelt. Dit leidt echter niet tot een ander oordeel. Doorslaggevend daarbij is het oordeel van de Hoge Raad over de toepassing van artikel 7:673b BW (oud), zoals hiervoor besproken. De gekapitaliseerde potentiële waarde overtreft in dit geval de hoogte van de transitievergoeding per datum einde arbeidsovereenkomst in aanzienlijke mate, waarbij [verzoekster] zowel voor als na haar pensioendatum is verzekerd van uitkering van 75% van haar laatstverdiende salaris. Onder deze omstandigheden is sprake van een gelijkwaardige voorziening, beoordeeld naar de maatstaf zoals die zoals in de wetsgeschiedenis en de rechtspraak is uitgewerkt.
10. De conclusie is dat het verzoek [verzoekster] zal worden afgewezen.
10. De kantonrechter ziet in de omstandigheden van het geval aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.