Overwegingen
Achtergrond van deze zaken
1. De aanslagen zijn aan [eiseres] opgelegd op grond van de Verordening zuiveringsheffing Amstel Gooi en Vecht 2018 en de Verordening zuiveringsheffing Amstel Gooi en Vecht 2019 (de verordeningen). [eiseres] is een zogenaamd meetbedrijf voor de zuiveringsheffing bedrijven. Dit betekent dat [eiseres] jaarlijks een meetbeschikking ontvangt en op basis daarvan meting, bemonstering en analyse uitvoert of laat uitvoeren van de vervuilingseenheden die zij afvoert. De vervuilingseenheden gelden als heffingsgrondslag voor de aanslag zuiveringsheffing bedrijven. In Bijlage I bij de verordeningen zijn voorschriften voor meting, bemonstering, analyse en berekening van de vervuilingseenheden opgenomen. Hierbij wordt onder andere verwezen naar NEN-norm 6600-1 en NEN- en ISO-norm 5667-3. NEN-norm 6600-1 heeft betrekking op de bemonstering, terwijl NEN- en ISO-norm 5667-3 ziet op de conservering van het genomen monster. De rechtbank zal deze normen hierna aanduiden als ‘de NEN-normen’.
2. Voor de relevante regelgeving verwijst de rechtbank naar de bijlage bij deze uitspraak die deel uitmaakt van de uitspraak.
3. [eiseres] voert aan dat de verordeningen onverbindend zijn, omdat de NEN-normen waarnaar in Bijlage I bij de verordeningen wordt verwezen niet op de voorgeschreven wijze zijn gepubliceerd. Volgens [eiseres] moeten de aan haar opgelegde aanslagen om deze reden vernietigd worden.
4. De heffingsambtenaar stelt zich op het standpunt dat de verordeningen niet onverbindend zijn en dat de aanslagen terecht en tot een juiste hoogte zijn opgelegd. De heffingsambtenaar heeft hiervoor diverse argumenten naar voren gebracht, die de rechtbank verderop in de uitspraak zal weergeven en bespreken.
Het oordeel van de rechtbank
5. In de artikelen 73 en 111 van de Waterschapswet worden eisen gesteld aan de kenbaarheid van de maatstaven waarnaar de zuiveringsheffing wordt geheven. De NEN-normen zijn essentieel voor het vaststellen van de heffingsmaatstaf. Dit betekent dat ook voor wat betreft de NEN-normen aan de kenbaarheidseisen van de artikelen 73 en 111 van de Waterschapswet moet zijn voldaan. Uit een arrest van de Hoge Raad van 7 juni 2019volgt dat aan de kenbaarheidseisen alleen is voldaan als de normen zodanig zijn gepubliceerd dat zij voor een ieder toegankelijk zijn, zowel in het jaar waarvoor de belasting is geheven als in de daarop volgende jaren, en de authenticiteit van die gepubliceerde normen buiten twijfel is. Uit dit arrest van de Hoge Raad volgt verder dat daar in ieder geval sprake van is als die normen bekend zijn gemaakt door terinzagelegging op de wijze die in artikel 73, derde lid, van de Waterschapswet is bepaald voor bijlagen of als in de belastingverordening wordt verwezen naar een in de Staatscourant gepubliceerde tekst van de NEN-normen en in de belastingverordening de correcte volledige titel van die tekst alsmede het publicatiejaar en nummer van de Staatscourant worden vermeld.
6. De rechtbank moet beoordelen of ten aanzien van de in Bijlage I bij de verordeningen genoemde NEN-normen is voldaan aan de kenbaarheidseisen. De rechtbank stelt daarbij voorop dat het legaliteitsbeginsel in het belastingrecht een belangrijke rol speelt. Een belastingplichtige moet zelf aan de hand van de gepubliceerde wet- en regelgeving de omvang van zijn fiscale verplichtingen kunnen vaststellen. Dit betekent dat de hiervoor benodigde gegevens binnen een redelijke termijn en zonder overmatige inspanning te vinden en te raadplegen moeten zijn.
7. Vast staat dat voor belastingjaar 2018 de in de bijlage genoemde NEN-normen niet bekend zijn gemaakt door publicatie. Voor belastingjaar 2019 heeft het algemeen bestuur van het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht op 28 november 2019 het Besluit terinzagelegging NEN-normen in het Waterschapsblad 2019 vastgesteld
.Dit besluit is op 3 december 2019 bekend gemaakt in het Waterschapsblad 2019, nr. 12634. In het besluit staat dat de normbladen, genoemd in Bijlage I worden gepubliceerd door terinzagelegging op het kantoor van het waterschap. Verder staat vast dat in de verordeningen niet is vermeld dat de NEN-normen ter inzage liggen en dat in de verordening niet wordt verwezen naar een in de Staatscourant gepubliceerde tekst van de NEN-normen. De heffingsambtenaar heeft dit ook erkend.
8. Gelet hierop oordeelt de rechtbank dat de NEN-normen niet zodanig waren gepubliceerd dat zij voor een ieder toegankelijk waren. Er is dan ook niet voldaan aan de kenbaarheidseisen die volgen uit de artikelen 73 en 111 van de Waterschapswet en uit het arrest van de Hoge Raad van 7 juni 2019. Bekendmaking van een bijlage bij een verordening door middel van terinzagelegging is alleen mogelijk als dit in de verordening zelf is bepaald. In dit geval is in zowel in de Verordening van 2018 als in de Verordening 2019 niet vermeld dat de NEN-normen ter inzage liggen.
9. De heffingsambtenaar stelt zich op het standpunt dat uit het arrest van de Hoge Raad van 7 juni 2019 volgt dat van geval tot geval moet worden beoordeeld of aan de kenbaarheidseisen wordt voldaan. De heffingsambtenaar vindt dat in dit geval bij de beoordeling moet worden betrokken dat de inhoud van de NEN-normen tot in detail bij [eiseres] bekend is, omdat [eiseres] al jarenlang een meetbeschikking ontvangt en op basis daarvan bemonstering en analyse uitvoert of laat uitvoeren. Verder wijst de heffingsambtenaar erop dat Waternet zowel voorafgaande aan de meetbeschikking als bij de uitvoering van het meten en bemonsteren veel informatie verstrekt over de voorschriften en eisen aan de processtappen om tot de vervuilingseenheden te komen. Volgens de heffingsambtenaar zijn de NEN-normen verder altijd ter inzage geweest en heeft Waternet meermaals een bezoek gebracht aan [eiseres] voor controle van de metingen en bemonstering en het nemen van contra-expertisemonsters, waarbij alle ruimte was om vragen te stellen over de NEN-normen of onduidelijkheden aan de orde stellen.
10. Zoals de rechtbank al heeft geoordeeld in haar uitspraak van 16 juni 2021brengen deze argumenten van de heffingsambtenaar de rechtbank niet tot een ander oordeel. In het arrest van 7 juni 2019 heeft de Hoge Raad overwogen dat, als vaststaat dat de NEN-normen in de Staatscourant zijn gepubliceerd, maar het publicatiejaar en -nummer niet in de belastingverordening zijn vermeld, van geval tot geval moet worden beoordeeld of desalniettemin aan de kenbaarheidseisen is voldaan. De NEN-normen waar het hier om gaat zijn echter niet in de Staatscourant gepubliceerd. De ‘geval tot geval’-beoordeling is daarom hier niet aan de orde. Dat [eiseres] op de hoogte is van de inhoud van de NEN-normen en dat zij bij de verschillende bezoeken niet heeft aangegeven dat de NEN-normen niet kenbaar waren voor haar, is naar het oordeel van de rechtbank niet van belang voor de vraag of is voldaan aan de kenbaarheidseisen van de NEN-normen. Uit het legaliteitsbeginsel volgt immers dat de NEN-normen zodanig bekend moeten zijn gemaakt dat zij voor een ieder toegankelijk zijn. Ook moet de authenticiteit van de op elk moment geldende norm buiten twijfel zijn. Het gaat hierbij om een essentieel vereiste voor de vaststelling van een belastingverplichting, namelijk de publicatie van de toepasselijke normen. Als die publicatie, zoals in dit geval, ontbreekt of ontoereikend is, is dat een zodanig fundamenteel materieel gebrek in de regelgeving dat dit tot onverbindendheid van het desbetreffende onderdeel leidt.
11. Nu ten aanzien van de NEN-normen niet aan het kenbaarheidsvereiste is voldaan, zijn de verordeningen onverbindend voor zover bij het bepalen van de heffingsmaatstaf de vervuilingswaarde van de bedrijfsafvalwaterstroom moet worden bepaald op de in Bijlage I voorgeschreven wijze van meten, bemonsteren en analyseren. Nu de aan [eiseres] opgelegde aanslagen volledig zijn berekend met behulp van meting, bemonstering en analyse, leidt dit tot vernietiging van de aanslagen over de belastingjaren 2018 en 2019.
12. De beroepen zijn gegrond. De rechtbank vernietigt de bestreden uitspraken en de definitieve aanslagen zuiveringsheffing bedrijven over belastingjaren 2018 en 2019.
13. Omdat de beroepen gegrond zijn, moet de heffingsambtenaar het betaalde griffierecht van in totaal € 708 (2 x € 354) aan [eiseres] vergoeden.
14. De rechtbank veroordeelt de heffingsambtenaar in de door [eiseres] gemaakte proceskosten. De rechtbank stelt op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht de kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.026 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor de hoorzitting met een waarde per punt van € 265 en wegingsfactor 1; 1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor de zitting met een waarde per punt van € 748 en een wegingsfactor 1). De rechtbank oordeelt dat sprake is van samenhangende zaken, zodat de beroepszaken worden beschouwd als één zaak.